Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de voorhang wijziging diverse besluiten ivm de aanpassing van de methodiek voor het bepalen van de energieprestatie van gebouwen en de inijking van energielabels
30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid
Nr. 717 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 juni 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief
van 15 mei 2020 over de voorhang wijziging diverse besluiten ivm de aanpassing van
de methodiek voor het bepalen van de energieprestatie van gebouwen en de inijking
van energielabels(Kamerstuk 30 196, nr. 711).
De vragen en opmerkingen zijn op 5 juni 2020 aan de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 26 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van diverse besluiten in
verband met de aanpassing van de methodiek voor het bepalen van de energieprestatie
van gebouwen en de inijking van energielabels. Zij hebben hierbij meerdere vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen in het besluit dat bij het nieuwe voorgenomen energielabel
er een expert ingehuurd zal moeten worden. Vanzelfsprekend brengt dit hogere kosten
met zich mee dan het huidige energielabel. De leden van de VVD-fractie vragen zich
af waarom hier niet verder op ingegaan is en vragen de Minister om alsnog in te gaan
op de te verwachte kosten en hoe zij deze wil beperken.
De leden van de VVD-fractie herinneren zich ook dat de Minister eerder in antwoord
op Kamervragen van de VVD-fractie aangaf dat het inhuren van een expert voor een gemiddelde
tussenwoning ongeveer € 175 kost. De Minister gaf daarbij aan dat zij deze prijs te
hoog vond. De leden van de VVD-fractie vragen zich af welke gevolgen deze conclusie
van de Minister voor het voorgenomen besluit heeft gehad. De leden van de VVD-fractie
lezen hierover namelijk niets terug.
De leden van de VVD-fractie willen de Minister ook wijzen op de aangenomen motie van
het lid Koerhuis1 waarin de Minister is opgedragen om samen met de sector concrete maatregelen voor
een betaalbaar energielabel te ontwikkelen. De leden van de VVD-fractie vragen op
welke manier deze motie is betrokken bij dit voorgenomen besluit. De leden van de
VVD-fractie zien namelijk geen genomen maatregelen om een betaalbaar energielabel
te ontwikkelen. De leden van de VVD-fractie zien hierbij ook geen samenwerking met
de sector. Zij vragen ook of er wel samen is gewerkt met de sector. Zo herinneren
zij zich een artikel in de Telegraaf2 waarbij Vereniging Eigen Huis erg kritisch was. Heeft de Minister met deze belangrijke
partij uit de sector gesproken over dit label en zo ja, wat is er daar dan uitgekomen?
De leden van de VVD-fractie merken ook op dat de regeldruk en de kosten voor woningeigenaren
alleen maar toenemen. In hoeverre is er door de regering gekeken naar samenhang met
andere maatregelen zoals de voorgenomen invoering van een isolatiestandaard en de
voorgenomen verhoging van de belasting op aardgas?
De leden van de VVD-fractie zien ook dat de regering werkt aan een isolatiestandaard
die wordt uitgedrukt in een netto warmte vraag in kWh/m2/jaar, waardoor de toevoegde waarde van de energielabel afneemt. Kan de Minister reflecteren
op de toegevoegde waarde van het energielabel in samenhang met deze isolatiestandaard?
De leden van de VVD-fractie zien dat het voornemen is om de nieuwe energielabel in
te voeren per 1 januari 2021. De leden van de VVD-fractie vragen zich af of er voldoende
tijd is om voldoende experts op te leiden en ondersteunende software te ontwikkelen.
Hoeveel experts zijn er bijvoorbeeld op dit moment en hoeveel experts verwacht de
regering voor het nieuwe voorgenomen energielabel nodig te hebben? De leden van de
VVD-fractie vragen zich ook af wat het gevolg is als dit niet op tijd geregeld is
voor woningeigenaren.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er geen MKB-toets is uitgevoerd. Deze leden
willen een nadere uitleg waarom dat niet gedaan is. Zij vinden het belangrijk dat
het MKB betrokken wordt en vragen de Minister om dit alsnog te doen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van wijziging van diverse besluiten in verband met de aanpassing
van de methodiek voor het bepalen van de energieprestatie van gebouwen en de inijking
van energielabels.
De leden van de CDA-fractie constateren dat deze regelgeving voort borduurt op de
reeds in gang gezette wijziging van de nieuwe bepalingsmethode voor de energieprestatie
van gebouwen (Kamerstuk 30 196, nr. 651). Graag vernemen zij of de nu voorgestane wijziging exact volgens de eerder door
de Kamer uitgezette lijn is.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de voorliggende wijziging geen directe
relatie heeft met het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 193). Graag vernemen zij wanneer de wijzigingen die voortvloeien uit het Klimaatakkoord
zullen worden voorgelegd.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag of de nu voorgestane wijziging geheel past
binnen de Energy Performance of Buildings Directive van de Europese Unie.
De leden van de CDA-fractie constateren dat dit besluit negatief uitpakt voor de maximale
huur van kleine woningen (<40 m2). Graag vernemen zij op welke wijze dat voorkomen kan worden nu een apart systeem
van puntenwaardering van kleine woningen ook tot flink hogere huren kan uitvallen
(maximaal € 98,64 extra huur).
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Landelijke Studentenvakbond (LSVb) en de
Woonbond zich hebben uitgesproken tegen de voorgenomen aanpassing van het energielabel
voor kleine woningen. Deze leden verzoeken expliciet in te gaan op de geuite bezwaren
en daarbij in ieder geval aandacht te besteden aan de perverse prikkel dat deze regeling
zou leiden tot toename van het aanbod van meer onzelfstandige woningen, hetgeen volgens
deze leden zowel vanuit sociaal als vanuit ruimtelijk standpunt onwenselijk is.
De leden van de CDA-fractie vragen of de voorgestelde aanpassing van de besluiten
de perverse prikkel in zich heeft om zeer kleine zelfstandige woningen te realiseren.
De leden van de CDA-fractie vragen of door de aanpassing van de besluiten de kosten
van de verbetering bij de huurder komen te liggen, terwijl deze er ook minder in de
besparing op de energiekosten van merkt. Voorts vragen zij wat het gevolg zou zijn
indien het woningwaarderingsstelsel (WWS) niet aangepast wordt, aangezien de relatief
hogere investeringen voor kleinere besparingen bij kleine woningen op de huurder af
gewenteld gaan worden.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorgehangen wijziging van diverse besluiten in verband
met de aanpassing van de methodiek voor het bepalen van de energieprestatie van gebouwen
en de inijking van energielabels. Deze leden hebben nog enkele vragen die zij aan
de regering willen voorleggen.
De leden van de D66-fractie constateren dat de overgrote meerderheid van de woningen
door de aanpassing van de energielabelmethodiek onder dezelfde klasse blijft vallen.
Deze leden vragen of er een specifiek type woning is dat meer dan een energieklasse
verschil kent? Daarnaast vragen zij of het overige aandeel woningen met name twee
klassen hoger of twee klassen lager uitkomt na de voorgenomen aanpassingen?
De leden van de D66-fractie constateren dat de meerderheid van de utiliteitsgebouwen
door de aanpassing van de energielabelmethodiek onder dezelfde klasse blijft vallen.
Deze leden vragen naar een duiding van het verschil tussen woningen en utiliteitsgebouwen
en of het overige aandeel utiliteitsgebouwen met name twee klassen hoger of twee klassen
lager uitkomt na de voorgenomen aanpassingen?
De leden van de D66-fractie constateren dat de aanpassing van de Primaire Energiefactor
(PEF) een van de aspecten is die bijdragen aan de verschuivingen in energielabels.
Deze leden vragen of er nader ingegaan kan worden op het effect van de PEF op de nieuwe
labels?
De leden van de D66-fractie constateren dat de voorgenomen aanpassing leidt tot een
mindere score voor woningen met veel eigen zonnepanelen. Deze leden vragen – in het
kader van de duurzaamheidsopgave – hoe dit rijmt met alle inspanningen de gebouwde
omgeving duurzaam te maken? Deze leden vragen tevens wat hiervan het effect is op
de doelstelling hernieuwbare energie?
De leden van de D66-fractie zien dat voor verschillende functies zoals wonen, logies
en cel vrij verschillende eisen aan het primair fossiel energieverbruik worden gesteld
voor dezelfde klasse energielabel. Deze leden vragen waar deze verschillen bij vergelijkbare
functies op gebaseerd zijn? Zij vragen daarbij bijvoorbeeld waarom een hotel energie-onzuiniger
mag zijn dan een woning? Daarnaast vragen deze leden of vakantie-of recreatiewoningen
in de regeling vallen onder de logies- of de woonfunctie?
De leden van de D66-fractie lezen dat de energieprestatie vanaf 1 januari 2021 niet
langer door de VEL wordt bepaald maar door een adviseur. Deze leden vragen in hoeverre
met de betrokken sectoren inmiddels al voorbereidingen zijn getroffen om er voor te
zorgen dat op de ingangsdatum voldoende goed toegeruste adviseurs beschikbaar zullen
zijn?
De leden van de D66-fractie constateren dat de NTA8800-bepaling er in technische zin
toe kan leiden dat er 10–20% minder duurzaam op de woning geleverde energie nodig
kan zijn. Dzee leden vragen in hoeverre dit slechts een rekenkundige winst is, en
indien dat het geval is wat dit betekent voor de duurzaamheidsambities in de gebouwde
omgeving en de doelstellingen op het gebied van hernieuwbare energie? Tevens vragen
zij in hoeverre dit betekent dat deze woningen naar verwachting met minder PV-panelen
zullen worden opgeleverd, en hoe zich dit verhoudt tot de inzet voor op «zon-op-dak»?
De leden van de D66-fractie lezen dat er een mogelijkheid bestaat dat het energielabel
binnen het Besluit huurprijzen woonruimte kan leiden tot een verhoging of verlaging
van het aantal punten binnen het woningwaarderingsstelsel. Deze leden vragen voor
hoeveel woningen naar verwachting een verhoging of verlaging wordt verwacht?
De leden van de D66-fractie lezen dat als gevolg van energielabels die door de nieuwe
indeling verschuiven voor circa € 30 miljoen, minder aan duurzaamheidsinvesteringen
binnen kantoren in de markt wordt voorzien. Deze leden vragen wat het effect hiervan
is op de klimaatambities in de gebouwde omgeving en of er hierdoor aanvullende middelen
nodig zijn om de gestelde doelen te halen?
