Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de Notitie fiscaal verdragsbeleid 2020
2020D26087 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 25 juni 2020 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst voorgelegd
over zijn op 29 mei 2020 toegezonden brief «Notitie fiscaal verdragsbeleid 2020» (Kenmerk
2020Z09809).
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
blz.
1.
Inleiding
2
2.
Het verdragsbeleid op hoofdlijnen
3
3.
Tegengaan misbruik van verdragen
7
4.
Belangrijkste afwijkingen van en aanvullingen op het OESO-modelverdrag
12
5.
Belastingverdragen met specifieke categorieën landen
16
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de notitie Fiscaal Verdragsbeleid
2020. De leden hechten groot belang aan belastingverdragen. Belastingverdragen dragen
bij aan het Nederlandse vestigingsklimaat en kunnen belemmeringen in fiscale regelgeving
tussen landen wegnemen. De leden vragen een vergelijking tussen de vorige en deze
voorliggende notitie op de versterking van het vestigingsklimaat. Op welke manier
draagt voorliggende notitie bij aan het versterken van het vestigingsklimaat? Welke
aanvullende maatregelen wil het kabinet nemen, naast de in deze notitie benoemde,
om het vestigingsklimaat verder te versterken?
De leden van de VVD-fractie delen de mening dat de wereldwijde aandacht nu moet uitgaan
naar het tegengaan van het COVID-19-virus. De leden vragen wat de invloed van het
COVID-19-virus is op het voorliggende Fiscaal Verdragsbeleid 2020. De leden vragen
voorts welke invloed het COVID-19-virus heeft internationaal gezien, maar ook op bijvoorbeeld
OESO-onderzoeken.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Notitie fiscaal verdragsbeleid
2020. Deze leden danken de Staatssecretaris voor het updaten van de notitie, aangezien
zij het van belang vinden dat het verdragsbeleid actueel is en dat de Kamer vooraf
kan meedenken met dit beleid. Zij vinden het van groot belang dat er in de notitie
en bij het afsluiten van belastingverdragen veel aandacht is voor het tegengaan van
misbruik van het verdrag en geschilbeslechting.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Notitie
fiscaal verdragsbeleid 2020. Deze leden hebben een aantal vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de Notitie fiscaal
verdragsbeleid 2020. Zij zijn blij dat het kabinet meer de juiste kant op lijkt te
bewegen ten opzichte van eerdere jaren, maar hebben nog wel een boel vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de notitie. De leden zijn teleurgesteld
in de notitie en de gekozen koers, die meer van hetzelfde blijft en dus niet breekt
met Nederland als belastinghaven voor vele multinationals. Ook zijn zij teleurgesteld
dat er niet gebroken wordt met het uithollen van belastingtarieven van landen in opkomende
economieën.
De leden van de SP-fractie merken verbaasd op dat de internationale aanleiding voor
het kabinet om de notitie te moderniseren enkel is gelegen in het BEPS-project van
de OESO en dat nationaal het behoud van het fiscale vestigingsklimaat nog steeds een
grote aanleiding is geweest. Deze leden merken op dat Nederland, net als vergelijkbare
belastingparadijzen zoals Panama en de Bahama’s, in de negen jaar sinds het uitkomen
van de eerdere versie van deze notitie is geconfronteerd met tal van publicaties waaruit
is gebleken dat Nederland tienduizenden brievenbusfirma’s herbergt en een van de belangrijkste
spillen is in een gelegaliseerde vorm van zwendel met bedrijven die dikwijls in de
armste landen geld verdienen en Nederland met zijn bijzonder ruime rulingbeleid gebruiken
om zoveel mogelijk daarvan onbelast door te sluizen naar landen zonder relevante belastingen
op de inkomsten van deze bedrijven. Zij constateren dat de Nederlandse bevolking opdraait
voor de kosten die de hoofdkantoren die in Nederland zijn gevestigd met zich mee brengen
terwijl deze bedrijven amper bijdragen aan de samenleving. Deze leden vragen de Staatssecretaris
hoe hij in algemene zin het behoud van een aantrekkelijk fiscaal vestigingsklimaat
denkt te kunnen combineren met het bestrijden van belastingontwijking.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Notitie fiscaal
verdragsbeleid 2020. De afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden op welke schaal
belastingontwijking plaatsvindt en welke methodes daarbij worden gehanteerd. Dit heeft
tot verschillende initiatieven geleid op mondiaal, Europees en nationaal niveau. Het
is wat de leden van de PvdA-fractie betreft dan ook essentieel dat het verdragsbeleid
op deze inzichten wordt aangepast. In dat licht vinden de leden van de PvdA-fractie
dat op het gebied van belastingontwijking, belastingontduiking en het beleid richting
ontwikkelingslanden meer ambitie getoond had kunnen worden. De leden van de PvdA-fractie
hebben dan ook enkele vragen en opmerkingen.
2. Het verdragsbeleid op hoofdlijnen
2.1 Waarom sluit Nederland belastingverdragen
De leden van de D66-fractie benadrukken het belang van internationale en Europese
afspraken over belastingen, bijvoorbeeld voor het voorkomen van dubbele belastingheffing,
het bestrijden van belastingontwijking en het heffen van belastingen over bedrijfswinsten.
Deze leden vragen of het kabinet deelt dat Nederland als open economie groot belang
heeft bij internationale en Europese afspraken over belastingen. Deze leden vragen
het kabinet om te reageren op de analyse van de Adviescommissie Belastingheffing Multinationals
en Bouwstenen voor een nieuw belastingstelsel dat het belasten van winst nationaal
steeds lastiger wordt en de effectiviteit van nationale belastingheffing afneemt.
Deze leden vragen hoe het terugdringen van verschillen tussen belastingstelsels hieraan
kan bijdragen. Deze leden vragen welke voordelen verdere internationale afspraken
over belastingen hebben voor werkenden, ondernemers en bedrijven, bijvoorbeeld als
het gaat om administratieve lasten of kosten die samenhangen met de grote verschillen
tussen belastingstelsels. De leden van de D66-fractie vragen of bilaterale belastingverdragen
als sluitstuk gezien kunnen worden van meer internationale afspraken over belastingen.
Deze leden vragen of verdere internationale, Europese en multilaterale afspraken over
belastingen de noodzaak tot het hebben van een zeer uitvoerig en complex stelsel aan
bilaterale belastingverdragen kan verkleinen. De leden van de D66-fractie vragen het
kabinet op welke wijze internationale en Europese afspraken over belastingen, bijvoorbeeld
gericht op het voorkomen van belastingontwijking en aanpakken van belastingconstructies,
kunnen bijdragen aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat.
De leden van de D66-fractie vragen om te reageren op het bericht dat de VS uit de
onderhandelingen zijn gestapt over internationale afspraken over belastingen. Deze
leden vragen of het kabinet de opvatting deelt dat deze ontwikkelingen geen aanleiding
zouden moeten zijn om de inspanningen om te komen tot internationale en Europese afspraken
over belastingen af te zwakken.
De leden van de SP-fractie constateren dat de regering stelt dat belastingverdragen
de werkgelegenheid in Nederland bevorderen. Deze leden vragen de regering om dit te
kwantificeren en uit te splitsen naar bedrijven die al zijn gevestigd in Nederland
maar zonder afgesloten verdragen zouden vertrekken, bedrijven die zich hebben gevestigd
met enkel een hoofdkantoorsfunctie, bedrijven die zich hebben gevestigd met enkel
een brievenbusfunctie en bedrijven die hier daadwerkelijk produceren of ontwikkelen,
verder uitgesplitst per sector. Tevens vragen deze leden om het aantal arbeidsplaatsen
per geval en of deze arbeidsplaatsen worden vervuld door meeverhuizende expats of
dat door vestiging nieuwe vacatures zijn ontstaan. Deze leden vragen de regering of
een ruimhartig fiscaal vestigingsklimaat gerechtvaardigd kan worden door deze cijfers
of, als de cijfers onvoldoende aanwezig zijn, of de aannames waar het beleid op is
gestoeld voldoende zijn gekritiseerd bij het opstellen van deze herziene Notitie.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat het kabinet het doel van een bilateraal
belastingverdrag formuleert als het bevorderen van economische relaties en het wegnemen
van dubbele belasting, waarbij belastingontwijking wordt voorkomen. Waarom is bij
het opstellen van deze notitie er niet voor gekozen dit doel te herdefiniëren? Is
het kabinet bereid het bestrijden van belastingontwijking en belastingontduiking als
primair doel van een verdrag te bestempelen? Is het kabinet voorts bereid om internationale
geschilbeslechting als doel op te nemen? Is de regering bereid voorkoming van dubbele
niet-belasting als primair doel op te nemen? Is de regering bereid om internationale
samenwerking in de heffingssfeer als doel op te nemen? Voorts vragen de leden van
de PvdA-fractie of ook het verbeteren van de rechtspositie en bescherming van ingezetenen
als doel kan worden opgenomen, daarbij verwijzend naar bijvoorbeeld de discussie rond
FATCA.
