Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sjoerdsma over het bericht “Dreiging extreemrechts 'grote blinde vlek'” en het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 52
Vragen van het lid Sjoerdsma (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Dreiging extreemrechts «grote blinde vlek»» en het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 52 (ingezonden 29 mei 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 1 juli 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3214.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Dreiging extreemrechts is een «grote blinde vlek»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe duidt u de zorgen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), tevens
weergegeven in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN), dat rechts-extremisme
wereldwijd een opleving kent? Deelt u de stelling dat de toenemende populariteit van
rechts-extremisme in Nederland een «blinde vlek» is? Zo ja, hoe duidt u dit? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 2
De zorgen die zijn weergegeven in het jaarverslag van de AIVD en het DTN zijn herkenbaar
en worden onderschreven door de toename van rechts-extremistisch geweld in landen
als Duitsland, Groot-Brittannië en de VS. Ook in Nederland zijn we scherp op de ontwikkeling
en de mogelijke dreiging vanuit de rechts-extremistische hoek. De AIVD en de NCTV
hebben de afgelopen jaren extra aandacht besteed aan het fenomeen en hun bevindingen
in verschillende openbare publicaties over rechts-extremisme gedeeld. Ook in het DTN
52 is veel aandacht besteed aan rechts-extremisme2. Hoewel de Nederlandse rechts-extremistische offline scene wordt gekenmerkt door
fragmentatie, zwak leiderschap, persoonlijke animositeit en het ontbreken van een
consistente organisatievorm, wordt het risico dat rechts-extremistische eenlingen
of kleine groepen naar geweld grijpen, al dan niet door copy-cat gedrag, groter geacht
dan in het verleden.
Het fenomeen is al jaren een punt van aandacht en dat zal het naar verwachting de
komende jaren ook blijven.
Vraag 3
In hoeverre bent u het eens met de uitspraak «rechts-extremisme (...) is absoluut
mainstream geworden», ten opzichte van, zoals in het artikel gesteld, ongeveer 20
jaar geleden?
Antwoord 3
In Nederland komt, in vergelijking met veel van de ons omliggende landen, rechts-extremistisch
geweld weinig voor. In de afgelopen jaren zijn er groepen in de samenleving opgekomen
die trachten zeer rechts-extremistisch gedachtegoed tot gemeengoed te maken. Deze
bewegingen worden vaak geïnspireerd door het uit Amerika overgewaaide Alt-right gedachtegoed
en zij proberen dit op niet-gewelddadige wijze te bewerkstellingen. Bijvoorbeeld door
systematisch haat zaaien, het demoniseren van bevolkingsgroepen of het creëren van
een sfeer van angst. Online (internationaal) leeft er op verschillende rechts-extremistische
fora wel een sfeer van aanzetten tot geweld. Dat betreft individuen of groepen die
via chaos en met gebruik van geweld het afzetten van de overheid willen bespoedigen
en streven naar een blanke etnostaat. Ook is sprake van het verspreiden van nepnieuws
en samenzweringstheorieën op rechts-extremistische fora.
Vraag 4
Welke factoren zijn volgens u aan te wijzen als oorzaken voor de opleving van rechts-extremisme
in Nederland?
Antwoord 4
De aanwezige rechts-extreistische groepen in Nederland zijn marginaal en niet-gewelddadig.
Factoren voor de verhoogde dreiging zijn eenlingen die mogelijk online en onder de
radar radicaliseren en copy cat gedrag geïnspireerd door eerdere aanslagen. In het
DTN 52 wordt een genuanceerd beeld geschetst over de online en offlineontwikkelingen
in het rechts-extremistische Nederlandse landschap. De NCTV en de AIVD waarschuwen
voor het accelerationistische discours online dat eenlingen in Nederland kan radicaliseren
en activeren. Onder accelerationisme verstaan we het systematisch en willekeurig veroorzaken,
of versnellen, van chaos en onrust. Het doel van rechts-extremistische groepen die
dit discours aanhangen is het veroorzaken van een rassenoorlog, resulterend in een
omwenteling van een democratische samenleving naar een blanke etnostaat.