De leden van de D66-fractie lezen dat de nieuwe bepalingsmethode meer realistisch
het energieverbruik van de woning benadert en dat daardoor kleine woningen relatief
slechter scoren. Aangezien een kleinere woning nu eenmaal relatief sneller warmte
verliest, vragen deze leden waarom er is toch gekozen voor een aanvullende afwijkende
waardering van de energiezuinigheid van kleine woningen, binnen het toch al complexe
woning-waarderingstelsel? Deze leden vragen daarnaast hoe dit rijmt met het streven
naar een beleidsneutrale omzetting als gevolg van een andere rekenmethode?
De leden van de D66-fractie constateren dat de keuze voor de afwijkende waarderingsmethode
onder meer wordt gemotiveerd vanuit de verdiencapaciteit voor verhuurders. Deze leden
vragen of dit alleen het geval is wanneer de verhuurder op dit moment al de maximaal
redelijke huur vraagt? Aansluitend daarop vragen zij voor welk aandeel van de verhuur
dit geldt en in hoeveel gevallen de nieuwe berekeningsmethode de huur daadwerkelijk
wordt beïnvloed? Tot slot op dit punt vragen zij of het rechtvaardig wordt gevonden
dat huurders van kleine woningen, die vaak over een minder groot inkomen beschikken,
relatief meer kwijt zijn aan hun energielasten als gevolg van de nieuwe berekeningsmethode,
en of de regering bereid is het voorstel op dit punt te heroverwegen?
De leden van de D66-fractie vernemen dat voor een woning waarvoor nooit de energieprestatie
is bepaald, er naar de bouwjaarklasse wordt gekeken. Deze leden vragen voor welk aandeel
van de woningen dit geldt, gezien de verplichting van een energielabel of – index
sinds enkele jaren?
De leden van de fractie van GroenLinks hechten aan een systeem van betrouwbare normen voor de energieprestatie van gebouwen
en aan betrouwbare energielabels zodat eigenaren en huurders precies weten hoe duurzaam
hun objecten daadwerkelijk zijn. Deze leden zij daarom blij dat het kabinet stappen
zet in het verbeteren van de methodiek. Deze leden hebben nog enkele concrete vragen
aan het kabinet.
De aan het woord zijnde leden begrijpen dat het voorliggende voorstel vooral technische
wijzigingen betreft. Graag vernemen deze leden wanneer het separate voorstel met wijzigingen
die voortvloeien uit het Klimaatakkoord naar de Kamer komt?
De leden van de fractie van GroenLinks ontvangen nog steeds berichten over slecht
geïsoleerde woningen met name in de particuliere huursector. Herkent het kabinet deze
signalen? Deze leden ontvangen ook signalen dat gemeenten weinig middelen hebben om
hier iets aan te doen omdat het landelijke regels betreft. Is het kabinet voornemens
om snel met aanvullende eisen te komen zodat ook particulier verhuurde objecten sneller
kunnen worden verduurzaamd? Vanaf 2023 is het bijvoorbeeld verboden om een kantoorgebouw
in gebruik te nemen of te gebruiken zonder een geldig energielabel met een energie-index
van 1,3 of beter. Voor huurwoningen geldt deze norm echter niet. Is het kabinet bereid
om ook voor huurwoningen de regels in het Bouwbesluit aan te scherpen zodat, met name
particuliere, huurwoningen die nu nog vaak een laag energielabel hebben worden verduurzaamd?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de fractie van GroenLinks begrijpen dat Kences en Aedes zich zorgen maken
over het voorliggende besluit omdat volgens hen blijkt dat de nieuwe bepalingsmethode,
de NTA8800, de energiezuinigheid van kleine woningen structureel onderschat. Hoe kijkt
het kabinet naar deze zorg en kan zij reageren op de door Kences en Aedes ingebrachte
zorg?
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van voorliggende wijzigingen van diverse besluiten. Deze leden
hebben zorgen over de betaalbaarheid van met name kleine huurwoningen. Daarover zullen
zij hieronder vragen stellen.
De leden van de SP-fractie vragen waar de grenzen van 25 vierkante meter en 40 vierkante
meter op gebaseerd zijn en waarom de regering juist die grenzen kiest.
Daar waar geen energieprestatie is bepaald of wanneer de geldigheidsduur van het energielabel
is verstreken, wordt er gekeken naar de leeftijd van een pand. De leden van de SP-fractie
vragen in dat kader waar de gegroepeerde jaartallen in de tabellen op zijn gebaseerd.
Ook luidt de vraag hoe de jaartallen moeten worden gezien. Wordt met een jaartal de
oplevering van een gereed pand bedoeld of de start van de bouw van het pand in dat
jaar?
Tevens vragen deze leden in hoeverre in de tabel rekening wordt gehouden met aangebrachte
verbeteringen in de (oudere) woningen. De leden van de SP-fractie vragen hierop een
toelichting.
De leden van de SP-fractie vragen een nadere uitleg waarom is gekozen voor een apart
systeem van puntenwaardering voor kleine woningen. Ook willen deze leden weten hoe
het stimuleren van verhogingen van de maximale huur van kleine, zelfstandige huurwoningen
zich verhoudt tot de brede oproep voor meer betaalbare huurprijzen. Voor een appartementje
van 25 m2 met het hoogste energielabel zal alleen al vanwege de energieprestatie 240 euro meer
kunnen worden gevraagd, terwijl dit in besparing in de energiekosten van huurders
niet kan worden «terugverdiend». De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering
de extra huurpunten dan rechtvaardig en proportioneel vindt.
Daarnaast vragen deze leden hoe deze verhogingen passen in de geest van het Woningwaarderingsstelsel
wat er mede voor is bedoeld om mensen met een kleine portemonnee te beschermen tegen
de grillen van de markt.
De prijzen voor kleine woningen zullen worden opgedreven, zowel in koop- als huurprijs,
terwijl de regering stelt dat betaalbaarheid belangrijk is en dat een fenomeen als
«kopen om duur te verhuren» (buy-to-let) aan banden moet worden gelegd. Kan de regering
hierop reageren, zo vragen de leden van de SP-fractie.
Daarnaast is het de vraag hoe het fors hoger uitvallen van de maximale huurprijzen
voor kleine woningen zich verhoudt tot de huidige woningnood. Wat betekenen de voorliggende
besluiten voor het stimuleren van zowel meer zelfstandige, als meer onzelfstandige
huurwoningen, vragen de leden van de SP-fractie. Deze leden vragen daarom ook naar
de verwachtingen en de concrete doelen van de voorliggende besluiten. De vraag is
tevens of het (indirect) de bedoeling is dat er meer kleine, zelfstandige huurwoningen
gecreëerd worden en minder onzelfstandige huurwoningen?
De leden van de SP-fractie vragen welke alternatieven zijn onderzocht of bekeken door
de regering en waarom die zijn afgevallen. Waarom moeten er bijvoorbeeld extra huurpunten
worden gegeven voor de energieprestatie? Kan dat niet hetzelfde blijven of kunnen
dat niet minder extra huurpunten zijn, zo vragen de leden van de SP-fractie. Zij vragen
tevens hoe de extra huurpunten zich verhouden tot de energieprestatievergoeding die
een verhuurder kan vragen.
Hoe voorkomt de regering dat voor dezelfde duurzaamheidsmaatregelen dubbel wordt betaald
door een huurder? De leden van de SP-fractie vragen om een toelichting hierbij.
Het kan zo zijn dat een woning een lager energielabel krijgt en daardoor minder huurpunten.
De leden van de SP-fractie vragen hoe huurders hiervan op de hoogte worden gesteld,
zeker wanneer al de maximale huur wordt gevraagd. Daarnaast vragen de leden van de
SP-fractie of verhuurders worden verplicht om hun huurprijzen te verlagen als er minder
huurpunten gaan gelden voor de betreffende woning. En zo nee, wat gaat er dan gebeuren
om te zorgen dat huurders niet onterecht teveel betalen?
Graag willen de leden van de SP-fractie weten waarom slechts 53% van de woningen dezelfde
labelletter houdt. Kan dit op een begrijpelijke manier worden uitgelegd en hoe worden
huiseigenaren en huurders hiervan op de hoogte gesteld, zo vragen deze leden. Daarnaast
vragen de leden van de SP-fractie op welke manier aan huiseigenaren en huurders duidelijk
wordt gemaakt waar hun label of energieprestatie op is gebaseerd. Waar is deze informatie
in begrijpelijke taal te vinden bijvoorbeeld?
De labelverschuivingen hebben verschillende oorzaken. De leden van de SP-fractie vragen
naar die oorzaken.
Hoe komt de aanpassing van de Regeling Vermindering Verhuurderheffing eruit te zien
en welke concrete gevolgen heeft dat voor verhuurders, vragen de leden van de SP-fractie.
De leden van de SP-fractie willen graag weten waarom de Huurcommissie kan afwijken
van de huurpuntenwaardering voor een energieprestatie die beter is dan energielabel
A. Daarnaast vernemen deze leden graag hoe vaak dit voorkomt en op welke gevolgen
dit heeft of kan hebben.
Kan nader worden toegelicht waarom de regering ervan uitgaat dat de lastendruk voor
verhuurders niet onderschat wordt, vragen de leden van de SP-fractie.
De leden van de SP-fractie vragen of het klopt dat er met huurders en de Woonbond
geen overleg is geweest over de forse verhogingen van de maximale huur die voor de
energiekwaliteit gerekend mag worden voor de allerkleinste woningen. Zo ja, waarom
is dat niet gebeurd en kan dit worden hersteld?
De leden van de SP-fractie vragen om deze wijzigingen van de besluiten niet door te
laten gaan en de Tweede Kamer alternatieven te presenteren die meer gericht zijn op
betaalbare huurprijzen en op een eerlijkere manier recht doen aan de energieprestatie.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van brief van de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties. Hierover hebben deze leden nog enkele vragen.