2.2 Met wie sluit Nederland belastingverdragen?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat Nederland de afgelopen
tien jaar meerdere keren heeft aangedrongen op lagere bronbelastingtarieven. Zo ja,
bij welke belastingverdragen? In hoeverre strookt dit met het beleid dat was voorgenomen
in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid uit 2011?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet om een schematisch overzicht
van hoe de bronbelastingtarieven in Nederlandse belastingverdragen zich verhouden
tot bronbelastingtarieven tussen de verdragspartner en andere OESO-landen. Klopt het
dat Nederland vaak onder het gemiddelde zit van andere OESO-landen? Kan dit worden
gekwantificeerd?
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet waarom «laagbelastend» naar zijn mening
een statutair tarief van 9% inhoudt en niet een tarief dat lager is dan de tweede
schijf van de vennootschapsbelasting, het tarief dat ook wordt gekozen voor de bronbelasting
op rente en royalty’s. Zij vragen de regering om een reactie op het gegeven dat landen
als Hong Kong of Mauritius met hun statutaire tarieven van 15% niet als laagbelastend
worden aangemerkt maar door het überhaupt niet belasten van rente en royalty’s de
bronbelasting op deze zaken per definitie ineffectief maakt. Deze leden zijn benieuwd
of dergelijke uitzonderingen op statutaire tarieven onderdeel gaan uitmaken van het
beleid ten aanzien van fiscale verdragen.
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe zal worden omgegaan met belastingverdragen
met laagbelastende landen die niet tot heronderhandeling over willen gaan of waarbij
onderhandelingen mislukken. Zij vragen de Staatssecretaris of hij de mening deelt
dat in deze gevallen eenzijdig opzeggen past bij de geest van de wet op de bronbelasting
op rente en royalty’s.
2.3 Tegengaan verdragsmisbruik en belastingontwijking
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat het streefcijfer is van dit kabinet
op het gebied van belastingontwijking? Hoeveel van de € 10 miljard aan belastinginkomsten
die het buitenland jaarlijks misloopt door Nederland (www.missingprofits.world) wil dit kabinet tegengaan? Indien het kabinet een ander bedrag dan € 10 miljard
hanteert, welk deel hiervan wil het kabinet reduceren met zijn beleid? Indien er geen
doelstelling geformuleerd is op het gebied van misgelopen belastinginkomsten door
belastingontwijking, hoe kan het kabinet dan beoordelen of zijn beleid effectief is?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat belastingverdragen
boven de wetgeving ter implementatie van ATAD1 en ATAD2 gaan. Waarom wordt deze systematiek
niet gewijzigd? Hoe effectief zijn deze anti-belastingontwijkingswetten als belastingparadijzen
ze gewoon kunnen blokkeren door de belastingverdragen niet aan te passen? Is Nederland
bereid om als keiharde ondergrens te eisen dat bestaande belastingverdragen altijd
worden aangepast aan actuele wetgeving zoals ATAD1 en ATAD2?
De leden van de PvdA-fractie vragen het kabinet uiteen te zetten op welke wijze verdragen
ervoor kunnen zorgen dat de maatregelen uit hoofde van ATAD1 en ATAD2 niet geëffectueerd
kunnen worden. Kan daarbij worden ingegaan op de plaats van Europese richtlijnen in
de Grondwet ten opzichte van bilaterale verdragen? En in hoeverre is van belang of
de richtlijn algemeen verbindend is? Op welke wijze zou kunnen worden ingebed dat
bepalingen die voortvloeien uit de richtlijnen effectief zijn? Bij welke verdragen
wordt toepassing op dit moment bemoeilijkt? Het kabinet bereid deze verdragen te inventariseren
en eventueel aan te sturen op aanpassing?
2.4 Vestigingsklimaat en voorkomen dubbele belasting
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet waarom Nederlandse bedrijven op achterstand
zouden komen te staan als de verdragen van andere West-Europese landen niet worden
meegewogen. Deze leden vragen de Staatssecretaris of hij hun mening deelt dat er een
wedloop naar de bodem aan de gang is, niet alleen op het gebied van de vennootschapsbelastingen,
maar ook op het gebied van de belastingverdragen. Zij vragen de Staatssecretaris of
het in zeer grote mate rekening houden met een soort «marktdiscipline» voor overheden
wat hem betreft de democratie eerder stut dan schaadt. Tevens zijn deze leden benieuwd
welke criteria worden gehanteerd voor de verdragen waarmee vergeleken wordt.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Staatssecretaris in paragraaf 2.4
expliciet verwoordt dat hij een race naar de bodem voert op fiscaal gebied vanwege
het vestigingsklimaat. Deze leden vragen met klem deze positie te verlaten. De race
naar de bodem op het gebied van bedrijfsbelastingen leidt tot verschraling van de
inkomsten uit winstbelastingen. De race kan alleen worden gestopt door er niet meer
actief aan mee te doen. Dankzij onderzoek van onder andere Martijn Nouwen van de UvA
weten we bovendien dat Nederland een aanjager is van de race naar de bodem, en daarmee
ook spil in het spotten van diezelfde race. De leden van de PvdA-fractie vragen een
uitgebreide uiteenzetting op het beleid en voorts een reactie op het promotieonderzoek
van de heer Nouwen.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe – al dan niet toekomstige – CFC-wetgeving
zich verhoudt tot het verdragsbeleid en het principe van kapitaalimportneutraliteit.
Hoe kan ervoor worden gezorgd dat CFC-wetgeving niet tandeloos wordt gemaakt door
belastingverdragen?
2.5 Internationale discussie over winstverdeling en minimumniveau van belastingheffing
De leden van de VVD-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor OESO-pijler 1 nu blijkt
dat de onderhandelingen tussen de VS en Europa over een digitaledienstenbelasting
stilliggen1. De leden vragen het kabinet wat zij kunnen bijdragen aan een hervatting van de gesprekken
tussen de VS en Europa? De leden willen nogmaals benadrukken dat een digitaledienstenbelasting
vooral effectief kan zijn in OESO-verband en verwachten dat het kabinet er alles aan
zal doen om de gesprekken met de VS weer op te starten.
2.6 Het OESO-modelverdrag als uitgangspunt
De leden van de VVD-fractie lezen dat er twee modelverdragen zijn. Op basis waarvan
wordt bepaald met welk modelverdrag wordt gewerkt? Nederland werkt zoveel mogelijk
met het OESO-modelverdrag, maar zal vaker dan voorheen met het VN-modelverdrag gaan
werken. De leden vragen met welke landen Nederland nu een verdrag heeft op basis van
het VN-modelverdrag. Kan het kabinet aangeven wat de financiële gevolgen zijn voor
Nederland en voor bedrijven als Nederland een verdrag sluit gebaseerd op het VN-modelverdrag
of op basis van het OESO-modelverdrag? Hoe wordt het bedrijfsleven betrokken bij de
besluitvorming hierin en überhaupt in de gesprekken ter versterking van het Nederlandse
vestigingsklimaat?