Vraag 5
In hoeverre heeft u in beeld hoe het landschap van verschillende rechts-extremistische
netwerken in Nederland eruit ziet? Kunt u aangeven hoe groot deze groepen zijn en
hoe actief deze zijn, zowel offline als online?
Antwoord 5
In Nederland valt het op dat het rechts-extremistische offline landschap zeer gefragmenteerd
is. Er zijn kleine rechts-extremistische groepjes die samen de vijfhonderd aanhangers
niet overstijgen. Van grote offline netwerken is geen sprake, omdat deze groepjes
vaak met elkaar overhoop liggen en er geen aansprekende leiders zijn. Manifestaties
van rechts-extremisme in Nederland zijn gering in het straatbeeld, in de omvang van
geweldsincidenten, in organisatie, in financiering en in geweldsbereidheid.
Wereldwijd is er sprake van een gestage groei van online activiteiten op fora en kanalen
die anti-LHBTQ, anti-vrouw, anti-semitisch en anti-overheid zijn. De rechts-extremistische
ideologie anticipeert bovendien op een rassenoorlog binnen afzienbare termijn en staat
extreem geweld voor tegen de overheid om de ondergang van de democratie te bespoedigen.
Het doel is het creëren van een blanke etnostaat. Ook is de groep Nederlandse rechts-extremisten
die internationaal online actief is beperkt. In Nederland gaat de rechts-extremistische
dreiging vooral uit van eenlingen en niet van groepen. Online rechts-extremistische
aanjagers kunnen op de internationale webfora kwetsbare mensen inspireren en radicaliseren.
Vraag 6
Op welke wijze wordt actief beleid gevoerd op het in beeld krijgen van de rechts-extremistische
stroming in Nederland? Hoe wordt deze opleving tegengegaan?
Antwoord 6
Het kabinet zet zich in om de rechts-extremistische dreiging tegen te gaan en te voorkomen
dat mensen radicaliseren. Zowel nationaal als lokaal is er blijvende aandacht voor
het in beeld brengen en houden van risicogroepen en extremistische netwerken. De lokale,
persoonsgerichte aanpak wordt ingezet wanneer sprake is van radicalisering of rechts-extremistische
uitingen door individuen, met als doel de dreiging die van een persoon uitgaat te
onderkennen en daarop te interveniëren. Wanneer sprake is van extremistische gedragingen
die een vermoeden van een strafbaar feit opleveren, kan het Openbaar Ministerie een
strafrechtelijk onderzoek instellen en indien opportuun overgaan tot vervolging.
De NCTV en de Expertise unit Sociale Stabiliteit (SZW) ondersteunen gemeenten met
advies over beleid en (lokale) aanpak. De afgelopen jaren is geïnvesteerd in het opbouwen
van kennis en kunde bij professionals landelijk en lokaal die met dit fenomeen te
maken krijgen. Het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR) biedt trainingen
aan voor professionals om rechts-extremisme te herkennen en handelingsvaardigheid
te bevorderen. Veel gemeenten zijn de afgelopen jaren al actief geweest in het informeren
en trainen van professionals in de bewustwording en het signaleren van rechts-extremisme
binnen de eigen werkomgeving en praktijk.
Nederland werkt op zowel nationaal als internationaal niveau met het bedrijfsleven
en andere overheden samen aan het tegengaan van de verspreiding van terroristische
content en activiteiten online. Ook worden er doorlopend gesprekken gevoerd met internetbedrijven
zoals Google en Facebook, maar ook bedrijven uit het MKB met het doel om onze informatiepositie
op deze markt te versterken en samenwerking in de aanpak terrorisme op het internet
te bewerkstelligen. Mede door inzet van de overheid en aanscherping van gebruikersvoorwaarden
van de tech bedrijven is de hoeveelheid terroristische propaganda op het internet
afgenomen. Op internationaal niveau is Nederland actief in het EU Internetforum. Hierbij
werken overheden en het bedrijfsleven op vrijwillige basis samen om de toegang van
terroristische content op het internet te bemoeilijken. De ontwikkelingen op het internet
gaan zo snel dat het van cruciaal belang is om dit nauwgezet te volgen en deze kennis
onderling te delen met andere EU-lidstaten en like-minded landen.