Deze leden onderschrijven dat de verduurzamingsopgave binnen het woonbereik belangrijk
is. Tevens zijn de aan het woord zijnde leven van mening dat, om draagvlak te behouden
bij het verduurzamen van woningen, de kosten voor het energiezuiniger maken van woningen
niet mogen neerslaan bij de bewoners. Deelt de Minister de mening dat het draagvlak
voor verduurzaming juist groter kan worden door huurders mee te laten profiteren via
een lagere energierekening? Zou dit niet een voorwaarde moeten zijn voordat verduurzamingsmaatregelingen
genomen worden? Kan de Minister voorbeelden geven hoe de voorgestelde wijziging van
het puntenstelsel voor energielabels uitwerkt op huurders uit verschillende inkomensgroepen
en in verschillende type woningen?
De leden van de PvdA-fractie uiten hun zorgen over de voorgestelde verhoging van de
puntentelling voor verduurzaming. Klopt het dat de toekomstige besparingen op de energierekening
van huurders bij een hoger energielabel te hoog worden voorgesteld voor kleine woningen
waarvan de energierekening al laag is? Kan worden aangegeven hoe de wijziging van
het puntenstelsel gaat uitwerken voor huurders in termen van maandelijkse kosten?
Klopt het dat een woning van 25 m2 met label D rond 150 euro zou besparen als de woning energieneutraal wordt? Hoe is
dit te rijmen met de energiekosten van zo een dergelijke woning die vaak niet boven
de 50 euro uitstijgt? Is het niet wenselijk om een systeem op te zetten waarbij de
baten van de verduurzaming deels terugvloeien naar de huurder en deels om de kosten
van de verbouwing te financieren? Is de Minister bereid een dergelijk systeem te onderzoek
in plaats van een verruiming van het puntenaantal voor alle huurders?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat voor de nieuwe energielabel methode een
overgangsregeling ontbreekt. Is het mogelijk dat voor gebouwen die worden opgeleverd
na 01-01-21, maar waarvan de omgevingsvergunning voor die tijd is aangevraagd, vertraging
optreedt omdat een energielabel moet worden opgesteld volgens de nieuwe methodiek?
Vindt de Minister deze potentiële vertraging acceptabel? Bent u bereid om voor vergunningsaanvragen
voor 01-01-21 het energielabel en energie-index te laten vaststellen volgens het stelsel
dat voor die datum van kracht was?
Tot slot merken de leden van de PvdA-fractie op dat in de wijziging van de Regeling
energieprestatievergoeding huur alleen een overgangsregeling is voorzien voor woningen
die op aardgas of op een warmtenet zijn aangesloten en niet voor woningen die volledig
elektrisch zijn. Is dit Minister bereid een overgangsregeling te treffen voor woningen
waarbij de vergunning voor 01-01-21 is aangevraagd en daarbij de huidige regelgeving
toe te passen?
II Reactie van de bewindspersoon
VVD-fractie
1.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de betaalbaarheid van het energielabel, de
samenwerking met de sector en de samenhang met de standaard voor woningen en de belasting
op aardgas.
Met de herziening van de Europese richtlijn energieprestatie gebouwen, de EPBD (Energy
Performance of Buildings Directive), moet de energieprestatie op het energielabel
voortaan uitgedrukt worden in kWh/m2 per jaar. Het huidige Nederlandse energielabel voldoet daar niet aan. Vanaf 1 januari
2021 wordt het energielabel gebaseerd op de NTA8800 zodat voldaan wordt aan de EPBD.
Uitgangspunt voor een nieuw energielabel op basis van kWh/m2.jaar is geweest om het vereenvoudigd energielabel te handhaven, waarbij de woningeigenaar
zelf enkele kenmerken invoert in een webapplicatie. Uit onderzoek van DGMR en MetrixLab
blijkt echter dat dit niet mogelijk is met dezelfde mate van nauwkeurigheid3. Voor deze nieuwe bepalingsmethode is het namelijk nodig de woning precies op te
nemen en veel meer kenmerken in te voeren. Voor de woningeigenaar is dit te ingewikkeld
en tijdrovend om zelf te doen. Kleine meetfouten in de geometrie van een woning hebben
veel invloed op de einduitkomst en daarmee de labelletter.
Daarom moet een energieadviseur de woning opnemen. Deze verandering van de energielabelsystematiek
voor woningen heeft gevolgen voor burgers en het bedrijfsleven. De effecten zijn zo
beperkt mogelijk gehouden ten behoeve van een betaalbaar energielabel. Zo is in de
opnameprotocollen het uitgangspunt gehanteerd dat (kenmerken van) maatregelen pas
opgenomen worden als ze een reële bijdrage aan het energiebesparingsresultaat leveren.
Hiermee wordt de benodigde opnametijd korter en worden de kosten voor de adviseur
lager. Het gebruik van referentiegebouwen kan in gevallen ook zorgen voor lagere kosten,
maar deze referentiegebouwen met beschikbare gegevens zullen niet voor veel gebouwen
beschikbaar zijn.
Uit onderzoek van SIRA (2019) blijkt dat wordt geschat dat voor eengezinswoningen
de kosten rond de € 190 zullen uitkomen voor de opname en registratie van een energielabel.
Dit betekent een stijging van € 170 per label. Voor appartementen is de tijdsbesteding
lager en daarmee ook de kosten van het energielabel. Deze kosten worden geschat op
€ 100 per label. Een stijging van € 80 per label. Het gaat hierbij om een kostenstijging
ten opzichte van het huidige vereenvoudigde energielabel (in de praktijk vooral de
woningen van individuele huiseigenaren; voor veel huurwoningen is al het uitgebreide
energielabel (Energie-Index) opgenomen). Zoals aangegeven in mijn brief van december
vind ik deze bedragen acceptabel. Doordat de woning uitgebreider wordt opgenomen,
krijgt de koper of huurder namelijk ook een beter label. Het is nauwkeuriger, geeft
meer informatie over isolatie en installaties, en biedt handelingsperspectief voor
verduurzaming. Ook gegeven de geldigheidsduur van 10 jaar en het feit dat een woning
gemiddeld één keer in de 20 jaar verkocht wordt, maakt de kosten acceptabel. Woningeigenaren
worden alleen met deze kosten geconfronteerd wanneer zij een woning gaan verkopen
of verhuren en nog niet beschikken over een geldig energielabel of geldige Energie-Index.
Zoals ook in mijn brief van december 2019 aangegeven ben ik met verschillende partijen
in overleg geweest (Kamerstuk 30 196, nr. 690). Zowel over de inhoudelijke afwegingen voor de aanpassingen van de energielabelsystematiek
als de communicatie hieromtrent. Zo ook met Vereniging Eigen Huis. Het belang van
het goed informeren van woningeigenaren over het nieuwe label kwam daaruit naar voren.
Het energielabel zelf zal ook meer informatieve waarde hebben voor woningeigenaren
zodat ze naast een nauwkeuriger label, ook meer inzicht hebben in de energieprestaties
van hun woning, inclusief de verbetermogelijkheden. Het geeft meer inzicht in handelingsperspectief
om te voldoen aan de standaard en aardgasvrij te worden. Hiermee verminderen de energiekosten
en hoeft dus minder belasting te worden betaald voor het gebruik van aardgas. De wijzigingsregeling
waarmee wordt geregeld dat de nieuwe bepalingsmethode wordt aangewezen voor het bepalen
van het energielabel en de wijzigingen in de energielabelsystematiek heeft voorgelegen
in de consultatieronde waarbij partijen hebben kunnen reageren op de voorgestelde
wijzigingen.
2.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de toegevoegde waarde van het energielabel
in samenhang met de isolatiestandaard.
De letter op het energielabel is gebaseerd op het primair fossiel energiegebruik van
een gebouw. Dit is de energie die afkomstig is uit kolen, olie en aardgas en gebruikt
wordt voor zowel verwarming als koeling, warm tapwater en ventilatie van het gebouw.
Naast het primair fossiel energiegebruik geeft het label voor woningen ook andere
energieprestatie indicatoren weer, zoals de warmtebehoefte van de woning. De warmtebehoefte
geeft de hoeveelheid warmte weer die nodig is voor verwarming van de woning. Deze
wordt afgezet tegen de isolatiestandaard, zodat duidelijk wordt of deze reeds voldoet
of niet.
3.
De leden van de VVD-fractie informeren naar de resterende tijd tot de invoering van
het nieuwe energielabel per 1 januari 2021. Zij vragen zich af of er voldoende tijd
is om de adviseurs op te leiden en de benodigde software te ontwikkelen.
De opleidingen van de energieprestatie adviseurs voor de nieuwe bepalingsmethode zijn
reeds door de sector ontwikkeld en van start gegaan. De eerste examens worden vanaf
eind juni afgenomen. De verwachting vanuit de sector is dat een groot deel van de
huidige EPA-adviseurs (circa 2.000) en ook nieuwe adviseurs zich gaan kwalificeren
om vanaf 1 januari volgens de nieuwe bepalingsmethode energielabels op te nemen en
registreren. Daarbij is er ruim voldoende capaciteit bij de opleiders en exameninstituten
om er voor te zorgen dat er aan het eind van het jaar voldoende adviseurs beschikbaar
zijn.
De software voor het berekenen van de energieprestatie op basis van de ingevoerde
energetische kenmerken van een gebouw wordt op dit moment ontwikkeld. Vanaf 1 juli
2020 is geattesteerde rekensoftware beschikbaar, zodat marktpartijen een half jaar
de tijd hebben voor gewenning en bijvoorbeeld ook (tussen)ontwerpen kunnen toetsen
aan de nieuwe eisen.
4.
De leden van de VVD-fractie onderstrepen het belang van betrokkenheid van het MKB
en vragen waarom er geen MKB-toets is uitgevoerd.
Ik onderschrijf het belang van de betrokkenheid van het MKB bij deze wijziging. Bij
de voorbereiding van de gewijzigde regelgeving zijn dan ook diverse partijen, ook
uit het MKB, betrokken. De MKB-toets wordt op dit moment uitgevoerd bij de uitwerking
van dit besluit in onderliggende regelgeving. Deze loopt tegelijkertijd met de internetconsultatie
van de wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen en enige andere regelingen
in verband met de aanpassing van de methodiek voor het bepalen van de energieprestatie
van gebouwen en de inijking van energielabels. In verband met de coronacrisis is er
geen fysieke bijeenkomst georganiseerd, maar is het MKB via de brancheorganisaties
per mail gevraagd om naar de effecten van de voorgenomen wijzigingen te kijken voor
hun ondernemingen.
CDA-fractie
1.