De leden van de VVD-fractie vragen welke mogelijkheden Nederland heeft om lopende
belastingverdragen tussentijds te kunnen updaten wanneer blijkt dat daar weeffouten
in zitten. Denk bijvoorbeeld aan het inmiddels meermaals naar voren gebrachte punt
van de Nederlandse vrachtwagenchauffeurs werkzaam in Noorwegen waar de leden later
in deze inbreng nog een aantal vragen over stellen.
Ook vragen deze leden naar de ontwikkelingen in de belastingverdragen/het fiscaal
verdragsbeleid van andere landen. Ziet het kabinet daar specifieke ontwikkelingen?
Zo ja, welke?
De leden van de PvdA vragen om duidelijkheid te verschaffen over de status van het
VN-modelverdrag. Bij welke verdragen wordt dit modelverdrag als uitgangspunt gehanteerd?
Hoe verhoudt het VN-modelverdrag zich tot de aanvullingen op het OESO-modelverdrag
met betrekking tot niet OESO-leden?
2.7 Ontwikkelingslanden gebruiken naast het OESO-modelverdrag ook het VN-modelverdrag
De leden van de fractie van GroenLinks vragen in hoeverre deze Notitie meer rekening
gaat houden met ontwikkelingslanden dan de vorige Notitie uit 2011. Kan dit gekwantificeerd
worden met concrete doelstellingen/maatregelen? Welke onderdelen uit het VN-modelverdrag
zal Nederland komende jaren wél accepteren die het kabinet de afgelopen jaren niet
accepteerde?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat er bij de vorige Notitie
uit 2011 ook werd gezegd dat er speciaal rekening zou worden gehouden met ontwikkelingslanden.
In hoeverre is dat gebeurd?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat de voor- en nadelen zouden zijn
van het voornemen om het gehele VN-modelverdrag als uitgangspunt te hanteren.
Nederland wil dat in een algemene bepaling in het belastingverdrag bevestigd moet
worden dat het OESO-commentaar bepalend is voor hoe OESO-conforme verdragsbepalingen
worden uitgelegd. Is het altijd duidelijk in hoeverre een bepaling OESO-conform is
of VN-conform? Wil het kabinet hetzelfde met betrekking tot commentaar van de VN?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet bereid is om toe te zeggen
dat als ontwikkelingslanden vragen om het VN-verdrag, Nederland dat niet zal blokkeren.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet bereid is om tijdens
onderhandelingen met ontwikkelingslanden onafhankelijke adviseurs ter beschikking
te stellen aan ontwikkelingslanden opdat toekomstige belastingverdragen eerlijker
worden.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet waarom Nederland de komende jaren slechts
enkele onderdelen van het VN-modelverdrag meer zal accepteren en waarom niet het hele
VN-modelverdrag wordt geaccepteerd. De dikwijls overweldigende ongelijkheid in economische
machtspositie tussen Nederland en ontwikkelingslanden is wat deze leden betreft een
uitgelezen aanleiding om juist dit verdrag te gebruiken aangezien dit op dergelijke
situaties is toegespitst.
De leden van de PvdA-fractie lezen in paragraaf 2.7 dat de Staatssecretaris stelt
dat ontwikkelingslanden profiteren van het voorkomen van dubbele belasting en het
aanhalen van economische banden. Dat geldt voor elk belastingverdrag. Ontwikkelingslanden
zijn bij uitstek gebaat bij bronbelastingen. Deze zijn voor hen eenvoudiger te innen,
en voorkomen voor ontwikkelingslanden ongunstige uitwerkingen van verrekenprijsregels.
In hoeverre houdt het kabinet hier rekening mee, en is het kabinet bereid bronbelastingen
voor ontwikkelingslanden breder toe te staan, ook als dat soms ten koste gaat van
de Nederlandse belastingafdracht?
2.9 Uitvoeringsaspecten
De leden van de D66-fractie vragen om de alinea over de uitvoeringsaspecten nader
toe te lichten. Deze leden begrijpen dat de uitvoeringsaspecten nu een reden zijn
om van het OESO-modelverdrag af te wijken. Om wat voor soort aandachtspunten gaat
het hier? Kennen andere belastingdiensten niet soortgelijke uitdagingen voor de uitvoering?
3. Tegengaan van misbruik van verdragen
3.1 Algemeen
De leden van de D66-fractie vragen of er zicht is op een uitbreiding van het aantal
landen dat zich heeft aangesloten bij het Multilateraal Verdrag ter implementatie
van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling
en winstverschuiving (MLI). Kan het kabinet een korte toelichting geven over andere
actuele ontwikkelingen ten aanzien van het MLI, bijvoorbeeld als het gaat om het aantal
voorbehouden?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wanneer het voorbehoud van de VVD op
de goedkeuringswet bij het MLI (amendement-Lodders/Slootweg) volledig wordt ingetrokken.
3.2 Minimumstandaard
De leden van de D66-fractie vragen bij welke landen nu sprake is van een risico van
substantieel verdragsmisbruik. De leden van de D66-fractie vragen om een aantal voorbeelden
te geven van verdragsmisbruik.
De leden van de SP-fractie lezen dat als potentiële verdragspartners de minimumstandaard
uit het BEPS-project niet accepteren er geen nieuw verdrag wordt afgesloten. Deze
leden zijn benieuwd welke van de zeer minimale minimumstandaarden voor landen onacceptabel
zouden zijn en wat de gevolgen van dit beleid is voor bestaande verdragen. Betekent
dit dat bestaande verdragen, als heronderhandeling niet of onvoldoende mogelijk blijkt,
ook worden heroverwogen als niet wordt voldaan aan de minimumstandaarden? De leden
van de SP-fractie constateren dat de aangehaalde motie-Schouten/Groot (Kamerstuk 25 087, nr. 122) enkel ziet op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden, terwijl een grondige
aanpak van antimisbruikmaatregelen naar hun mening een actievere aanpak vereist.
De leden van de PvdA-fractie waarderen dat een poging wordt gedaan uitvoering te geven
aan de motie-Schouten/Groot. Onduidelijk is echter welke resultaten worden geboekt.
Zijn er reeds verdragen opgezegd met landen die op de «zwarte lijst» staan? Met betrekking
tot welke landen wordt dit overwogen? Zijn er lopende verdragsonderhandelingen met
landen op de zwarte lijst?
De leden van de PvdA-fractie snappen dat het risico op dubbele belasting geringer
is ten aanzien van landen met een extreem laag tarief. Echter, zou een belastingverdrag
onder omstandigheden ook nuttig kunnen zijn om heffing te versterken? Kan de regering
toelichten of ook met dit soort landen afspraken te maken zijn om te verzekeren dat
Nederland kan heffen, zowel als het gaat om hybride structuren, alsmede bijvoorbeeld
met betrekking tot samenwerking in de heffing?
3.2.1 De preambule van belastingverdragen
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat belastingverdragen
slechts heffingsrechten verdelen en dat het daarna alsnog aan landen zelf is om daadwerkelijk
belasting te heffen. Klopt het dat hierdoor dubbele belastingheffing in theorie altijd
wordt tegengaan, maar dubbele niet-belasting nog steeds mogelijk blijft? Waarom wordt
dit niet harder aangepakt?
3.2.2 Anti-misbruikmaatregelen in belastingverdragen
De leden van de D66-fractie vragen hoe het kabinet de Kamer informeert over de toepassing
van de open normen van de principal purposes test (PPT). De leden van de D66-fractie
vragen hoe de jurisdicties die gebruik maken van limitation on benefits-bepaling (LoB)
aangevuld met een antidoorstroombepaling deze maatregel hebben uitgewerkt. Deze leden
vragen of er tijdens de totstandkoming van de MLI of breder in OESO- en VN-verband
is gesproken over het internationaal uitwerken van een antidoorstroombepaling. Wat
voor soort antidoorstroombepalingen zijn er?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet de kritiek herkent dat
de principal purposes test (PPT) niet goed werkt voor ontwikkelingslanden. Kan het
kabinet hier nader op ingaan? Klopt het dat een LoB-bepaling in het algemeen wordt
opgenomen in aanvulling op de PPT? Biedt dit een extra waarborg bij het tegengaan
van misbruik?
