Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Gijs van Dijk over het bericht “Schuldhulp Eindhoven faalt" in het Eindhovens Dagblad van 28 mei 2020
Vragen van het lid Gijs van Dijk (PvdA) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de schuldhulpverlening in Eindhoven (ingezonden 29 mei 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens
de Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 29 juni 2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Schuldhulp Eindhoven faalt»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Maakt u zich zorgen dat de hulp aan mensen met schulden van onvoldoende kwaliteit
is, zeker nu grote schuldenproblematiek wordt verwacht door de coronacrisis?
Antwoord 2
Voor de kwaliteitsborging van schuldhulpverlening is het cruciaal dat de betrokken
publieke en private organisaties de schouders eronder blijven zetten. Mijn waarneming
is dat dat gebeurt. Het onderzoek in het in vraag 1 aangehaalde bericht is een door
de gemeente Eindhoven zelf geïnitieerde evaluatie. De aanbevelingen zijn verwerkt
tot het nieuwe beleidsplan schuldhulpverlening, dat op dit moment in behandeling is
bij de gemeenteraad. Dit is een goed voorbeeld van het belang dat lokaal wordt gehecht
aan goede hulpverlening en een gedegen proces om een kwaliteitsslag te maken.
Vraag 3
Bent u van mening dat je zeker moet kunnen zijn van goede hulp als je problemen hebt,
ongeacht in welke gemeente je woont? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de basiskwaliteit
van de hulpverlening verbetert?
Antwoord 3
Mensen met (problematische) schulden moeten geholpen worden om hun schulden op z’n
minst weer beheersbaar te maken. Het moet hen duidelijk zijn waar ze terecht kunnen
en waar ze op kunnen rekenen als ze om ondersteuning vragen. Een goed voorbeeld van
verbetering van de dienstverlening zijn de bestuurlijke uitgangspunten voor een kwaliteitskader
voor schuldhulpverlening, die de VNG heeft vastgesteld en die nu in samenwerking met
de NVVK worden vertaald in een basisnorm voor de uitvoering.
Vraag 4
Welke eisen stelt u ten aanzien van de begeleiding, de tijd tussen aanmelding en intake,
de hulp bij de intake en de periode waarna een oplossing moet worden gevonden?
Antwoord 4
De basiseisen aan schuldhulpverlening zijn vastgelegd in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
(Wgs). Het college is verantwoordelijk voor de schuldhulpverlening aan de inwoners
(artikel 3 Wgs). Dit houdt in het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing
gericht op het aflossen van schulden (artikel 1 Wgs). Het intakegesprek vindt binnen
vier weken plaats na aanmelding en bij een bedreigende situatie, zoals gedwongen woningontruiming,
binnen drie dagen (artikel 4 Wgs). De toelating tot schuldhulpverlening is een beschikking
die onder (artikel 4:13 van) de Algemene wet bestuursrecht valt en binnen acht weken
wordt gegeven. De periode van de hulp is afhankelijk van welke hulp passend is. De
hulpverlener geeft de cliënt inzicht daarin (artikel 4 Wgs). Het plan integrale schuldhulpverlening,
dat de gemeenteraad vaststelt, geeft onder meer aan elke welke maatregelen worden
genomen om de kwaliteit te borgen (artikel 2 Wgs).
Vraag 5
Ziet u dat een grotere investering in armoedebeleid en schuldhulpverlening nodig is?
Bent u bereid de nodige middelen daarvoor vrij te maken?
Antwoord 5
Het kabinet erkent het belang van investeringen in armoedebeleid en de schuldhulpverlening.
Het kabinet heeft deze kabinetsperiode reeds 80 mln. beschikbaar gesteld om aan de
doorontwikkeling van lokaal armoede- en schuldenbeleid te werken. Daarnaast wordt
er via de Brede Schuldenaanpak ingezet op verbetering van de toegang en de kwaliteit
van de schuldhulpverlening. Gemeenten worden tevens via een ondersteuningstraject
van Divosa en de VNG ondersteund in de uitvoering van hun gemeentelijke kinderarmoedebeleid
en het behalen van de ambities kinderarmoede. Het kabinet zet met kracht – en met
aanvullende noodmaatregelen – deze inzet voort, zie de brief van 23 april jl. over
de invulling van de motie Nijboer c.s.2 en de brief aan de Landelijke Armoedecoalitie die ik uw Kamer op 26 maart jl. in
afschrift heb toegezonden.3 Het kabinet volgt de ontwikkelingen als gevolg van de coronacrisis nauwlettend in
overleg met partijen als de VNG en Divosa.