Vraag 7
Hoe duidt u de uiting dat er weinig internationale samenwerking tegen de rechts-extremistische
dreiging bestaat? Kunt u aangeven op welke manier dit in Europees verband wordt aangepakt?
Ziet u ruimte voor Nederland om zich in EU-verband in te spannen om te komen tot een
meer integrale Europese aanpak van rechts-extremistisch gedachtegoed?
Antwoord 7
In het algemeen geldt dat het Europees beleid gericht op generiek terrorisme (waaronder
de verbetering van informatie-uitwisseling, preventie van radicalisering en grenscontroles)
ook van belang is bij het tegengaan van specifiek rechts-extremisme.
Internationaal is er aandacht en samenwerking op dit onderwerp. Zo stond het onderwerp
rechts-extremisme geagendeerd tijdens de bijeenkomst van de Vendôme-groep, bestaande
uit de Ministers van Justitie van België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg,
Spanje en Nederland. Aldaar is door verschillende landen gepleit voor het versterken
van de aanpak van rechts-extremistische content online. Ook tijdens de Raad Justitie
en Binnenlandse Zaken (JBZ-raad) in oktober 2019 stond het onderwerp rechts-extremisme
prominent op de agenda, onder leiding van het Fins voorzitterschap. Afgesproken is
dat wordt ingezet op vier verschillende sporen: het verwerven van meer inzicht in
rechts-extremisme en -terrorisme, uitwisselen van best-practices op het gebied van
preventie en detectie, het voorkomen van de verspreiding van rechts-extremistische
content off- en online, en de samenwerking met derde landen en het opbrengen van dit
onderwerp tijdens contraterrorisme-dialogen. Dit zal naar verwachting de komende tijd
verder uitgewerkt worden door de Europese Commissie. Ook het aankomend Duits voorzitterschap
heeft reeds aangekondigd de bestrijding van rechts-extremisme als een speerpunt te
zien.
Tenslotte heeft ook het EU Internet Forum, een samenwerkingsverband van overheden
en grote private partijen, in toenemende mate aandacht voor rechts-extremistische
content online. Ook het Radicalisation Awareness Network (RAN), dat onder de Europese
Commissie valt, brengt professionals uit EU lidstaten bij elkaar om kennis en ervaringen
ten aanzien van de preventie van radicalisering en gewelddadig extremisme uit te wisselen.
De rechts-extremistische dreiging maakt hier onderdeel van uit. Nederland zal uiteraard
waar mogelijk aansluiten en actief blijven samenwerken met onze buren en bondgenoten.
Vraag 8
Zou u het risico op een aanslag uit rechts-extremistische hoek inmiddels groter beschouwen
dan een aanslag uit jihadistische hoek? Waarom wel of waarom niet?
Antwoord 8
Nee. Zoals het DTN 52 beschrijft is de jihadistische beweging nog steeds de belangrijkste
factor voor de terroristische dreiging in Nederland. Een terroristische aanslag uit
die hoek is nog altijd voorstelbaar.
Een rechts-terroristische aanslag door een eenling is zoals het DTN stelt eveneens
voorstelbaar. De Nederlandse rechts-extremistische scene wordt gekenmerkt door fragmentatie,
zwak leiderschap, persoonlijke animositeit en het ontbreken van een consistente organisatievorm.
Dat maakt dat een (grootschalige) georganiseerde aanslag door een groep minder waarschijnlijk,
maar een aanslag door een online geradicaliseerde eenling is op dit moment voorstelbaar.