Het kabinet wil door het verplicht melden van een voornemen om de PPT toe te passen
«overkill voorkomen». Is er nu sprake van concrete gevallen waar het toepassen van
de PPT door de verdragspartner zorgde voor «overkill»? Wat wordt hier verstaan onder
«overkill»? Gaat het dan om het ten onrechte toepassen van de PPT door de verdragspartner?
Waarom wordt ervan uitgegaan dat het andere land de PPT mogelijk ten onrechte zou
toepassen? Is het de bedoeling dat er van de meldingsplicht vooraf een remmende werking
uit gaat op het gebruik van de PPT?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het daarom klopt dat de LoB met name
belangrijk is voor ontwikkelingslanden en dat westerse landen in het algemeen terughoudend
zijn om hiervan gebruik te maken. In hoeverre is Nederland echt bereid om voor ontwikkelingslanden
hier ruimhartig te zijn? Hoe kan de Kamer beoordelen of het niet alleen bij mooie
woorden blijft?
Wat zijn de meest gebruike LoB’s? Welke landen hebben gevraagd om het opnemen van
LoB’s?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom het kabinet niet kiest voor een
antidoorstroombepaling. Om welke maatregelen gaat het, waar Nederland aangeeft terughoudend
te zijn met het opnemen van antidoorstroommaatregelen? Kan er een overzicht worden
gegeven van de binnen VN-verband en OESO-verband besproken antidoorstroommaatregelen?
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet waaruit in praktische zin blijkt dat
het toenemende belang van effectieve geschillenbeslechting aanleiding is de nota aan
te passen. Deze leden zijn benieuwd welke andere vorm van geschillenbeslechting bestaat
dan de PPT en, indien die niet of nog niet bestaat, waaruit blijkt dat de PPT effectief
is. Tevens zijn deze leden benieuwd of, indien er geen effectieve vorm van geschillenbeslechting
bestaat, dit slechts een voortvloeisel is uit de afspraken rondom BEPS en deze zinsnede
daarom enkel voor de vorm is opgenomen aangezien er geen effectieve vorm van geschillenbeslechting
bestaat.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris waarom Nederland een enorme
drempel opwerpt voor ontwikkelingslanden om antimisbruikbepalingen in te zetten als
zij verplicht zijn Nederland hierover te consulteren. Zij vragen de Staatssecretaris
of hij de mening deelt dat hiermee, gezien het eerdergenoemde overweldigende economische
machtsverschil, ontwikkelingslanden door Nederland wordt ontzegd hun staathuishouding
op orde te brengen door belastingontwijking via Nederland te voorkomen. Indien de
Staatssecretaris deze mening niet deelt, vragen deze leden de Staatssecretaris om
uiteen te zetten hoe hij garandeert dat Nederland met deze consultatieverplichting
geen zware belemmeringen opwerpt voor het democratisch proces in ontwikkelingslanden.
Tevens vragen deze leden de regering of Nederland vice versa voor voldoende capaciteit
gaat zorgen om verdragsmisbruik door in Nederland gevestigde bedrijven op te sporen
en verdragspartners hierover te informeren en te consulteren als een antimisbruikbepaling
wordt ingezet.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris waarom hij zo terughoudend is
met het invoeren van een antidoorstroombepaling. Zij lezen in de Notitie dat gebrek
aan internationale consensus hiervoor een belangrijke reden is, maar dit lijkt te
suggereren dat er wel voorstellen op tafel liggen waarover wellicht in de nabije toekomst
consensus wordt bereikt. Deze leden vragen het kabinet hierom of de Notitie spoedig
gaat worden aangepast indien dit het geval is. Tevens vragen deze leden de Staatssecretaris
om een uiteenzetting en appreciatie van de binnen de OESO en VN voorgestelde antidoorstroommaatregelen.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de consultatieplicht met betrekking tot antimisbruikbepalingen
wordt geïnterpreteerd met betrekking tot ontwikkelingslanden. In hoeverre is Nederland
bereid ontwikkelingslanden in te lichten over ontwijkende structuren, in het bijzonder
met betrekking tot landen waar de belastingdienst minder goed geëquipeerd is om dit
soort structuren op te sporen?
De leden van de PvdA-fractie vragen welke internationale voorbeelden er zijn wat betreft
anti-doorstroomregelingen. Is overwogen deze ook in Nederlandse context op te nemen?
3.2.3 Effectieve geschilbeslechting via een onderlinge overlegprocedure
In de notitie wordt gesproken over het toenemende belang van internationale geschillenbeslechting.
Waar blijkt dat uit, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks.
3.3 Aanvullende maatregelen
3.3.1 Hybride entiteiten
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat Nederland maatregelen met betrekking
tot hybride entiteiten al in diverse belastingverdragen heeft opgenomen. Waarom niet
bij alle belastingverdragen? Welke niet?
3.3.2 Saving clause
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris aangeeft dat Nederland
zich inzet om aanvullende maatregelen, naast de base erosion and profit shifting (BEPS)-minimumstandaard,
in het verdrag op te nemen. In dit kader wordt ook specifiek de algemene saving clause
genoemd. De leden van de CDA-fractie kunnen zich goed vinden in het genoemde voorbeeld
van het Nederlandse heffingsrecht waar het gaat om fiscaal niet-transparante entiteiten.
Het behoud van het nationale heffingsrecht middels de saving clause zorgt echter in
het geval van het belastingverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten specifiek
voor dubbele belasting voor Nederlanders met de Amerikaanse nationaliteit, omdat de
Verenigde Staten op basis van deze clausule hun nationale heffingsrecht op basis van
nationaliteit niet hoeven in te perken. Kan de Staatssecretaris expliciet aangeven
dat Nederland niet kan instemmen met dit gebruik van de saving clause en zich daartegen
zal verzetten bij verdragsonderhandelingen? Zijn de Staatssecretaris nog meer voorbeelden
bekend van het gebruik door andere verdragslanden van een algemene saving clause en
hoe staat hij daartegenover?
3.3.3 Dubbele vestigingsplaats
De leden van de VVD-fractie vragen naar het vervolg wanneer Nederland geen overeenstemming
bereikt in de onderlingoverlegprocedure met de verdragspartner over de dubbele vestigingsplaats.
Op welke manier zorgt het kabinet ervoor dat het bedrijf met een dubbele vestigingsplaats
niet de nadelige gevolgen ondervindt van het stuklopen van mogelijke afspraken op
dit punt tussen beide verdragslanden?
Ten aanzien van dubbele vestigingsplaatsen wordt uitgegaan van onderlinge overlegprocedures,
zo lezen de leden van de PvdA-fractie. Welke uitgangspunten worden bij dergelijke
procedures gehanteerd? Is dat wat Nederland nog altijd primair het feitelijke leidingscriterium?
3.3.4 Vaste inrichting
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe wordt voorkomen dat activiteiten
tussen nauw verbonden (rechts)personen kunstmatig worden opgeknipt zolang de antifragmentatiemaatregel
er nog niet is, omdat er nog geen nieuw verdrag ligt.
3.3.5 Minimumbezitsperiode tegen dividend transfer transactions
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat een minimale bezitsperiode komt om
dividend transfer transactions tegen te gaan. Klopt het dat er op dit moment nog helemaal
geen Nederlandse wetgeving is die dit beoogt? Zo ja, wat is dan de betekenis van deze
passage in belastingverdragen als Nederland het vervolgens nationaal niet volgt? Wanneer
kan de Kamer deze wetswijziging verwachten?
3.3.6 Terugkijkperiode voor onroerendezaaklichamen
De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom Nederland in het OESO-modelverdrag
een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van een situsstaatheffing over vermogenswinsten
behaald met de verkoop van aandelen of vergelijkbare belangen in onroerendezaaklichamen.
Onder welke voorwaarden is Nederland bereid een dergelijke situsstaatheffing overeen
te komen?