De leden van de CDA-fractie vragen of de wijziging van diverse besluiten in verband
met de aanpassing van de methodiek voor het bepalen van de energieprestatie van gebouwen
en de inijking van energielabels exact volgens de wijziging van het Bouwbesluit 2012
inzake bijna energieneutrale nieuwbouw is.
De diverse wijzigingen in de regelgeving zijn afgestemd met de latere inwerkingtreding
van het Bouwbesluit 2012 inzake de bijna-energieneutrale nieuwbouw en de hierin aangewezen
zelfde methodiek voor het bepalen van de energieprestatie. Met de verschuiving van
de inwerkingtreding van 1 juli 2020 naar 1 januari 2021 is tevens meer voorbereidingstijd
ontstaan voor de markt om zich goed voor te kunnen bereiden (opleidingen en examens
adviseurs, certificering bedrijven, etcetera).
2.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de voorliggende wijziging geen directe
relatie heeft met het Klimaatakkoord. Zij vragen wanneer de wijzigingen die voortvloeien
uit het Klimaatakkoord zullen worden voorgelegd.
Het ontwerpbesluit betreft een zo beleidsneutraal mogelijke aanpassing van regelgeving
vanwege de nieuwe bepalingsmethode voor de energieprestatie van gebouwen. Deze aanpassing
is nodig vanwege de tijdige invoering van de nieuwe bepalingsmethode per 1 januari
2021. Deze wijziging heeft daarom geen relatie met de uitwerking van het Klimaatakkoord
en neemt geen voorschot op mogelijke opties die bij de uitwerking van het Klimaatakkoord
aan de orde komen. Hiervoor wijs ik op de brief van 17 december 2019 (Kamwerstuk 32 813, nr. 437). Daarin is het streven aangegeven dat de woonlasten van de huurder bij verduurzamingsmaatregelen
niet toenemen. Ook is daarin aangegeven dat ik een aanpassing van het woningwaarderingsstelsel
of andere maatregelen zal onderzoeken om de prikkel om te verduurzamen te vergroten.
Ik verwacht u daarover na de zomer te kunnen informeren in combinatie met de overige
mogelijke huurmaatregelen zoals aangegeven in de brief van 17 december 2019.
3.
De leden van de CDA-fractie vragen of de wijziging van de diverse besluiten in verband
met de aanpassing van de methodiek van de energieprestatie van gebouwen en de inijking
van energielabels past binnen de Energy Performance of Buildings Directive (EBPD).
Bij de implementatie van de nieuwe bepalingsmethode is de EPBD en de onder mandaat
van de Europese Commissie hiervoor gepubliceerde Europese energieprestatie (EPB) normen
het uitgangspunt geweest. Het besluit voldoet daarmee aan de normen zoals vastgelegd
in de EPBD.
4.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze voorkomen kan worden dat door een
apart systeem van puntenwaardering van kleine woningen huren flink hoger kunnen uitvallen.
Zij vragen of de voorgestelde aanpassing van de besluiten de perverse prikkel in zich
heeft om zeer kleine zelfstandige woningen te realiseren, en of door de aanpassing
van de besluiten de relatief hoge kosten van de verbetering bij kleine woningen de
huurder komen te liggen, terwijl deze minder merkt van de besparing op de energiekosten.
Bij de wijziging gaat het om een zoveel mogelijke beleidsneutrale overgang. Dit houdt
in dat de wijziging zo is vormgegeven dat deze niet leidt tot een verruiming van het
puntenaantal van de woningen, geen effect heeft op de gemiddelde maximale huurprijs,
en daardoor geen effect heeft op huurders in termen van maandelijkse kosten zoals
de huur of de energielasten.
Zoals in de nota van toelichting aangegeven bleek wel uit nader onderzoek dat de nieuwe
klassenindeling van het energielabel bij kleine woningen leidt tot een negatief effect
van 1 tot 2 energielabelklassen, afhankelijk van de grootte van de woning en van het
energielabel.
De specifieke waardering voor kleine woningen in de voorgenomen wijziging zorgt ervoor
dat deze kleine woningen enerzijds met het nieuwe energielabel een slechter energielabel
krijgen, maar anderzijds meer punten. Per saldo zorgt dit voor een zo veel mogelijke
beleidsneutrale overgang, ook voor de kleine woningen.
5.
De leden van de CDA-fractie vragen naar de zorgen van de Landelijke Studentenvakbond
(LSVB) en de Woonbond over de voorgenomen wijziging van het energielabel voor kleine
woningen
en vragen in te gaan op de vraag of de regeling zou leiden een prikkel die bijdraagt
aan toename van het aanbod van meer onzelfstandige woningen.
De zorgen van de LSVB en de Woonbond richten zich in essentie tegen hogere huurprijzen
die het gevolg zouden zijn van de voorgenomen wijziging. Bij de voorgestelde wijziging
gaat het echter om een beleidsneutrale wijziging die gericht op het gelijk houden
van het puntenaantal voor deze woningen en het vermijden van hogere of lagere maximale
huurprijzen. Anders dan naar voren komt leidt de voorgenomen wijziging niet tot een
prikkel tot toename van het aanbod van meer onzelfstandige woningen. De zorgen van
de LSVB en de Woonbond op dit punt acht ik dan ook niet terecht.
D66-fractie
1.
De leden van de D66-fractie constateren dat de overgrote meerderheid van de woningen
door de aanpassing van de energielabelmethodiek onder dezelfde klasse blijft vallen.
Deze leden vragen of er een specifiek type woning is dat meer dan een energieklasse
verschil kent? Daarnaast vragen zij of het overige aandeel woningen met name twee
klassen hoger of twee klassen lager uitkomt na de voorgenomen aanpassingen?
Bij de indeling in energielabelklassen op basis van de nieuwe methode behoudt 91%
van alle woningen dezelfde labelletter of verschuift hooguit één labelklasse. Bij
de overige 9% is de verhouding tussen verbetering of verslechtering symmetrisch: 4%
verschuift twee klassen beter en 1% meer dan twee klassen, 3% verschuift twee klassen
slechter en 1% meer dan twee klassen. Verschuivingen met meer dan 1 labelklasse komen
dus niet vaak voor. Verschuivingen met meer dan 1 labelklasse zijn vooral te zien
bij kleine woningen (kleiner dan 25 m2 en kleiner dan 40 m2). Voor deze groep woningen is er sprake van een duidelijke verslechtering. Dat is
dan ook de reden waarom voor deze groep woningen het mogelijk is om extra huurpunten
te krijgen binnen het woningwaarderingsstelsel.
2.
De leden van D66 constateren dat de meerderheid van de utiliteitsgebouwen door de
aanpassing van de energielabelmethodiek dezelfde labelklasse behoudt. Ze vragen een
verklaring voor het verschil met woningen. Tevens vragen ze het percentage utiliteitsgebouwen
dat twee klassen hoger of twee klassen lager uitkomt.
Het percentage utiliteitsgebouwen dat hetzelfde label houdt is 52%. Voor woningen
is dat 53%. Het percentage utiliteitsgebouwen dat in dezelfde klasse blijft of hooguit
één labelklasse verschuift is 76%. Voor woningen is dat 91%. Hieruit kan geconcludeerd
worden dat de nieuwe labelklassen voor een utiliteitsgebouw een grotere spreiding
kent (en dus gemiddeld genomen sterker afwijkt van het huidige label) dan het label
voor woningen. Er is niet één enkele oorzaak, maar een samenstel van factoren.
Waarschijnlijk heeft het te maken met de toegenomen invloed van de geometrie van het
gebouw op het label. Met de geometrie van het gebouw wordt in dit verband de verhouding
tussen de verliesoppervlakte van de schil (gevels, dak en vloer) en de vloeroppervlakte
verstaan, ook wel de compactheid van het gebouw. De geometrie varieert in de utiliteitsbouw
waarschijnlijk meer dan in de woningbouw.
De leden van D66 vragen het aandeel utiliteitsgebouwen dan twee labelklassen beter
of slechter scoort. De volledige verdeling is als volgt: meer dan twee labelklassen
slechter 5%, twee klassen slechter 7%, één klasse slechter 12%, zelfde labelklasse
52%, één klasse beter 12%, twee klassen beter 8%, meer dan twee klassen beter 4%.
3.
De leden van de D66-fractie constateren dat de berekende duurzaamheidsinvesteringen
in kantoren voor het voldoen aan de label C plicht door de aanpassing van de energielabelmethodiek
circa € 30 miljoen lager zijn dan eerder aangegeven. De leden vragen wat het effect
hiervan is op de klimaatambities in de gebouwde omgeving en of er hierdoor aanvullende
middelen nodig zijn om de gestelde doelen te halen?
De totale investering in kantoren voor het voldoen aan de label C plicht bedraagt
€ 860 miljoen (Verplicht energielabel voor kantoren, EIB, 2016). Door de nieuwe energielabelmethodiek
neemt de investering met € 30 miljoen af tot € 830 miljoen, ofwel met 3%. De met deze
verplichting beoogde energiebesparing en CO2-reductie zal navenant lager uitvallen. Ik vind dit, mede in het licht van verdergaande
afspraken in het Klimaatakkoord, een marginaal verschil en onvoldoende aanleiding
voor aanscherping van regelgeving of het beschikbaar stellen van aanvullende middelen.
Ook wijs ik er op dat menig kantooreigenaar beseft dat label C geen eindstation is
en daarom het kantoor nu al verder verduurzaamd tot bijvoorbeeld label A.
4.
De leden van de D66-fractie constateren dat de aanpassing van de Primaire Energiefactor
(PEF) een van de aspecten is die bijdraagt aan de verschuivingen in energielabels.
Deze leden vragen of er nader ingegaan kan worden op het effect van de PEF op de nieuwe
labels?
Het effect van de PEF op de nieuwe labels hangt sterk af van de maatregelpakketten
die zijn toegepast. Gebouwen met pakketten die relatief veel elektriciteit gebruiken
voor verwarmen en/of koelen zullen gemiddeld een beter label krijgen. Dit geldt voor
zowel woningen als utiliteitsbouw. Gebouwen die met bijvoorbeeld veel zonnepanelen
zelf elektriciteit opwekken daarentegen, zullen gemiddeld een minder goed label krijgen.