Vraag 6
Bent u bereid om mensen een tweede kans te bieden, middels een Nationaal Schuldenfonds?
Ziet u kansen om het Nationaal Schuldenfonds in te zetten om de schuldhulpverlening
in Eindhoven te verbeteren?
Antwoord 6
Zoals ik in mijn brief over de voortgang van Brede Schuldenaanpak van 15 juni jl.4 heb toegelicht, ondernemen verschillende partijen initiatieven om vormen van (landelijke)
saneringsfondsen op te richten. Er is geen sprake van een Nationaal Schuldenfonds
of het voornemen dat vanuit het Rijk te ontwikkelen. Het is immers aan gemeenten om
schuldhulpverlening te verlenen en dienstverlening te bieden die is afgestemd op de
omstandigheden waarin de schuldenaar verkeert. In de uitvoeringpraktijk ontwikkelen
zich aanpakken die gebruik maken van fondsen. Een voorbeeld daarvan is het jongeren
perspectieffonds.
De NVVK wil een landelijk waarborgfonds oprichten om de inzet van saneringskredieten
door gemeenten te bevorderen. Vereniging SchuldHulpMaatje Nederland werkt samen met
andere partijen aan een voorstel voor een preventie-doorstartfonds, gericht op mensen
die niet in aanmerking komen voor schuldhulpverlening. De organisaties verkennen de
mogelijkheden om de voorstellen nader uit te werken. Over de uitkomsten daarvan blijf
ik graag met hen in gesprek.
Vraag 7
Gaat u voorkomen dat schulden ontstaan, bijvoorbeeld door bijpinnen bij bedrijven
als Wehkamp te verbieden, paal- en perk te stellen aan torenhoge incassokosten en
de handel in schulden te verbieden?
Antwoord 7
De aandacht voor schulden is de afgelopen twee jaar toegenomen en er is consensus
dat problematische schulden een urgent maatschappelijk probleem zijn. Het kabinet
heeft met de brede schuldenaanpak een groot aantal initiatieven en wetstrajecten in
gang gezet die moeten bijdragen aan het voorkomen en verminderen van problematische
schulden. Van het merendeel daarvan is de behandeling vergevorderd.
In het licht van de gestelde vraag noem ik twee voorbeelden van initiatieven waarmee
de schuldenproblematiek wordt aangepakt. Het wetsvoorstel kwaliteit incassodienstverlening
(WKI) heeft als doel de kwaliteit van de incassodienstverlening te vergroten ten behoeve
van de schuldenaar, de schuldeiser en de incassodienstverlener zelf. Het WKI is recent
uit consultatie gekomen. Dit wetsvoorstel regelt dat incassodienstverleners aan bepaalde
kwaliteitseisen moeten voldoen voordat men actief mag worden. Ook is in het wetsvoorstel
een systeem van registratie en toezicht en handhaving opgenomen.
Onder de reikwijdte van het wetsvoorstel vallen ook partijen die vorderingen kopen
en deze vervolgens zelf incasseren. Bij de uitwerking van de kwaliteitseisen bij algemene
maatregel van bestuur zal specifiek aandacht zijn voor eisen die nodig zijn voor deze
vorm van dienstverlening. Het wetsvoorstel stelt ook een maatregel voor om negatieve
aspecten die zich kunnen voordoen bij de cumulatie van incassokosten tegen te gaan.
Tot slot wijs ik op het volgende voorstel. Recent is aangekondigd dat de maximale
kredietvergoeding die geldt voor kredieten tijdelijk zal worden verlaagd van 14% naar
10%. Er zal onderzocht worden of de maximale kredietvergoeding ook structureel verlaagd
kan worden.5
Vraag 8
Bent u bereid om het tijdig helpen van mensen te verbeteren, bijvoorbeeld door een
vaste deurwaarder per gezin aan te wijzen? Denkt u dat dit de kwaliteit van de hulpverlening
ten goede zou komen?