3.3.7 Het in specifieke gevallen toepassen van de verrekenings- in plaats van de vrijstellingsmethode
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat in sommige gevallen van dubbele niet-heffing
de verrekeningsmethode wordt toegepast in plaats van de vrijstellingsmethode om zo
een adequate belastingheffing te waarborgen. Waarom wordt deze verrekeningsmethode
niet altijd gebruikt?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of passage 3.3.7 ook geldt voor buiten
beschouwing blijvende vaste inrichtingen. Uit ATAD2 volgt dat deze wél belast gaan
worden, maar nu lijkt belastingverdrag dat nog te overrulen. Wordt dat probleem met
deze Notitie opgelost?
3.3.9 Maken van overeenkomstige aanpassingen bij een correctie van verrekenprijzen
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of correcties van verrekenprijzen altijd
automatisch worden doorgegeven. En wordt naar aanleiding daarvan de verrekenprijs
altijd aangepast?
De leden van de PvdA-fractie vragen of Nederland ook unilateraal maatregelen neemt
als correcties op verrekenprijzen niet overeenkomstig worden aangepast door het andere
land. In hoeverre is er zicht op of andere landen dit doen, en wat kan Nederland doen
als dit niet plaatsvindt? Wat gebeurt er als een aanpassing wel plaatsvindt, maar
tegen een tarief van bijvoorbeeld lager dan 9%?
3.3.10 Verplichte en bindende arbitrage
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet voorstander is van een verplichte
en bindende arbitrage als sluitstuk van de onderlinge overlegprocedure. De leden delen
het standpunt van het kabinet. Verplichte en bindende arbitrage draagt bij aan de
internationale samenwerking op het gebied van belastingheffing. Kan het kabinet toelichten
in welke belastingverdragen reeds een verplichte en bindende arbitrage is opgenomen?
Op welke manier is het kabinet voornemens om ook in OESO-verband te pleiten voor een
verplichte en bindende arbitrage? Op welke manier kan een verplichte arbitrage bijdragen
aan een versterking van het Nederlandse vestigingsklimaat?
De leden van de VVD-fractie weten in het geval van een aantal belastingverdragen dat
er sprake is van een niet-verplichte arbitragebepaling. Is het kabinet voornemens
om in belastingverdragen met landen met wie tot op heden nog geen verplichte arbitrage
is afgesproken te (her)onderhandelen over een verplichte arbitragebepaling? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, waarom wel?
Welke rol hebben de Tweede en de Eerste Kamer bij het opstarten van een al dan niet,
volgens het belastingverdrag, verplichte arbitrageprocedure?
De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet hoeveel arbitrageprocedures er de afgelopen
vijf jaar hebben plaatsgevonden per verdragspartner. Hoeveel lopende arbitrageprocedures
per verdragspartner speler er op dit moment en wat is de doorlooptijd daarvan?
Kan het kabinet aangeven of Nederland met alle verdragspartners waarmee een arbitragebepaling
is overeengekomen ook in onderling overleg procedureregels overeen is gekomen? Zo
nee, waarom niet? Kan het kabinet ten aanzien van alle verdragspartners waarmee wel
procedureregels overeen zijn gekomen, deze procedureregels publiceren? Zo nee, waarom
niet?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe de verplichte en bindende arbitrage
eruitziet. Wie gaan dit doen? In hoeverre wordt deze arbitrage door iets of iemand
gecontroleerd? Wat is de democratische legitimiteit?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet het advies aan ontwikkelingslanden
begrijpt om geen gebruik te maken van verplichte bindende arbitrage. Is er volgens
het kabinet sprake van een eerlijke balans en genoeg capaciteit voor deze landen om
hier goed uit te komen?
4. Belangrijkste afwijkingen van en aanvullingen op het OESO-modelverdrag
4.2 Inwonerschap
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat het kabinet dichtbij een akkoord is met
Noorwegen voor de dubbele belastingheffing van Nederlandse vrachtwagenchauffeurs die
in Noorwegen werken. De leden vragen welke afspraken er in het verdrag met Nederland
en Noorwegen klaarblijkelijk ontbraken of niet helemaal helder waren waardoor beide
landen het idee hadden belasting te mogen heffen op het inkomen van deze vrachtwagenchauffeurs.
Is de notitie fiscaal verdragsbeleid 2020 naar aanleiding van deze casus nog aangepast?
Zo ja, op welke punten? Zo nee, waarom niet? Hoe wordt voorkomen dat zich in de toekomst
vergelijkbare gevallen voordoen?
4.3 Beleggingsinstellingen
4.3.3 De fiscale beleggingsinstelling
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat het kabinet streeft naar een portfoliotarief
van 15% voor dividend uitgekeerd aan een fiscale beleggingsinstelling (FBI) of soortelijke
instelling. Is daarmee fiche #92 van de fiscale bouwstenen overbodig geworden of blijft
er een verschil?
4.5 Dividenden, renten en royalty’s
4.5.2 Deelnemingsdividenden
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat gesteld wordt dat een bronstaatheffing
over vermogenswinsten vanwege de deelnemingsvrijstelling niet kan worden verrekend
en leidt tot economische dubbele belasting voor deze vermogenswinsten. Kan de Staatssecretaris
uitleggen hoe dit leidt tot economische dubbele belasting?
4.6 Inkomen uit aanmerkelijk belang
4.6.1 Conserverende aanslag en uitstel van betaling
De leden van de D66-fractie vragen hoe vaak de Belastingdienst de afgelopen jaren
een conserverende aanslag heeft opgelegd bij emigratie van een aandeelhouder met een
aanmerkelijk belang in een vennootschap. Deze leden vragen met hoeveel verdragslanden
Nederland afspraken heeft gemaakt over inkomen uit aanmerkelijk belang.
De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre het kabinet ernaar streeft om voor
de zekerheid bepalingen ten aanzien van conserverende aanslagen bij aanmerkelijkbelanghouders
op te nemen.
4.8 Aandelen of vergelijkbare belangen in onroerendezaaklichamen
De leden van de PvdA-fractie vragen of voor vastgoed niet sowieso geldt dat het heffingsrecht
in beginsel in het land is waar het vastgoed zich bevindt, en is daarmee de situsregel
niet de hoofdregel? Zo nee, in welke gevallen wordt vastgoed niet belast in het land
waar het vastgoed zich bevindt? Hoe wordt verzekerd dat vastgoed dat hier wordt gehouden
door buitenlanders, waaronder inbegrepen de rijken der aarde en buitenlandse koningshuizen,
hier te lande effectief wordt belast, zowel wanneer dit voor eigen gebruik als voor
verhuur is bedoeld?
4.9 Sporters en artiesten
De leden van de VVD-fractie lezen over de Nederlandse afwijking van het OESO-modelverdrag
omtrent de heffingsregels voor sporters en artiesten. Welke andere OESO-landen werken
met dezelfde Nederlandse afwijking in heffingsregels? De leden delen de mening dat
het heffingsrecht over inkomen van sporters en artiesten aan het woonland moet toebehoren.
De leden begrijpen de drie genoemde potentiele maatregelen, maar vragen het kabinet
tegelijkertijd bij verdragsonderhandelingen wel de negatieve gevolgen in dubbele belastingheffing
en hoge administratieve lasten voor sporters en artiesten bij een bronstaatheffing
te blijven benoemen. Op welke manier is Nederland voornemens om deze nadelige gevolgen
in OESO-verband blijvend naar voren te brengen?
In welk opzicht verschilt de nieuwe aanpak van de huidige aanpak, gezien ook het feit
dat vanwege de waarde voor de (potentiële) verdragspartners er in vrijwel alle verdragen
al een sporters- en artiestenartikel is opgenomen?