Dit heeft te maken met het feit dat de elektriciteitsopwekking in het landelijk elektriciteitsnet
steeds duurzamer is geworden, zodat eigen elektriciteitsproductie als «concurrent»
van het landelijke net relatief minder positief gaat scoren. In de utiliteitsbouw
treft men vaker combinaties aan van veel elektriciteitsgebruik voor verwarmen- en
koelen (bijvoorbeeld warmtepompen) met eigen elektriciteitsopwekking via PV-panelen.
In die gevallen is er dan vaak sprake van compenserende effecten waardoor de labelverschuivingen
dan beperkt zijn.
5.
De leden van de D66-fractie constateren dat de voorgenomen aanpassing leidt tot een
mindere score voor woningen met veel eigen zonnepanelen. Deze leden vragen – in het
kader van de duurzaamheidsopgave – hoe dit rijmt met alle inspanningen de gebouwde
omgeving duurzaam te maken? Deze leden vragen tevens wat hiervan het effect is op
de doelstelling hernieuwbare energie?
Zie ook het antwoord op de voorgaande vraag. Het landelijk elektriciteitsnet wordt
steeds duurzamer. De nieuwe rekenmethodiek houdt daarmee rekening. Zonnepanelen leveren
daardoor ten opzichte van de vorige methodiek een relatief kleinere bijdrage aan de
energieprestaties van het gebouw. Dat neemt niet weg dat het toepassen van zonnepanelen
nog steeds resulteert in een verbetering van het energielabel en onveranderd belangrijk
is voor de doelstelling van hernieuwbare energie.
6.
De leden van D66 vragen waarom er voor verschillende functies zoals wonen, logies
en cel, verschillende eisen gesteld worden aan het primair fossiel energiegebruik.
Verder vragen de leden van D66 of vakantie- en recreatiewoningen onder de logies-
of de woonfunctie vallen.
De eisen voor de gebruiksfuncties wonen, logies en cel lopen inderdaad uiteen. Voor
het gevoel lijken de gebruiksfuncties op elkaar, maar er zijn redenen om er verschillende
eisen aan te stellen. De uitleg is technisch van aard.
In de vigerende bepalingsmethoden voor de energieprestatie van utiliteitsgebouwen
(ISSO 75.3 en NEN 7120) wordt het berekende primair energiegebruik van een gebouw
gerelateerd aan het toelaatbaar primair energiegebruik. De Energie-Index is het quotiënt
van het berekende energiegebruik en het toelaatbaar energiegebruik. In de vigerende
bepalingsmethoden hebben de gebruiksfuncties, inclusief die voor logies en cel, een
verschillend toelaatbaar energiegebruik. Met de ingang van de nieuwe bepalingsmethode
(NTA 8800) vervalt de eis aan de verhouding berekend energiegebruik versus toelaatbaar
energiegebruik en wordt vervangen door het berekend primair energiegebruik in kWh/m2.jaar. Een beleidsneutrale omzetting van de vigerende methode (ISSO75.3/NEN7120) naar
de nieuwe NTA 8800 betekent dat gebruiksfuncties (inclusief die voor logies en cel)
verschillen in de hoogte van de eis. Dit sluit aan op BENG-eisen die per gebruiksfunctie
verschillen.
De leden van D66 betrekken de functie wonen in de vraag. De functies wonen, logies
en cel zijn niet vergelijkbaar. Het gebruik van een woonfunctie is om voor de hand
liggende redenen anders dan van een logiesfunctie (gebruikstijden, interne warmteproductie,
verbruik warm tapwater). Daarom valt logies onder de utiliteitsfunctie en zijn in
de NTA8800 diverse parameters anders dan bij woningen. Bovendien telt in de logiesfunctie
in tegenstelling tot de woonfunctie, verlichting mee. Het gebruik van een gebouw met
een celfunctie wijkt af van een gebouw met een logiesfunctie en gelden in de NTA8800
andere waarden voor diverse parameters.
In antwoord op de vraag of vakantie- en recreatiewoningen onder de logies- of de woonfunctie
vallen, kan ik melden dat vakantie- en recreatiewoningen onder de woonfunctie vallen
en een woninglabel krijgen.
7.
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre met de betrokken sectoren inmiddels
al voorbereidingen zijn getroffen om er voor te zorgen dat op de ingangsdatum voldoende
goed toegeruste adviseurs beschikbaar zullen zijn?
De opleidingen van de energieprestatie adviseurs voor de nieuwe bepalingsmethode zijn
reeds door de sector ontwikkeld en van start gegaan. De eerste examens worden vanaf
eind juni afgenomen. De verwachting vanuit de sector is dat een groot deel van de
huidige EPA-adviseurs (circa 2.000) en ook nieuwe adviseurs zich gaan kwalificeren
om vanaf 1 januari volgens de nieuwe bepalingsmethode energielabels op te nemen en
registreren. Daarbij is er ruim voldoende capaciteit bij de opleiders en exameninstituten
om er voor te zorgen dat er aan het eind van het jaar voldoende adviseurs beschikbaar
zijn.
8.
De leden van de D66-fractie constateren dat de NTA8800-bepaling er in technische zin
toe kan leiden dat er minder duurzaam op de woning geleverde energie nodig kan zijn
en vragen wat dit betekent voor duurzaamheidsambities in de gebouwde omgeving en voor
de inzet voor «zon-op-dak» in het bijzonder.
De energieprestatievergoeding kent een koppeling tussen de berekende warmtevraag en
de eisen aan duurzame opwekking van elektriciteit. De woning moet voldoende duurzaam
opwekken om aan de berekende vraag te voldoen. De invoering van de NTA8800 betekent
dat de berekening voor de warmtevraag voor deze woningen gemiddeld genomen iets lager
uitvalt. Door de koppeling valt de eis aan opwekking gemiddeld genomen ook iets lager
uit. Deze moet echter nog steeds voldoende zijn voor de totale warmtevraag van de
woning, inclusief het elektriciteitsverbruik van de bewoners. Het blijft daarmee absoluut
nodig om heel goed te isoleren en veel PV-panelen te installeren om eraan te voldoen.
Daarmee blijven het de meest duurzame woningen in Nederland en verhouden ze zich goed
tot de inzet voor «zon-op-dak.
9.
De leden van de D66-fractie lezen dat er een mogelijkheid bestaat dat het energielabel
binnen het Besluit huurprijzen woonruimte kan leiden tot een verhoging of verlaging
van het aantal punten binnen het woningwaarderingsstelsel. Deze leden vragen voor
hoeveel woningen naar verwachting een verhoging of verlaging wordt verwacht.
De wijziging is zo vormgegeven dat deze geen effect heeft op de gemiddelde maximale
huurprijs. Voor zover het huidige puntenstelsel leidt tot de mogelijkheid van huurverhogingen
of -verlagingen blijft dat met de voorgestelde wijziging in zijn algemeenheid onveranderd.
Wel is het mogelijk dat er door de hiervoor aangeven verschuivingen in een enkel geval
wijzigingen optreden bij individuele woningen.
Enerzijds kan een lager puntenaantal binnen het woningwaarderingsstelsel voor de woonruimte
ontstaan door een slechter energielabel. In een aantal gevallen kan dit leiden tot
huurverlaging. Opmerking daarbij is dat dit alleen kan optreden indien de maximale
huurprijs hierdoor lager wordt dan de feitelijke huurprijs. Gelet op de algemene huurprijsniveaus
zal dit zich maar in geringe mate voordoen.
Anderzijds kan het nieuwe energielabel in een individueel geval leiden tot meer punten
waardoor een huurverlaging bij een individuele woning niet meer mogelijk is waar dat
wel het geval zou zijn met het lagere puntenaantal met het huidige energielabel. Ook
zou het nieuwe energielabel in een individueel geval kunnen leiden tot de mogelijkheid
van een huurverhoging waar dat met het huidige energielabel niet mogelijk is, zij
het dat deze huurverhoging gelimiteerd blijft door de regelgeving omtrent de jaarlijkse
huurprijsverhoging.
10.
De leden van de D66-fractie vragen waarom er is gekozen voor een afwijkende waardering
van de energiezuinigheid van kleine woningen en hoe dit rijmt met het streven naar
een beleidsneutrale omzetting als gevolg van een andere rekenmethode. Zij vragen daarbij
of het rechtvaardig wordt gevonden dat huurders van kleine woningen, die vaak over
een minder groot inkomen beschikken, relatief meer kwijt zijn aan hun energielasten
als gevolg van de nieuwe berekeningsmethode.
Bij de wijziging gaat het om een zoveel mogelijke beleidsneutrale overgang. Dit houdt
in dat de wijziging zo is vormgegeven dat deze gemiddeld niet leidt tot een verruiming
van het puntenaantalvan de woningen, geen effect heeft op de gemiddelde maximale huurprijs,
en daardoor geen effect heeft op huurders in termen van maandelijkse kosten zoals
de huur of de energielasten.
Zoals in de nota van toelichting is aangegeven bleek wel uit nader onderzoek dat de
nieuwe klassenindeling van het energielabel bij kleine woningen leidt tot een negatief
effect van 1 tot 2 energielabelklassen, afhankelijk van de grootte van de woning en
van het energielabel.
De specifieke waardering voor kleine woningen in de voorgenomen wijziging zorgt ervoor
dat deze kleine woningen enerzijds met het nieuwe energielabel een slechter energielabel
krijgen, maar anderzijds meer punten. Per saldo zorgt dit voor een zo veel mogelijke
beleidsneutrale overgang, ook voor de kleine woningen.
11.
De leden van de D66-fractie vragen of de verdiencapaciteit voor verhuurders aan de
orde is geweest in die zin dat het daarbij gaat of de verhuurder de maximaal redelijke
huur vraagt? Aansluitend daarop vragen zij voor welk aandeel van de verhuur dit geldt
en in hoeveel gevallen de nieuwe berekeningsmethode de huur daadwerkelijk wordt beïnvloed.
Naar aanleiding van de internetconsultatie zijn deze elementen inderdaad nader bezien.
Deze inbreng in de consultatie richtte zich op de effecten voor kleine woningen en
sloot aan bij de analyse inzake de toegenomen invloed van de geometrie van het gebouw.