Antwoord 8
Mensen met problematische schulden moeten kunnen rekenen op een zorgvuldige en maatschappelijk
verantwoorde incasso. Dit uitgangspunt is terug te vinden in de uitwerking van de
clustering Rijksincasso. In de clustering Rijksincasso wordt ingezet op het clusteren
van meerdere overheidsvorderingen ten aanzien van één schuldenaar bij één deurwaarder.
Hierdoor kunnen meerdere vorderingen met oog voor de persoonlijke situatie van de
schuldenaar worden geïncasseerd, zonder dat dit tot onnodige extra kosten leidt. In
de praktische uitwerking heeft een gezin met meerdere vorderingen bij de rijksincassopartijen
dan één deurwaarder.
De Minister voor Rechtsbescherming is voorts in zijn reactie op het rapport van de
Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (hierna: de commissie)
van 4 februari jl. ingegaan op de toekomstige positie van de gerechtsdeurwaarder.
Voorop staat dat de gerechtsdeurwaarder zijn ambtelijke werk volstrekt onafhankelijk
en onpartijdig moet kunnen uitvoeren. De gerechtsdeurwaarder heeft in die positie
oog te houden voor de belangen van de opdrachtgever en de schuldenaar. De wijze waarop
door het kabinet invulling wordt gegeven aan maatschappelijk verantwoorde incasso
stelt daarbij ook eisen aan de dienstverlening van de gerechtsdeurwaarder. Dat kan
ook inhouden dat een schuldenaar wordt gewezen op de mogelijkheden van (schuld)hulpverlening,
wanneer dit aan de orde is.
Vraag 9
Bent u bereid om de toegang tot de schuldhulpverlening en schuldsanering te vergemakkelijken
en de duur ervan te verkorten, zodat de schuldeiser gemotiveerd wordt om geen producten
te verkopen aan mensen die dit niet kunnen betalen en zij gemotiveerd worden om sneller
in te stemmen met een minnelijk akkoord?
Antwoord 9
Ik ben daar actief mee bezig. Gemeenten zetten in op een brede toegankelijkheid van
de schuldhulpverlening en op betere dienstverlening. Ik faciliteer dat. Bijvoorbeeld
met het programma Schouders Eronder en subsidies aan de VNG en de NVVK. In de wijziging
van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is deze brede toegankelijkheid daarnaast
nogmaals verduidelijkt.6
Een schuldeiser die producten verkoopt aan mensen die het niet kunnen betalen en vervolgens
niet mee wil werken aan een schuldregeling kan het minnelijke traject flink vertragen,
maar dat kan ook voor andere schuldeisers gelden. Ik heb daarom laten onderzoeken
welke schuldeisers (regelmatig) niet meewerken aan een minnelijke schuldregeling.
Als duidelijk is dat een minnelijke regeling er niet in zit, dan dient geen verdere
tijd meer verloren te gaan. De toegang tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen
(Wsnp) dient dan bereikbaar te zijn. Ik ben bezig met de verbetering van de aansluiting
van het minnelijke traject op de Wsnp. Dit doe ik samen met de Minister voor Rechtsbescherming.
De Minister voor Rechtsbescherming heeft Bureau Wsnp een quick scan laten uitvoeren
naar de toegankelijkheid van de Wsnp. Wij zullen uw Kamer deze zomer informeren over
de uitkomsten van de onderzoeken en de stappen die genomen worden om de aansluiting
tussen de minnelijke schuldhulpverlening en de Wsnp te verbeteren. Daarin wordt een
beleidsreactie op het rapport van de Nationale ombudsman naar de knelpunten in de
toegang tot de Wsnp meegenomen.
De Wsnp kent overigens al opties om de termijn te verkorten (artikel 349a Faillisementswet)
en om een vereenvoudigde procedure (artikel 354a Faillisementswet) te volgen als bij
voorbaat vaststaat dat er geen aflossingscapaciteit zal zijn. Sinds 2015 is het Recofa-beleid
dat de Wsnp-bewindvoerder na een jaar standaard aangeeft in zijn periodieke verslaglegging
of en waarom dit traject wel of niet kan worden ingeslagen.7
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.