De leden van de VVD-fractie vragen een verheldering op het punt dat Nederland sporters
en artiesten uit de potentiele verdragsstaat wel een vrijstelling geeft voor de loon-
en inkomstenbelasting, maar dat het potentiele verdragsland dit niet wil doen voor
Nederlandse sporters en artiesten. De leden zien hierin het liefste jongetje van de
klas met nadelige gevolgen voor onze Nederlandse sporters en artiesten. De leden vragen
het kabinet werk te maken van een (beperkte) bronstaatheffing voor buitenlandse sporters
en artiesten in Nederland. De leden spreken daarbij de hoop uit dat de mogelijkheid
tot het inzetten hiervan potentiële verdragspartners over de streep trekt om ook af
te zien van een bronstaatheffing. Dit, ondanks de wetenschap dat een Nederlandse bronstaatheffing
voor Nederlandse organisatoren van (sport)evenementen een administratieve last met
zich meebrengt. Kan het kabinet reageren op deze overweging en de eigen onderbouwing
om over te gaan tot een (beperkte) bronstaatheffing?
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland «met name» in zal zetten op drie optionele
maatregelen; een drempelbedrag, heffing door bronstaat op basis van netto-inkomen
en woonstaatheffing bij financiering uit publieke middelen van meer dan 50%. Welke
andere optionele maatregelen kan Nederland eventueel nog inzetten? Waarom is gekozen
voor deze drie maatregelen en op welke manier wordt hier ook zorg gedragen voor het
inkomen van de meereizende werknemers van sporters en artiesten?
De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet aan welke richtlijnen zij vasthouden
met betrekking tot een drempelbedrag. Aan welke bedragen wordt gedacht en waarom?
De leden van de VVD-fractie lezen over het voornemen om activiteiten van sporters
en artiesten die voor meer dan 50% worden gefinancierd uit publieke middelen uit te
zonderen van bronstaatheffing. Waarom heeft het kabinet gekozen voor 50%? Hoeveel
artiesten en sporters worden hiermee geholpen (procentueel gezien van het totaal)?
Wat zijn de gevolgen als het percentage gefinancierd uit publieke middelen wordt verlaagd
naar bijvoorbeeld 40%? Welke rol heeft prijzengeld in dit Nederlandse streven? Hoe
wordt de «financiering van activiteiten» berekend? Is dit inclusief of exclusief prijzengeld?
De leden van de VVD-fractie vragen een toelichting op de fiscaal-administratieve verplichtingen
voor Nederlandse bedrijven of instellingen wanneer sporters of artiesten uit landen
waar Nederland geen belastingverdrag mee heeft in Nederland werkzaamheden verrichten.
Wie is aansprakelijk voor het verzamelen van de gegevens? Lukt het bedrijven en instellingen
om hieraan te voldoen? Zo nee, waarom niet en wat zijn dan de consequenties voor deze
bedrijven? Zijn al de huidige fiscaal-administratieve verplichtingen volgens het kabinet
echt nodig? Zo ja, waarom?
Heeft het kabinet inzichtelijk welke negatieve financiële gevolgen voor sporters en
artiesten een bronstaatheffing bij de verdragspartner heeft, zo vragen de leden van
de VVD-fractie. Zo ja, om welke bedragen gaat het? Zo nee, waarom niet?
Kan het kabinet reageren op de sportkoepel NOC*NSF die haar zorgen uit over de dubbele
belasting voor sporters die in het buitenland actief zijn geweest? Kan het kabinet
dan ook specifiek ingaan op de mogelijke mismatch tussen team en sporter waarbij inkomsten
die bij het team binnenkomen voor de individuele sporter geen recht op verrekening
geeft? Graag een uitgebreide toelichting.
Op welke manier draagt het kabinet de zorg dat de wijziging in fiscaal verdragsbeleid
2020 lopende bidprocedures voor sporteindtoernooien niet in gevaar brengt?
De leden van de VVD-fractie lezen onder «2.10 Consultatie» dat de reacties op de internetconsultaties
zijn meegenomen bij het formuleren van de beleidsnotitie. De leden krijgen veel bezorgde
signalen van sporters, artiesten en hun vertegenwoordigers. De leden vragen tot welke
aanpassingen in de notitie fiscaal verdragsbeleid 2020 de reacties van de hiervoor
genoemde groepen hebben geleid. Hoe verloopt het overleg met deze groepen?
De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze sporters en artiesten zijn geconsulteerd
over de rol van belastingverdragen op de belastingheffing van sporters en artiesten.
Deze leden vragen op welke wijze het kabinet zich inzet om te komen tot een gelijk
speelveld tussen internationaal actieve sporters en artiesten. Deze leden vragen hoe
wordt voorkomen dat internationaal actieve sporters en artiesten dubbel of geen belasting
betalen. Deze leden vragen om in te gaan op signalen dat Nederlandse sporters en artiesten
vaak te maken hebben met dubbele of hogere belastingheffing over buitenlandse dan
Nederlandse inkomsten en ook te maken krijgen met hoge administratieve lasten. De
leden van de D66-fractie vragen om nader in te gaan op de mogelijke aansprakelijkheid
van Nederlandse sportverenigingen, -clubs en bonden als buitenlandse verenigingen,
clubs en bonden onvoldoende informatie opgeven over het optreden in Nederland. Deze
leden vragen om de mogelijkheid van een drempel nader toe te lichten.
4.10 Pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen
4.10.1 Algemeen
De leden van de CDA-fractie willen aandacht vragen voor de onderdelen waar de onderhandelingsinzet
afwijkt van het OESO-modelverdrag. Bij het heffingsrecht over in Nederland opgebouwde
pensioenen zien deze leden momenteel namelijk wel een probleem. Het huidige uitgangspunt
dat het bronland zou moeten heffen over pensioenen achten deze leden zeer rechtvaardig,
want de pensioenopbouw heeft in Nederland tot een aftrek geleid en dus is het ook
logisch dat het heffingsrecht bij Nederland zou moeten liggen. Omgekeerd is het ook
wenselijk dat als het andere verdragsland pensioenpremies in aftrek laat komen, dit
land ook gerechtigd is de pensioenuitkering in de heffing te betrekken. Maar omdat
andere landen dit standpunt niet delen, waarschijnlijk mede omdat we hiermee afwijken
van het OESO-modelverdrag, constateren deze leden dat dit de afgelopen jaren vaak
tot een compromis in het verdrag heeft geleid, bijvoorbeeld een grens vanaf wanneer
het bronland mag heffen. De leden van de CDA-fractie achten dat misschien nog wel
onwenselijker dan een woonlandheffing. Het is immers voor belastingplichtigen zeer
onhandig als het heffingsland kan wisselen, bijvoorbeeld doordat een van de pensioenuitkeringen
een latere ingangsdatum heeft en je boven de grens uitkomt, en nog onbegrijpelijker
is dat als het heffingsland wijzigt zonder dat er materieel echt iets veranderd is,
bijvoorbeeld omdat iemand door indexatie of korten net boven of onder de grens uitkomt.
Duidelijkheid over met welk fiscaal stelsel en met welke belastingdienst je te maken
hebt, is een groot goed. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de Nederlandse onderhandelingsinzet
is als de verdragspartner aangeeft niet bereid te zijn tot een volledige bronstaatheffing
over pensioenen? Welke mogelijkheden zijn er dan nog en welke hebben de voorkeur van
Nederland?
De leden van de PvdA-fractie vragen welke landen niet meewerken aan bronlandheffing
ten aanzien van pensioenen. Betreft dit ook buurlanden en andere populaire emigratielanden?
Bij welke landen vindt dubbele belasting plaats? Is het mogelijk om een conserverende
aanslag op te leggen bij emigratie indien het een woonlandbeginselland betreft? Op
die manier is immers afgerekend aan de grens en heeft het emigratieland geen heffingsclaim
meer. Wat is het beleid ten aanzien van opteren tot kwalificerend buitenlands belastingplichtige?
4.11 Verrekeningsmethode directeurs- en commissarissenbeloningen
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat de vrijstelling op inkomsten van
directeur of commissaris wordt ingetrokken. Hierdoor zullen de inkomsten van een in
Nederland wonende directeur of commissaris van een buitenlandse vennootschap op dezelfde
voet worden belast als de inkomsten van een directeur of commissaris van een Nederlandse
vennootschap. Klopt het dat het hiervoor mogelijk was dat een in Nederland wonende
directeur van een buitenlandse vennootschap geen belasting hoefde te belasten over
zijn/haar inkomsten? Kan de Staatssecretaris een (fictief) voorbeeld geven?