Om die reden is dan ook specifiek nader bezien wat de effecten zouden zijn op de feitelijke
huur van woningen in relatie tot de oppervlakte. Daarbij bleek het volgende beeld:
Tabel: Gemiddelde huur als percentage van de maximale huur voor zelfstandige corporatiewoningen,
naar oppervlakteklasse (bron: dVi 2018)
Oppervlakteklasse
Totaal
Tot 25 m2
85%
25 tot 40 m2
78%
40 tot 50 m2
75%
50 tot 60 m2
77%
60 tot 70 m2
76%
70 tot 80 m2
74%
80 tot 100 m2
72%
100 tot 120 m2
69%
Vanaf 120 m2
68%
TOTAAL
73%
Inzake de afstand van de feitelijke huur tot de maximale huur per maand bleek het
volgende:.
Figuur: Zelfstandige corporatiewoningen met een oppervlakte tot 40m2, naar afstand huur per maand tot maximale huur per maand o.b.v. WWS (bron: dVi 2018)
Deze gevraagde huren, zouden in combinatie met een verslechtering van het aantal punten
voor het energielabel leiden tot ruim 12.000 huurverlagingen waarbij bleek dat vooral
studentenhuisvesters, die een portefeuille bezitten met veel kleine woningen, te maken
zouden krijgen met deze huurverlagingen.
Figuur: Huurderving per maand voor kleine corporatiewoningen wanneer huur wordt teruggebracht
naar maximale huur (bron: dVi 2018 en RVO, bewerking ABF)
Deze analyse heeft dan ook geleid tot het voorliggende ontwerpbesluit met de specifieke
puntentabellen voor kleine woningen.
12.
De leden van de D66-fractie vragen naar het aandeel woningen waarvoor nooit de energieprestatie
is bepaald, en er vervolgens naar de bouwjaarklasse wordt gekeken, nu de verplichting
van een energielabel of – index sinds enkele jaren geldt.
De verplichting van een energielabel of – index geldt uitsluitend in die gevallen
dat er sprake is van een mutatie; het gaat daarbij om de verkoop van een woning of
om het afsluiten van een huurovereenkomst met een nieuwe huurder. Daarbij geldt, dat
een energielabel- of index 10 jaar zijn geldigheid behoudt. Er wordt uitsluitend naar
de bouwjaarklasse gekeken voor de bepaling van de energieprestatie in het kader van
het woningwaarderingsstelsel. De bouwjaarklassen zijn bepaald op basis van de energieprestatie
die een woning geacht wordt minimaal te realiseren op grond van de in het bouwjaar
vigerende bouwnormen. Daarbij gaat het om de datum van oplevering van een gereed pand.
Thans zijn circa 2,2 miljoen energielabels geregistreerd waarvan bekend is dat deze
betrekking hebben op huurwoningen. Daarnaast zijn er circa 236.000 woningen met een
energielabel waarbij niet kan worden vastgesteld of het een huur-of koopwoning betreft.
Ervan uitgaande dat het hierbij ook om huurwoningen gaat beschikken circa 2,4 miljoen
huurwoningen over een energielabel.
Er zijn circa 3,3 miljoen huurwoningen. Naar inschatting gaat het dus om circa 0,9
miljoen huurwoningen waarbij voor het woningwaarderingsstelsel geldt dat wordt uitgegaan
van het bouwjaar. Het is aan de verhuurder of hij het voor de door hem gewenste huurprijs
gewenst acht dat met dergelijke verbeteringen wel rekening wordt gehouden.
De fractie van GroenLinks
1.
De leden van de fractie van GroenLinks geven aan dat het voorliggende voorstel vooral
technische wijzigingen betreft. Zij vragen wanneer het separate voorstel met wijzigingen
die voortvloeien uit het Klimaatakkoord naar de Kamer komt.
Het ontwerpbesluit betreft inderdaad een zo beleidsneutraal mogelijke aanpassing van
regelgeving vanwege de nieuwe bepalingsmethode voor de energieprestatie van gebouwen.
Deze aanpassing is nodig vanwege de tijdige invoering van de nieuwe bepalingsmethode
per 1 januari 2021. Deze wijziging heeft daarom geen relatie met de uitwerking van
het Klimaatakkoord en neemt geen voorschot op mogelijke opties die bij de uitwerking
van het Klimaatakkoord aan de orde komen. Hiervoor wijs ik op de brief van 17 december
2019 (Kamerstuk 32 813, nr. 437). Daarin is het streven aangegeven dat de woonlasten van de huurder bij verduurzamingsmaatregelen
niet toenemen. Ook is daarin aangegeven dat ik een aanpassing van het woningwaarderingsstelsel
zal onderzoeken om de prikkel om te verduurzamen te vergroten. Ik verwacht u daarover
na de zomer te kunnen informeren in combinatie met de overige mogelijke huurmaatregelen
zoals aangegeven in de brief van 17 december 2019.
2.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet signalen herkent over
slecht geïsoleerde woningen, met name in de particuliere huursector. Zij vragen of
het kabinet voornemens is om met aanvullende eisen of een aanscherpping van het Bouwbesluit
te komen zodat, met name particuliere, huurwoningen met een laag energielabel sneller
worden verduurzaamd?
Ik ben bekend met de energetische staat van de huurwoningen in Nederland. Zie bijvoorbeeld
de rapportage Staat van de Woningmarkt voor de verdeling van energielabels over de
woningsectoren (Kamerstuk 32 847, nr. 578). Het ontwerpbesluit betreft een zo beleidsneutraal mogelijke aanpassing van regelgeving
vanwege de nieuwe bepalingsmethode voor de energieprestatie van gebouwen. Deze aanpassing
is nodig vanwege de tijdige invoering van de nieuwe bepalingsmethode per 1 januari
2021. Deze wijziging heeft daarom geen relatie met de uitwerking van het Klimaatakkoord
en neemt geen voorschot op mogelijke opties die bij de uitwerking van het Klimaatakkoord
aan de orde kunnen komen. Hiervoor wijs ik op de brief van 17 december 2019 (Kamerstuk
32 813, nr. 437). Ik verwacht u na de zomer te kunnen informeren over de mogelijke huurmaatregelen
zoals aangegeven in de brief van 17 december 2019.
3.
De leden van de fractie Groenlinks vragen te reageren op de zorgen van Kences en Aedes
over de invloed van de nieuwe bepalingsmethode op de energieprestatie van kleine woningen.
De zorgen van Kences en Aedes houden verband met het ontwerpbesluit zoals dat gepubliceerd
was in het kader van de zogenoemde internetconsultatie. Dat ontwerpbesluit, was net
als het huidige gericht op een beleidsneutrale wijziging. In dat ontwerpbesluit was
echter onvoldoende rekening gehouden met het feit dat de NTA 8800 bij kleinere woningen
leidt tot een slechtere waardering van het energielabel dan de huidige methodiek.
Anders dan beoogd leidde dat ontwerpbesluit daardoor niet tot een beleidsneutrale
wijziging waar het gaat om de puntenwaardering van deze kleine woningen. Naar aanleiding
van de zorgen ingebracht bij de internetconsultatie is een nader onderzoek uitgevoerd
waaruit bleek dat toepassing van de NTA 8800 leidt tot een negatief effect van 1 tot
2 energielabelklassen, afhankelijk van de grootte van de woning en van het energielabel:
Huidige energielabelklassen
/Energie-IndexI
Oppervlakte van de woning
0–25 m2
25–40 m2
A++ tot en met label E
2 klassen verslechtering
1 klasse verslechtering
F en G
Geen verslechtering
Geen verslechtering
De zorgen geuit over de waardering van kleinere woningen in het eerdere ontwerpbesluit
bleken dan ook terecht. Om hierin te voorzien is in het thans voorliggende ontwerpbesluit
een aangepaste puntenwaardering opgenomen voor woningen kleiner dan 40 m2.
SP-fractie
1.
De leden van de SP-fractie vragen waar de gegroepeerde jaartallen (bouwjaarklassen)
in de tabellen op zijn gebaseerd, of het daarbij gaat om de oplevering van een gereed
pand of de start van de bouw van het pand in dat jaar, en of in de tabel rekening
wordt gehouden met aangebrachte verbeteringen in de (oudere) woningen.
De bouwjaarklassen zijn bepaald op basis van de energieprestatie die een woning geacht
wordt minimaal te realiseren op grond van de in het bouwjaar vigerende bouwnormen.
Daarbij gaat het om de datum van oplevering van een gereed pand. Met eventuele aangebrachte
verbeteringen in de (oudere) woningen wordt geen rekening gehouden.
2.
De leden van de SP willen graag meer weten over de verschuivingen in de labelgrenzen,
waarop het label wordt gebaseerd en hoe huiseigenaren en huurders worden geïnformeerd.
Met de introductie van de NTA 8800 is de bepalingsmethode voor de energieprestatie
van gebouwen gewijzigd. Het uitgangspunt is gehanteerd om een zuiver technische en
zoveel mogelijk beleidsneutrale overgang te realiseren. Toch zullen er gebouwen met
de NTA 8800 een betere of slechtere labelletter krijgen dan met de oude bepalingsmethode.
De nieuwe bepalingsmethode kan bijvoorbeeld met meer technologieën rekenen en mede
daardoor preciezere uitkomsten leveren over energieprestaties van gebouwen. Sommige
uitgangspunten zijn ook geactualiseerd die invloed hebben op de energieprestatieberekeningen,
zoals de Primaire Energie Factor (PEF) van het Nederlandse elektriciteitsnet die een
veel effect heeft op de berekende energieprestatie.
Vanwege de nieuwe indicator van de energieprestatie is een nieuwe indeling van de
energielabelklassen nodig. Op de bestaande energielabels die nog geldig zijn heeft
dit geen effect (een energielabel is immers 10 jaar geldig). Over de nieuwe energielabels
die na 1 januari 2021 worden vastgesteld, worden woningeigenaren en huurders geïnformeerd
via verschillende kanalen en brancheorganisaties. Onder andere door het aanbieden
van actuele informatie op websites en het verstrekken van nieuwsberichten. Bij een
aantal brancheorganisaties (waaronder Vereniging Eigenhuis en Aedes) is actief geïnformeerd
welke informatiebehoefte er is zodat in de berichtgeving daar specifiek op in kan
worden gegaan. Zo informeren we bijvoorbeeld specifiek over de herijking van de energielabelklassen.
3.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de aanpassing van de Regeling Vermindering Verhuurderheffing
eruit komt te zien en welke concrete gevolgen dat heeft voor verhuurders.