Vraag 9
Kunt u, zoals in het meest recente DTN een opsomming wordt gegeven van jihadistische
incidenten en arrestaties, tevens een opsomming bieden met incidenten en arrestaties
gerelateerd aan extreemrechts?
Antwoord 9
De politie en het Openbaar Ministerie houden geen registratie bij van motieven gekoppeld
aan strafzaken. Het meest recente DTN van de NCTV noemt wel een tweetal rechtszaken
die gedeeltelijk voortkomen uit extreemrechtse hoek. De man uit een van de rechtszaken
wordt verdacht van verboden wapenbezit; bij hem zijn daarnaast teksten aangetroffen
over de in rechts-extremistische kringen populaire «omvolkingstheorie». De man in
de andere zaak is op 13 mei veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf (acht voorwaardelijk)
voor verboden wapenbezit en dreigen met een terroristisch misdrijf.
Vraag 10
Kunt u, naar aanleiding van de stelling in het meest recente DTN dat veroordeelde
jihadisten na hun vrijlating vaak weer terugkeren in jihadistische netwerken, toelichten
hoe vaak dit is voorgekomen? Op welke wijze worden deze figuren gemonitord?
Antwoord 10
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat jihadisten vaak terugkeren in jihadistische
netwerken. Op het aantal gevallen kan in de openbaarheid niet worden ingegaan.
Vanaf de start van detentie wordt ingezet op het losweken van jihadisten uit hun extremistische
netwerk en gedachtegoed. Daartoe stelt DJI gezamenlijk met de reclassering en de verantwoordelijke
gemeente een individueel resocialisatieplan op dat na detentie vanuit het lokale casusoverleg
verder wordt vormgegeven. Een gespecialiseerd team van de reclassering levert begeleiding
en houdt toezicht op de naleving van door de rechter opgelegde bijzondere voorwaarden,
zoals contact- en locatieverboden. Een contact- of locatieverbod (al dan niet met
elektronisch toezicht) kan ook op grond van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen
Terrorismebestrijding worden opgelegd aan personen van wie nog een actuele dreiging
uitgaat. Daar waar gedragsbeïnvloeding niet mogelijk blijkt, richten partijen uit
het casusoverleg en waar nodig ook inlichtingen- en veiligheidsdiensten zich op het
inschatten en mitigeren van de dreiging.
Vraag 11
Hoe duidt u de volgens het DTN polarisatie voedende excessen rondom de boerenprotesten,
zoals het Farmers Defence Force dat zich richt tegen boeren die zich laten uitkopen
door de overheid en zelfs stelt dat er afgerekend moet worden met de «zwakke schakels»?
Welke acties onderneemt u reeds om deze polarisatie tegen te gaan? In hoeverre zijn
deze acties effectief en waarom?
Antwoord 11
De boerenprotesten die sinds het najaar 2019 plaatsvinden verlopen over het algemeen
vreedzaam. Uitzonderingen zijn enerzijds enkele incidenten rondom deze demonstraties
waarbij individuen over de schreef gingen, bijvoorbeeld door het inrijden van een
deur van het provinciehuis in Groningen in oktober 2019, en anderzijds de wijze waarop
Farmers Defence Force (FDF) zich manifesteert.
FDF onderscheidt zich van meer gematigde boerenbelangenorganisaties. In enkele uitlatingen
richt het bestuur van FDF zich in ongenuanceerde bewoordingen tegen delen van het
overheidsbeleid, maar ook tegen andersdenkende belangenorganisaties en -medeboeren.
Bijvoorbeeld door te stellen dat afgerekend moet worden met «de zwakke schakels en
de Judassen uit onze gelederen» – ofwel: boeren die mede door overheidsinitiatieven
overwegen hun bedrijf te verkopen. Dergelijke uitlatingen van het bestuur van FDF
kunnen bijdragen aan een versterkte tegenstelling tussen boeren en overheid, maar
ook aan zwart-wit denken tussen boeren onderling.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.