5. Belastingverdragen met specifieke categorieën landen
5.1 Belastingverdragen met buurlanden
5.1.2 Gelijkheid in de straat en gelijkheid op de werkvloer
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de belastingverdragen met België en Duitsland
voorzien in maatregelen om het leven van grensarbeiders eenvoudiger te maken. Echter,
er ontstaan af en toe toch problemen, die al dan niet intentioneel zijn. Hoe kan worden
verzekerd dat het belastingverdrag in voorkomende gevallen zo snel mogelijk gewijzigd
kan worden? En hoe is dit geregeld met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk? Door
Brexit zal immers het aantal «grensarbeiders» met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk
toenemen, doordat bedrijvigheid zich naar Nederland verplaatst maar de medewerkers
soms trager.
5.1.3 Tegengaan discoördinatie
De leden van de D66-fractie vragen naar de actuele stand van zaken bij de onderhandelingen
met België ten aanzien van de problemen van hoogleraren die grensoverschrijdend werken
en ondernemen.
5.2. Belastingverdragen met ontwikkelingslanden
De leden van de CDA-fractie merken op dat in de huidige Notitie fiscaal verdragsbeleid
nauwelijks verschil gemaakt wordt tussen verschillende soorten landen, behalve als
het gaat om het aparte beleid voor ontwikkelingslanden. Het maakt echter een groot
verschil of het gaat om een land waar Nederland met name handelsbelangen mee deelt
of om een grensland waarbij veel inwoners grensoverschrijdend werkzaam zijn of anderszins
financiële betrekkingen hebben vanuit de andere kant van de grens, zoals pensioenuitkeringen
of socialezekerheidsuitkeringen. Op welke wijze bepaalt Nederland wat afhankelijk
van de situatie de onderhandelingsinzet gaat zijn? Treedt de Staatssecretaris voorafgaand
aan de onderhandelingen ook in overleg met vertegenwoordigende organisaties, bijvoorbeeld
van grensarbeiders? De impact van een wijziging in het heffingsland kan voor inwoners
zeer groot zijn, want het gaat immers over het inkomen waar zij voor afhankelijk zijn
voor hun levensonderhoud. Dubbele, gedeeltelijk dubbele, of zelfs al een hogere belasting
dan voorheen is dan een groot probleem. De leden van de CDA-fractie zijn daarom benieuwd
welk beleid de Staatssecretaris voorstaat als het gaat om overgangsrecht wanneer het
heffingsland door een verdragswijziging wijzigt bij natuurlijke personen. In de praktijk
zijn er namelijk verdragswijzigingen geweest waarbij geen overgangsrecht gold voor
natuurlijke personen, ook verdragswijzigingen met een levenslang overgangsrecht en
alles ertussenin.
5.2.1 Algemeen
De leden van de fractie van GroenLinks vragen in hoeverre de afgesloten belastingverdragen
in de afgelopen tien jaar voldeden aan de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011. Heeft
Nederland zich gehouden aan het voornemen om hogere heffingsrechten aan te bieden
aan ontwikkelingslanden?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom het kabinet inmiddels heeft ingezien
dat de heffingsrechten van ontwikkelingslanden beter moeten worden gewaarborgd. Kan
het kabinet voorbeelden geven van de afgelopen tien jaar waaruit blijkt dat de belastingheffing
niet eerlijk is? Welke gaten zaten er in het oude beleid?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben nog vragen over het restartikel (artikel
21). Is het kabinet het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat het beter
zou zijn om deze restinkomsten aan het ontwikkelingsland toe te laten komen in plaats
van Nederland?
Klopt het dat Nederland dit in het belastingverdrag met Malawi wél als standpunt heeft
ingenomen maar in het belastingverdrag met Zambia niet (met uitzondering van inkomsten
uit online gokken)? Wat is precies het Nederlandse standpunt op dit gebied? Klopt
het dat in voorgaande belastingverdragen (Ghana, Nigeria, Egypte, Zimbabwe) steeds
werd gekozen om de restinkomsten aan Nederland te geven?
De leden van de PvdA-fractie vragen welke rol het Ministerie van Buitenlandse Zaken
speelt bij de onderhandelingen met ontwikkelingslanden. In hoeverre controleert het
Ministerie van Buitenlandse Zaken of het belastingverdrag niet ten koste gaat van
het ontwikkelingsland en past binnen het ontwikkelingsbeleid?
Kwalificeert China nog als ontwikkelingsland, en in hoeverre wordt apart beleid ten
aanzien van China geformuleerd, overwegende de bijzondere status van dat land in de
wereld, zo vragen deze leden.
5.2.2 Antimisbruikbepalingen
De leden van de D66-fractie lezen dat vanaf het najaar 2013 aan 23 ontwikkelingslanden
is voorgesteld om antimisbruikbepalingen op te nemen in de desbetreffende belastingverdragen.
Deze leden vragen in hoeverre de belastingverdragen met de 23 verschillende ontwikkelingslanden
zijn aangepast. In hoeverre zijn hier antimisbruikbepalingen opgenomen? In hoeveel
van de 23 belastingverdragen is dit niet het geval? Waarom niet?
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat er met 13 ontwikkelingslanden een
overeenstemming is bereikt over het opnemen van antimisbruikbepalingen. Waarom is
dit niet gelukt bij de andere 10 landen waar dit is aangeboden?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet bereid is om bij de onderhandeling
van nieuwe belastingverdragen transparanter te zijn, door tussentijds diverse stakeholders
te raadplegen en ter controle van de naleving van het verdragsbeleid.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of er in de aanpak van belastingontwijking
door middel van antimisbruikbepalingen rekening wordt gehouden met de beschikbare
capaciteit binnen ontwikkelingslanden om misbruik op te sporen en de antimisbruikclausule
te effectueren.
Stelt Nederland extra capaciteit beschikbaar om verdragsmisbruik door in Nederland
gevestigde ondernemingen te detecteren en te communiceren met verdragspartners?
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom met 10 landen nog geen overeenstemming
is bereikt over antimisbruikbepalingen en of wel voorzien is dat in de nabije toekomst
wel overeenstemming wordt bereikt.
5.2.3 Bronheffingen op dividenden, renten en royalty’s
De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland bij belastingverdragen met ontwikkelingslanden
bereid is een hogere bronheffing te accepteren dan met Nederland vergelijkbare landen
is overeengekomen, mits het ontwikkelingsland aantoont een nieuwe beleidslijn op dat
punt te hebben. Deze leden vragen wanneer het ontwikkelingsland volgens het kabinet
een nieuwe beleidslijn heeft. Waar moet een ontwikkelingsland dan aan voldoen? Hoe
worden ontwikkelingslanden geïnformeerd over dit Nederlandse verdragsbeleid en de
rol die een nieuwe beleidslijn daarbij kan spelen? Is er bijvoorbeeld ook een Engelstalige
versie van het Nederlandse verdragsbeleid beschikbaar?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet concreet kan onderbouwen
wat wordt bedoeld met het voornemen om hogere bronheffing op dividend, rente en royalty’s
overeen te komen met ontwikkelingslanden.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet de opvatting deelt dat
het bij dergelijke internationale beleidsonderwerpen van groot belang is dat alle
teksten in het Engels beschikbaar zijn. Heeft het kabinet de Notitie fiscaal verdragsbeleid
ook al volledig in het Engels gepubliceerd? Zo niet, wanneer gaat dit gebeuren?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat de Engelse vertaling
van de Notitie fiscaal verdragsbeleid 2011 slechts bestond uit een aantal pagina’s
in tegenstelling tot het oorspronkelijke Nederlandse document. Kan dat deze keer anders?