De belangrijkste wijzigingen bij de Heffingsvermindering Verduurzaming zijn:
• het per 1 januari 2021 vervangen van de indicator Energie-Index door energielabel
(primair fossiel energiegebruik uitgedrukt in kWh/m2.jr);
• het maken van overgangsbepalingen zodat lopende gevallen gebruik kunnen blijven maken
van de oude methode van de Energie-Index.
De lopende gevallen betreffen voorlopige investeringsverklaringen die gebaseerd zijn
op een verwachte verbetering in de Energie-Index van de huurwoningen (voornemens tot
verduurzaming van huurwoningen). Zodra de woningrenovaties zijn voltooid en de gerealiseerde
stappen in de verduurzaming duidelijk zijn, kan de definitieve investeringsverklaring
worden aangevraagd ter verkrijging van de vermindering op de verhuurderheffing. Concreet
gevolg van de overgangsbepalingen is dat verhuurders bij de realisatie van de verduurzaming
(definitieve investeringsverklaring) dezelfde indicator (Energie-Index) kunnen gebruiken
als waarvan men bij aanvraag (voorlopige investeringsverklaring) is uitgegaan.
Deze wijzigingen dienen in het Besluit vermindering verhuurderheffing en in de Regeling
Vermindering verhuurderheffing te worden aangebracht. De uitwerking van de voorgenomen
wijziging van de Regeling vermindering verhuurderheffing is onlangs in openbare consultatie
gebracht.4
4.
De leden van de SP-fractie vragen om een nadere uitleg over de puntenwaardering voor
kleine woningen. Daarbij vragen zij hoe het stimuleren van verhogingen van de maximale
huur van kleine, zelfstandige huurwoningen zich verhoudt tot de brede oproep voor
meer betaalbare huurprijzen, of het kabinet dit rechtvaardig en proportioneel vindt
en hoe dit past in de geest van het woningwaarderingsstelsel gelet op de bedoeling
van dit woningwaarderingsstelsel. Ook vragen de leden van de SP-fractie naar de gevolgen
voor kleine woningen gezien de huidige woningnood, en naar de gevolgen voor het stimuleren
van zowel meer zelfstandige, als meer onzelfstandige huurwoningen. De leden van de
SP-fractie vragen daarbij waar de grenzen van 25 vierkante meter en 40 vierkante meter
op gebaseerd zijn en waarom de regering juist die grenzen kiest. Daarbij vragen de
leden van de SP-fractie welke alternatieven zijn onderzocht of bekeken door de regering
en waarom die zijn afgevallen en waarom er bijvoorbeeld extra huurpunten moeten worden
gegeven voor de energieprestatie.
Ter begeleiding van de totstandkoming van de nieuwe labelklassen is de begeleidingscommissie
Inijking Energielabels in het leven geroepen. De begeleidingscommissie Inijking Energielabels
is betrokken geweest bij de inijkingsstudies betreffende woningen en utiliteitsgebouwen.
Deze commissie bestond uit vertegenwoordigers van particuliere huiseigenaren, huurders,
woningcorporaties, eigenaren van utiliteitsgebouwen en specifieke gebouweigenaren
zoals het Rijksvastgoedbedrijf. Met deze begeleidingscommissie zijn diverse meer toekomstgerichte
varianten besproken. Uit deze begeleidingscommissie kwam in sterke mate de wens naar
voren om te komen tot een beleidsneutrale wijziging.
Op basis van dit overleg, en het advies van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
is uiteindelijk gekozen om de wijziging zo beleidsneutraal mogelijk vorm te geven
zoals vormgegeven met onderhavig ontwerpbesluit. Anders dan de vraag aangeeft leidt
het voorgenomen besluit dus niet tot verhogingen van de maximale huur voor de allerkleinste
woningen.
Zoals in de nota van toelichting aangegeven bleek wel uit nader onderzoek dat de nieuwe
klassenindeling van het energielabel bij kleine woningen leidt tot een negatief effect
van 1 tot 2 energielabelklassen, afhankelijk van de grootte van de woning en van het
energielabel.
De specifieke waardering voor kleine woningen in de voorgenomen wijziging zorgt ervoor
dat deze kleine woningen enerzijds met het nieuwe energielabel een slechter energielabel
krijgen, maar anderzijds meer punten. Per saldo zorgt dit voor een zo veel mogelijke
beleidsneutrale overgang, ook voor de kleine woningen.
De grenzen van 25 m2 en 40 m2 zijn gebaseerd op nader onderzoek naar aanleiding van de reacties van een aantal
partijen in het kader van de internetconsultatie.
5.
In relatie tot kleine woningen stellen de leden van de SP-fractie voorts dat de prijzen
zullen worden opgedreven, zowel in koop- als huurprijs, terwijl de regering stelt
dat betaalbaarheid belangrijk is en dat een fenomeen als «kopen om duur te verhuren»
(buy-to-let) aan banden moet worden gelegd. De leden van de SP-fractie vragen hierop
een reactie.
In mijn brief van 9 juni 2020 met mijn reactie op de initiatiefnota van het lid Smeulders
over marktwerking uit de huursector ga ik onder meer in op het fenomeen als «kopen
om te verhuren» (Kamerstuk 35 178, nr. 3).
Zoals ik in die brief aangeef is mijn inzet gericht op het vergroten van het aanbod
om het woningtekort te verkleinen en zo de betaalbaarheid van wonen te verbeteren.
Ook geef ik in die brief aan gemeenten de mogelijkheid te willen geven om voor de
buurten waar dat echt nodig is een opkoopbescherming in te kunnen voeren. Een gemeente
zal in de buurten waar de opkoopbescherming geldt aan bonafide verhuurders vergunningen
blijven afgeven voor gewenste vormen van verhuur. Daarbij kan gedacht worden aan woningen
die verhuurd worden aan familieleden, woningen die onderdeel zijn van een winkel-,
kantoor- of bedrijfspand of zittende kopers die verhuizen naar een andere woning en
hun eerste woning willen verhuren. Via de opkoopbescherming eisen gesteld worden aan
deze vergunning ten aanzien van goed verhuurderschap. Ik zal de opkoopbescherming
invoeren voor een periode van drie jaar en vervolgens evalueren.
6.
De leden van de SP-fractie willen graag weten waarom de Huurcommissie kan afwijken
van de huurpuntenwaardering voor een energieprestatie die beter is dan energielabel
A. Daarnaast vernemen deze leden graag hoe vaak dit voorkomt en op welke gevolgen
dit heeft of kan hebben.
De voorgenomen wijziging is een zo beleidsneutraal mogelijke wijziging. Dit betekent
dat de puntenwaardering zo veel mogelijk aansluit bij de gemiddelde maximale huurprijs
van het huidige woningwaarderingsstelsel. Voor de vraag naar de reden van de afwijkingsmogelijkheid
bij de Huurcommissie is relevant dat de voorgenomen wijziging aansluit bij het beleid
zoals dat thans is vormgegeven in het woningwaarderingsstelsel. Dit is indertijd,
na overleg met de Tweede Kamer, vormgegeven en gericht op het bieden van ruimte voor
een verbetering van woningen naar energielabel B, of voor een verbetering met minimaal
twee klassen in het energielabel. Ten aanzien van de punten met een energieprestatie
die beter is dan energielabel A, is toen geconstateerd dat er (praktisch) geen huurwoningen
waren met die labels. In het woningwaarderingsstelsel zijn toen daarvoor toch alvast
punten toegekend. Hiervoor is het puntenverschil labels A/B toegepast als puntenverschil
A/A+ en A+/A++. Om te kunnen anticiperen op technische ontwikkelingen heeft de huurcommissie
voor deze labels tevens de mogelijkheid gekregen om van deze punten af te wijken.
Op dit moment zijn er 5.279 labels geregistreerd die beter zijn dan energielabel A
waarvan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland kan vaststellen dat het woningen
bestemd voor verhuur. Daarnaast zijn er nog 539 woningen die mogelijk zijn bestemd
voor verhuur maar waarbij dat niet kan worden vastgesteld. Een energielabel beter
dan energielabel A komt dus niet vaak voor. Ik heb geen gegevens van de huurcommissie
over het aantal huurgeschillen in relatie tot de energielabels. Gelet op het geringe
aantal energielabels beter dan energielabel A acht ik het niet waarschijnlijk dat
de huurcommissie te maken krijgt met dergelijke energielabels en hierbij tot een afwijkend
waardering komt.
7.
De leden van de SP-fractie vragen een nadere toelichting op de verwachting van de
regering dat de lastendruk voor verhuurders niet onderschat wordt
In verschillende reacties tijdens de internetconsultatie werd aangegeven dat in de
gebruikte rapportages de toename van de lastendruk bij verhuurders werd onderschat.
Verhuurders van kleine woningen gaven aan dat de nieuwe klassenindeling van het energielabel
negatief uitpakt voor de maximale huur van (zeer) kleine woningen (<40 m2). Het ging hierbij om reacties op het ontwerpbesluit dat via de internetconsultatie
openbaar was gemaakt. Naar aanleiding van de internetconsultatie is dit aspect nader
bezien. Dit heeft geleid tot een aanpassing in het woningwaarderingsstelsel voor deze
kleine woningen die verwerkt is in het thans voorliggende ontwerpbesluit. Deze aanpassing
leidt ertoe dat ook voor woningverhuurders met kleine woningen geen structurele regeldruk
wordt voorzien bij de voorliggende wijziging. Ook voor hen geldt daardoor dat de voorgestelde
wijziging ertoe leidt dat er gemiddeld geen wijzigingen optreden in de huurprijzen
en daardoor niet in de regeldruk.
8.
De leden van de SP-fractie vragen of het klopt dat er met huurders en de Woonbond
geen overleg is geweest over de forse verhogingen van de maximale huur die voor de
energiekwaliteit gerekend mag worden voor de allerkleinste woningen.
Ter begeleiding van de totstandkoming van de nieuwe labelklassen is de begeleidingscommissie
Inijking Energielabels in het leven geroepen. De begeleidingscommissie Inijking Energielabels
is betrokken geweest bij de inijkingsstudies betreffende woningen en utiliteitsgebouwen.
