Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Diertens over ‘de waarschuwing van de Nationale Ombudsman het stroomstootwapen terughoudend te gebruiken’
Vragen van het lid Diertens (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de waarschuwing van de Nationale ombudsman het stroomstootwapen terughoudend te gebruiken (ingezonden 20 mei 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 19 juni 2020)
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3101.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Ombudsman: gebruik stroomstootwapen terughoudend»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe duidt u het gegeven dat het stroomstootwapen is ingezet tegen een demente man
van 73 en jongeman in een psychose?
Antwoord 2
De oproep van de Nationale ombudsman is in algemene zin al geldend voor ieder gebruik
van deze of andere geweldsmiddelen. Daarnaast wordt gebruik van geweld door de politie
achteraf altijd beoordeeld op rechtmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit.
Zo ook bij de inzet van het stroomstootwapen.
Met het stroomstootwapen kan de politie, mits zorgvuldig ingezet, met minder geweld
gevaarsituaties tot een goed einde brengen. Het zorgvuldig inzetten van het stroomstootwapen
is uiteraard een belangrijk onderdeel van de opleiding en training die politieagenten
doorlopen voordat zij over het stroomstootwapen mogen beschikken en dit indien noodzakelijk
en in overeenstemming met de geweldsinstructie kunnen inzetten.
De politiechef van de eenheid Rotterdam heeft in reactie op het onderzoek van de Nationale
ombudsman aangegeven dat de politie hier lering uit trekt. Ik ga verder niet in op
specifieke casussen waarbij het stroomstootwapen is gebruikt.
Vraag 3
Was u voorafgaand aan het advies van de Nationale ombudsman bekend met de klachten
over de inzet van het stroomstootwapen in een GGZ-instelling? Zo ja, welke lessen
zijn hieruit getrokken en welk gevolg heeft dit gehad voor het beleid rondom de inzet
van het stroomstootwapen?
Antwoord 3
In het najaar van 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de GGZ een inspanningsverplichting
heeft om eerst zelf een acute noodsituatie beheersbaar te maken. Bij de afspraken
die de politie met de GGZ-sector heeft gemaakt gelden de volgende uitgangspunten.
De GGZ-instelling doet pas een beroep op de politie indien zij er zelf niet in slaagt
een situatie beheersbaar te houden of te maken. Om de juiste aanpak te kunnen bepalen,
is de inzet verder dat een door de GGZ-instelling aangewezen functionaris de politie
van relevante informatie voorziet, waaronder eventuele medische risico’s of gezondheidsrisico’s
waar de politie in die specifieke (nood)situatie rekening mee moet houden. De agent
weegt deze informatie mee bij het maken van de keuze voor het meest proportionele
middel om de noodsituatie te beëindigen.2 Onder het huidige juridische kader – dat naar aanleiding van de pilots is aangescherpt
– voldoet de inzet van het stroomstootwapen ten behoeve van medicijninname, of tegen
verdachten die reeds geboeid of anderszins onder controle zijn, bijvoorbeeld in gesloten
ruimtes waar ze geen gevaar vormen, niet aan het proportionaliteits- en subsidiariteitsvereiste.3
Vraag 4
Op welke wijze heeft u uitvoering gegeven aan de motie van de leden Den Boer en Diertens
over de toegezegde monitoring van de gezondheidseffecten van het stroomstootwapen
onafhankelijk wetenschappelijk laten uitvoeren?4
Antwoord 4
Zoals ik in mijn brief van 30 januari 2020 aan de Tweede Kamer heb aangegeven, verwacht
ik in het halfjaarbericht politie van komend najaar nader in te kunnen gaan op de
opzet van dit onderzoek.5
Vraag 5
In hoeverre is het mogelijk voor de politie om bij de inzet van het stroomstootwapen
rekening te houden met gezondheidsklachten van burgers tegen wie het wapen wordt ingezet?
Welke implicaties heeft dit voor de inperking van de inzet van het stroomstootwapen?
Antwoord 5
Tijdens de opleiding en training worden politieambtenaren bewust gemaakt van de risico’s
bij het gebruik van de diverse vormen van geweld en het gebruik van geweldmiddelen.
Dit geldt ook voor het gebruik van het stroomstootwapen. Daarbij wordt uitvoerig besproken
wanneer in het kader van bekende dan wel zichtbare gezondheidsklachten, maar ook bij
jonge kinderen, zichtbaar zwangere vrouwen, ouderen en zichtbaar zwakkere personen,
het stroomstootwapen niet mag worden gebruikt indien met het gebruik van een minder
ingrijpend geweldsmiddel kan worden volstaan of omdat het beoogde doel dit niet rechtvaardigt.
De context van dat moment, zoals omgeving, gedrag van de verdachte, mogelijkheden
van andere alternatieven waaronder afwachten en gebruik andere geweldsmiddelen, blijft
hierbij altijd leidend.
Overigens is het stroomstootwapen op dit moment, anders dan ten behoeve van de pilotteams,
uitsluitend rechtens toegekend aan ambtenaren die behoren tot een aanhoudings- en
ondersteuningsteam.6 Door politieambtenaren bewust te maken van de risico’s leren zij situaties beter
in te schatten en daar het gebruik van geweld en geweldmiddelen op af te stemmen.
In de politieorganisatie en bij politieambtenaren is daarbij continu aandacht voor
het leren van het gebruik van geweld.
Vraag 6
Welke lichamelijke of mentale gezondheidsrisico’s voorziet u bij het op grote schaal
inzetten van het stroomstootwapen?
Antwoord 6
Aan het gebruik van geweld zijn in zijn algemeenheid altijd risico’s op verwonding
verbonden, dat geldt ook voor het stroomstootwapen. Eerder heb ik uw Kamer reeds het
WODC rapport Gezondheidseffecten van blootstelling aan stroomstootwapens (Tasers)
doen toekomen7. Uit dit rapport blijkt dat bij het gebruik van het stroomstootwapen potentieel drie
soorten schade kunnen worden veroorzaakt. In de eerste plaats veroorzaken de darts
kleine wondjes in de huid. In de tweede plaats zijn verwondingen denkbaar doordat
de doelpersoon tijdelijk geen controle heeft over zijn spieren en daardoor ongelukkig
ten val kan komen. In de derde plaats is schade voorstelbaar ten gevolge van de kortstondige
stroompuls.
Op dit moment zijn die risico’s op verwonding niet zodanig dat het gebruik van het
stroomstootwapen niet langer verantwoord zou zijn. Wel geeft het WODC aan dat meer
wetenschappelijke onderzoek nodig is.
Ik heb daarom naar aanleiding van dit rapport besloten dat de bredere invoering bij
de politie gepaard moet gaan met nader medisch wetenschappelijk onderzoek. Zoals in
het antwoord op vraag 4 reeds is aangegeven, kom ik later dit jaar terug op de invulling
van dit onderzoek.
Vraag 7
Bent u bereid strengere richtlijnen op te stellen voor het gebruik van het stroomstootwapen
alvorens het gebruik ervan uit te breiden naar 17.000 agenten?
Antwoord 7
Zoals ik in mijn brieven van 15 november 20188 en 15 november 20199 aan uw Kamer heb laten weten, zijn naar aanleiding van de pilots de inzetcriteria
reeds aangescherpt.
Vraag 8
Gaat u de training van politieagenten aanpassen op basis van het advies van de Nationale
ombudsman? Klopt het dat de trainingsdagen met betrekking tot de inzet van het stroomstootwapen
worden uitgebreid van twee naar drie? Hoeveel aspiranten krijgen deze training en
in welk jaar? Wordt de training met enige regelmaat herhaald, bijvoorbeeld in het
kader van de Integrale Beroepsvaardigheidstrainingen? Beschikt de Politieacademie
over voldoende opleidingscapaciteit of wordt deze nader uitgebreid?10
Antwoord 8
De aandachtspunten uit de pilots, de evaluatie en de afspraken uit de handreiking
tot samenwerking tussen ggz en politie zijn in de opleiding voor het stroomstootwapen
opgenomen. De richtlijnen die de Nationale ombudsman meegeeft voor het stroomstootwapen
onderschrijf ik. Ze komen overeen met de afspraken die ik eerder hierover met de politie
heb gemaakt.
Zoals ik eerder in mijn brief van 15 november 2019 aan de Kamer heb gemeld, is de
opleiding voor het stroomstootwapen uitgebreid van twee naar drie dagen11. Daarnaast heeft de korpschef bij mij aangegeven dat na invoering, het oefenen met-
en jaarlijks certificeren voor het stroomstootwapen altijd onderdeel zal uitmaken
van de reguliere Integrale Beroepsvaardigheids- Training (IBT), onafhankelijk van
de daar thans voor geldende beschikbaar gestelde uren. Zonder geldige certificering
mag een politieambtenaar dit geweldmiddel niet tijdens zijn dienst bij zich dragen
noch gebruiken.
Het stroomstootwapen wordt uitgerold over 167 basisteams, gefaseerd over 5 jaar. Nadat
de implementatie volledig is afgerond, wordt de training van het stroomstootwapen
ook opgenomen in de initiële opleiding. Daarom blijft er jaarlijks een noodzaak om
de nieuwe instroom, bij de reeds geïmplementeerde teams op te leiden. Bij het berekenen
van de impact met deze werkwijze is rekening gehouden met de benodigde middelen en
capaciteit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.