5.2.6 Bronstaatheffing voor betalingen voor technische diensten (op basis van het
bruto-inkomen)
De leden van de D66-fractie vragen hoe technische diensten worden gedefinieerd. Gaat
het dan ook om bijvoorbeeld management- of adviesdiensten? Waarom is ervoor gekozen
om enkel open te staan voor een bronstaafheffing in de relatie met de armste groep
ontwikkelingslanden en niet ook voor andere ontwikkelingslanden?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet om te reageren op de suggestie
van het Centraal Planbureau (CPB) om een bronbelasting in te voeren voor management
en technische diensten. Klopt het dat dit vooral goed zou zijn voor ontwikkelingslanden?
Waarom zou Nederland willen meewerken aan belastingontwijking via belastingverdragen
die dergelijke heffingen beperken of elimineren? Waarom neemt het kabinet in de Notitie
fiscaal verdragsbeleid 2020 niet op dat er in alle belastingverdragen bepalingen moeten
komen tegen het doorsluizen van dienstenvergoedingen?
Hoe kan met de voorgestelde regel worden voorkomen worden dat technische diensten
door een in Nederland gevestigde onderneming gebruikt worden t.b.v. winstverschuiving?
Waarom is Nederland alleen bereid een bronstaatheffing voor technische diensten toe
te passen bij de allerarmste groep landen en niet bij overige ontwikkelingslanden?
Hoe wordt bij de toepassing van de bronstaat voor technische diensten vastgesteld
of een ontwikkelingsland te maken heeft met een groot gebrek aan alternatieve bronnen
voor belastingheffing?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat het kabinet niet bereid is
om met overige ontwikkelingslanden een bronstaatheffing voor betalingen voor technische
diensten overeen te komen. Kunnen de voor- en tegenargumenten hiervoor uitgebreider
toegelicht worden? Hoeveel geld lopen ontwikkelingslanden mis door deze keuze van
het kabinet?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat er bij passief inkomen
(dividend/rente) geen sprake is van een drempel om belasting te heffen en bij actief
inkomen (arbeid) wel. Klopt het dat de VN technische diensten ziet als passief inkomen?
Waarom kiest Nederland er dan toch voor om technische diensten als actief inkomen
te beschouwen?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet op de hoogte is van het
feit dat zelfs Zwitserland het VN-verdrag (artikel 12a) heeft overgenomen in haar
belastingverdrag met Brazilië. Is Nederland bereid om dit voorbeeld te volgen?
De leden van de PvdA-fractie wat «technische diensten» zijn en of daar enkele voorbeelden
van genoemd kunnen worden. Welke landen wordt wel een bronbelasting op technische
diensten gegund en welke niet? Waar is dit onderscheid op gebaseerd?
5.2.8 Technische assistentie
De leden van de D66-fractie verwelkomen de inspanningen gericht op het versterken
van de capaciteit van belastingdiensten in ontwikkelingslanden. Deze leden vragen
hoe de technische assistentie wordt gewaardeerd. Waar zijn de ontwikkelingslanden
positief of juist negatief over? Waar hebben ontwikkelingslanden de meeste behoefte
aan? De leden van de D66-fractie vragen om verder toe te lichten hoe de technische
assistentie is vormgegeven en in de praktijk uitwerkt. Is dit vooral gericht op kennisopbouw,
opleidingen en het ontwikkelen van capaciteit? In hoeverre zijn eventuele opleidingen
gericht op complexe fiscale thema’s, zoals verrekenprijzen? Worden ontwikkelingslanden
ook ondersteund bij onderhandelingen over belastingverdragen? Zo ja, door wie of door
welke organisatie?
De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet voornemens is om een actualisatie
te laten uitvoeren van het onderzoek naar de belastingverdragen die Nederland met
ontwikkelingslanden heeft gesloten. Deze leden vragen op welke wijze technische assistentie
kan helpen bij het vormgeven van een bronbelasting die zowel recht doet aan het bevorderen
van de belastinginkomsten van een ontwikkelingsland als tegelijkertijd het risico
op minder investeringen verkleint.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of Nederland binnen programma’s voor
technische assistentie waaraan het bijdraagt expliciet inzet op het ontwikkelen van
capaciteit van belastingautoriteiten in ontwikkelingslanden op het gebied van verdragsonderhandelingen
en verdragsbeleid.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet in hoeverre ondersteuning kan en gaat
worden geboden aan ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld door middel van onafhankelijke
adviseurs, bij de (her)onderhandeling van belastingverdragen.
5.3 Verdragen met niet-coöperatieve en laagbelastende staten
5.3.2 Laagbelastende staten
De leden van de fractie van GroenLinks vragen naar de opvatting van het kabinet over
de most-favored-nation-clausule (MFN), waarbij een bilateraal overeengekomen belastingtarief
verlaagd zal worden tot het laagste bronbelastingtarief dat een land kent in haar
belastingverdragen met andere landen. Deelt het kabinet de opvatting dat deze clausule
bijdraagt aan een fiscale race naar de bodem? Maakt Nederland gebruik van deze clausule?
Zo ja, met welke landen?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat er voorbeelden zijn
waarbij land A in zijn belastingverdrag met land B een most-favored-nation-clausule
heeft en land A in zijn belastingverdrag met Nederland een bronbelasting van 0% heeft,
waardoor land B ook een tarief krijgt van 0%.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat er een neergaande trend
is als het gaat om tarieven van bronbelastingen die worden opgenomen in belastingverdragen.
Kan dit kwantitatief worden onderbouwd?
5.3.4 Bestaande verdragen heronderhandelen/heroverwegen
De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland het initiatief zal nemen om over bestaande
belastingverdragen te heronderhandelen, als Nederland een bestaand verdrag heeft met
een laagbelastende staat of met een staat die op de EU-lijst van niet-coöperatieve
rechtsgebieden staat. Deze leden vragen expliciet te maken wat een heroverweging van
een verdrag met een staat die op de «zwarte» EU-lijst staat precies inhoudt.
Deelt het kabinet de opvatting van de leden van de fractie van GroenLinks dat het
niet uit te leggen is dat Nederland belastingverdragen sluit met landen op de zwarte
lijst van belastingparadijzen? Waarom durft het kabinet dan niet harder stelling te
nemen en blijft het bij het «heroverwegen» van bestaande verdragen met belastingparadijzen?
Waarom sluit het kabinet dit niet gewoon uit, in lijn met de minimumstandaard punt
1 uit het MLI?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat het kabinet concreet gaat doen als
belastingparadijzen niet bereid zijn om te heronderhandelen waardoor de voorgenomen
bronbelastingen niet ingevoerd kunnen worden. Waarom zouden deze belastingparadijzen
überhaupt bereid zijn om hierover te heronderhandelen? Is het kabinet bereid belastingverdragen
te laten vervallen indien er binnen drie jaar geen aanpassingen worden gemaakt en/of
niet voldaan is aan de minimumstandaarden om misbruik tegen te gaan?
De leden van de SP-fractie zijn tot slot benieuwd of een overzicht kan worden gegeven
van verdragen die aangepast gaan worden als gevolg van het gewijzigde verdragsbeleid
en in hoeverre de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en
belanghebbende non-gouvernementele organisaties betrokken worden bij dit proces om
ervoor te waken dat verdragen afbreuk doen aan bestaande ontwikkelingshulp. Omgekeerd
zijn deze leden benieuwd of bij de onderhandelingen over verdragen contact wordt onderhouden
met in verdragspartners en in Nederland gevestigde bedrijven.
De leden van de SP-fractie merken op dat bij in onderhandeling zijnde belastingverdragen
onregelmatigheden ter sprake komen en dat gesloten verdragen pas achteraf aan de Kamer
worden voorgelegd. Zij vragen het kabinet in het kader van een verbeterde politieke
besluitvorming over belastingverdragen, zeker als het gaat om verdragen met landen
met een kleinere economische machtspositie, op welke manier het mogelijk is om periodiek
aan de Kamer inzichtelijk te maken wat de status is van de diverse in (her)onderhandeling
zijnde verdragen.
Overig
De leden van de VVD- en CDA-fracties verzoeken de Staatssecretaris verder tevens in
te gaan op de vragen en suggesties gesteld in het commentaar van de Nederlandse Orde
van Belastingadviseurs (NOB).
II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.