Deze commissie bestond uit vertegenwoordigers van particuliere huiseigenaren, huurders,
woningcorporaties, eigenaren van utiliteitsgebouwen en specifieke gebouweigenaren
zoals het Rijksvastgoedbedrijf. Uit deze begeleidingscommissie kwam in sterke mate
de wens naar voren om te komen tot een wijziging zoals vormgegeven met onderhavig
ontwerpbesluit. Vanuit de huurders, vertegenwoordigd door de Woonbond, kwam de wens
naar voren naar een meer inhoudelijke wijziging; een wijziging meer gebaseerd op woonlasten.
Op basis van dit overleg, en het advies van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
is echter uiteindelijk gekozen om de voorliggende wijziging zo beleidsneutraal mogelijk
vorm te geven. Anders dan de vraag aangeeft leidt het voorgenomen besluit dus niet
tot verhogingen van de maximale huur voor de allerkleinste woningen.
Een inhoudelijke wijziging van het woningwaarderingsstelsel zal worden uitgewerkt
bij de vormgeving van de huurregelgeving ten behoeve van het Klimaatakkoord. Over
deze vormgeving van de huurregelgeving is overleg gaande met diverse partijen zoals
de Woonbond. In dat kader is dan ook ruimte voor overleg over de maximale huur in
relatie tot de energiekwaliteit.
9.
De leden van de SP-fractie vragen om deze wijzigingen van de besluiten niet door te
laten gaan en de Tweede Kamer alternatieven te presenteren die meer gericht zijn op
betaalbare huurprijzen en op een eerlijkere manier recht doen aan de energieprestatie.
Bij de wijziging gaat het om een zoveel mogelijke beleidsneutrale overgang. Dit houdt
in dat de wijziging zo is vormgegeven dat deze niet leidt tot een verruiming van het
puntenaantal van de woningen, geen effect heeft op de gemiddelde maximale huurprijs,
en daardoor geen effect heeft op huurders in termen van maandelijkse kosten.
Een inhoudelijke wijziging van het woningwaarderingsstelsel zal worden uitgewerkt
bij de vormgeving van de huurregelgeving ten behoeve van het Klimaatakkoord. Hiervoor
wijs ik op de brief van 17 december 2019 (Kamerstuk 32 813, nr. 437). Daarin is het streven aangegeven dat de woonlasten van de huurder bij verduurzamingsmaatregelen
niet toenemen. Ook is daarin aangegeven dat ik een aanpassing van het woningwaarderingsstelsel
of andere maatregelen zal onderzoeken om de prikkel om te verduurzamen te vergroten.
Ik verwacht u daarover na de zomer te kunnen informeren in combinatie met de overige
mogelijke huurmaatregelen zoals aangegeven in de brief van 17 december 2019.
PvdA-fractie
1.
De leden van de PvdA-fractie vragen of ik de mening deel dat het draagvlak voor verduurzaming
juist groter kan worden door huurders mee te laten profiteren via een lagere energierekening,
of dat niet een voorwaarde moet zijn voordat verduurzamingsmaatregelingen genomen
worden en of het niet wenselijk is om een systeem op te zetten waarbij de baten van
de verduurzaming deels terugvloeien naar de huurder en deels om de kosten van de verbouwing
te financieren. Zij vragen daarbij naar de besparing bij een woning van 25 m2 met label D als de woning energieneutraal wordt en hoe dit is te rijmen met de energiekosten
van zo een dergelijke woning die vaak niet boven de 50 euro uitstijgt.
Bij de wijziging gaat het om een zoveel mogelijke beleidsneutrale overgang. Dit houdt
in dat de wijziging zo is vormgegeven dat deze niet leidt tot een verruiming van het
puntenaantal van de woningen, geen effect heeft op de gemiddelde maximale huurprijs,
en daardoor geen effect heeft op huurders in termen van maandelijkse kosten.
Voor de vragen naar de betaalbaarheid van verduurzaming en mijn bereidheid om de wenselijkheid
te onderzoeken van een systeem waarbij de baten van de verduurzaming deels terugvloeien
naar de huurder en deels naar de verhuurder om de kosten van de verbouwing te financieren,
is van belang dat deze vragen aan de orde zijn bij de uitwerking van het Klimaatakkoord.
Hiervoor wijs ik op de brief van 17 december 2019 (Kamerstuk 32 813, nr. 437). Daarin is het streven aangegeven dat de woonlasten van de huurder bij verduurzamingsmaatregelen
niet toenemen. Ook is daarin aangegeven dat ik een aanpassing van het woningwaarderingsstelsel
zal onderzoeken voor een grotere om te verduurzamen. Ik verwacht u daarover na de
zomer te kunnen informeren in combinatie met de overige mogelijke huurmaatregelen
zoals aangegeven in de brief van 17 december 2019.
2.
De leden van de PvdA-fractie vragen om voorbeelden van het effect van de voorgestelde
wijziging van het puntenstelsel voor energielabels op huurders uit verschillende inkomensgroepen
en op verschillende type woningen.
De toelichting bij het Besluit meldt dat 53% van de woningen dezelfde labelletter
behoudt, 21% verschuift naar één labelklasse beter en 17% verschuift naar één labelklasse
slechter. In zijn algemeenheid behoudt in totaal 91% van de woningen dus dezelfde
labelletter of verschuift hooguit één labelklasse. Daar waar verschuivingen optreden
zijn er verschillende oorzaken; met name is dit het gevolg van de toegenomen invloed
van de geometrie van het gebouw op de uitkomst en met de actualisatie van de primaire
energiefactor (PEF) voor elektriciteit. Ter illustratie: in een rijtje met identieke
woningen, zal de hoekwoning een slechtere energieprestatie krijgen, doordat deze meer
verliesoppervlakte heeft (namelijk een zijgevel) dan de tussenwoning. Woningen met
elektrische installaties gaan beter scoren, maar woningen met veel eigen zonnestroom
(PV-panelen) juist slechter.
Ten aanzien van de gevraagde voorbeelden met een onderscheid naar huurders uit verschillende
inkomensgroepen is relevant dat de wijziging zo vormgegeven dat deze geen effect heeft
op de gemiddelde maximale huurprijs. Voorbeelden met een onderscheid naar huurders
als gevolg van de wijziging zijn dan ook niet aan de orde.
3.
De leden van de PvdA-fractie uiten hun zorgen over de voorgestelde verhoging van de
puntentelling voor verduurzaming, in relatie tot de toekomstige besparingen op de
energierekening van huurders voor kleine woningen. Zij vragen daarbij hoe de wijziging
van het puntenstelsel gaat uitwerken voor huurders in termen van maandelijkse kosten,
en of er bereidheid is een dergelijk systeem te onderzoeken dat niet leidt tot verruiming
van het puntenaantal voor alle huurders?
Bij de wijziging gaat het om een zoveel mogelijke beleidsneutrale overgang. Dit houdt
in dat de wijziging zo is vormgegeven dat deze niet leidt tot een verruiming van het
puntenaantal van de woningen, geen effect heeft op de gemiddelde maximale huurprijs,
en daardoor geen effect heeft op huurders in termen van maandelijkse kosten zoals
de huur of de energielasten.
Zoals in de nota van toelichting aangegeven bleek wel uit nader onderzoek dat de nieuwe
klassenindeling van het energielabel bij kleine woningen leidt tot een negatief effect
van 1 tot 2 energielabelklassen, afhankelijk van de grootte van de woning en van het
energielabel.
De specifieke waardering voor kleine woningen in de voorgenomen wijziging zorgt ervoor
dat deze kleine woningen enerzijds met het nieuwe energielabel een slechter energielabel
krijgen, maar anderzijds meer punten. Per saldo zorgt dit voor een zo veel mogelijke
beleidsneutrale overgang, ook voor de kleine woningen.
4.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat voor de nieuwe energielabel methode een
overgangsregeling ontbreekt. Is het mogelijk dat voor gebouwen die worden opgeleverd
na 01-01-21, maar waarvan de omgevingsvergunning voor die tijd is aangevraagd, vertraging
optreedt omdat een energielabel moet worden opgesteld volgende de nieuwe methodiek?
Vindt de Minister deze potentiële vertraging acceptabel? Bent u bereid om voor vergunningsaanvragen
voor 01-01-21 het energielabel en energie-index te laten vaststellen volgens het stelsel
dat voor die datum van kracht was?
Bij oplevering van een (nieuw) gebouw dient vanaf 1 januari 2021 een energielabel
te worden opgeleverd conform de nieuwe bepalingsmethode NTA 8800. Daarbij kan grotendeels
van de dezelfde gegevens gebruik worden gemaakt als voor de (eerder aangevraagde)
omgevingsvergunning op basis van de EPC-berekening. Voor enkele «aanvullende» gegevens
kan gedurende de bouw zo mogelijk bewijslast worden verzameld. Een rapport over de
benodigde aanvullende gegevens voor het berekenen van de energieprestatie conform
NTA8800 zal worden gedeeld met de markt, zodat deze zich daar op kan voorbereiden.
Op die manier hoeft er geen vertraging op te treden door het opstellen van het energielabel.
De inhoudelijke eisen waaraan het gebouw moet voldoen, veranderen niet voor gebouwen
die voor 1 januari 2021 een omgevingsvergunning voor het bouwen hebben aangevraagd,
maar het gebouw in gebruik nemen na die tijd.
5.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de wijziging van de Regeling energieprestatievergoeding
huur ook kan voorzien in een overgangsregeling voor woningen die volledig elektrisch
zijn.
Het voorliggende ontwerp Besluit regelt de wijziging van verschillende besluiten.
De wijziging van het Besluit Energieprestatievergoeding huur ziet op woningen die
volledig elektrisch verwarmd worden (all electric). De Regeling Energieprestatievergoeding
huur ziet op woningen die zijn aangesloten op een warmtenet of een aardgasnet. De
overgangsbepalingen zijn voor alle woningen met een bestaande EPV gelijk: in zowel
het Besluit als de regeling energieprestatievergoeding huur is dwingend voorgeschreven
dat een EPV wordt overeengekomen met gebruikmaking van de oude warmtevraag wanneer
die warmtevraag voor 1 januari 2021 is vastgesteld. Voor alle bestaande gevallen geldt
dat ze gebruik moeten blijven maken van hun bestaande, oude, bepaling van de warmtevraag,
via de oude methode. Zij hoeven niet opnieuw de warmtevraag te bepalen via de nieuwe
methode.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier