Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Moorlag over overheidssteun aan Tata Steel
Vragen van het lid Moorlag (PvdA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over overheidssteun aan Tata Steel (ingezonden 11 mei 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 11 juni 2020).
Vraag 1
Kent u de berichten «Tata turns to Whitehall to keep furnaces burning»1, «Tata Steel may face obstacles in securing Covid loan»2 en «Personeel Tata Steel actiebereid om banenverlies Nederland tegen te gaan»3?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de opvatting en de zorg dat het structureel wegsluizen van bedrijfsresultaat
in een orde van grootte van 100 miljoen euro per jaar uit de Nederlandse vestiging
van Tata Steel schadelijk is voor de positie van de Nederlandse staalindustrie en
de werkgelegenheid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
In zijn algemeenheid zijn bedrijven zelf verantwoordelijk voor hun organisatiestructuur
en financiële geldstromen tussen verschillende bedrijfsonderdelen. Volgens het Nederlandse
vennootschapsrecht komt de winst van een vennootschap de aandeelhouders van die vennootschap
ten goede, tenzij de statuten anders bepalen. De aandeelhoudersvergadering keurt de
dividenduitkering goed, maar het bestuur bepaalt de hoogte van het bedrag en de wijze
van uitbetaling van het dividend. Aandeelhouders hebben, onder voorwaarden, recht
op winstuitkering. Het inperken van het dit recht in de vorm van regelgeving kan in
strijd zijn met Europese wetgeving, zoals het recht op ongestoord genot van eigendom
zoals wordt gewaarborgd door artikel 1, eerste protocol van het Europees verdrag tot
bescherming van de rechten van de Mens. Ook kan er sprake zijn van een belemmering
van het vrij verkeer van kapitaal zoals gewaarborgd door artikel 56 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie.
In dit specifieke geval geldt dat Tata Steel Nederland onderdeel is van een grotere
groep met verschillende vestigingen in diverse landen. Deze groep draagt door bijvoorbeeld
synergievoordelen bij aan het positieve resultaat van de vestiging in Nederland. Het
is gebruikelijk dat winsten van verschillende bedrijfsonderdelen binnen een groep
kunnen worden ingezet. Het inzetten van winsten van de Nederlandse vestiging voor
de overige onderdelen van de groep, hoeft op zichzelf niet schadelijk te zijn voor
de positie van de Nederlandse staalindustrie en de werkgelegenheid.
Vraag 3
Deelt u de opvatting dat het toekennen van overheidssteun om de gevolgen van de Covid-19-crisis
voor de werkgelegenheid in de Nederlandse vennootschap op te vangen zich niet verhoudt
met wegsluizen van dividend uit de vennootschap? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke
maatregelen gaat u treffen om dit te verhinderen?
Antwoord 3
De maatregelen die getroffen worden om het COVID-19 virus in te dammen, hebben een
enorme impact op veel bedrijven. Veel in de kern gezonde ondernemingen komen zonder
overheidssteun in problemen. Om bedrijven hierin tegemoet te komen, heeft het kabinet
al een groot aantal generieke maatregelen genomen in het Noodpakket voor banen en
economie, zoals de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW),
de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS) en diverse regelingen
tot uitstel van belastingen en beschikbaar stellen van kredieten (Kamerstuk 35 420,
nr.4.
Daarbij geldt dat vanaf het moment van ondersteuning daar ook voorwaarden aan zijn
gebonden. Zo is bij de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)
een subsidiemaatregel die werkgevers met minimaal 20% omzetdaling een tegemoetkoming
in de loonkosten biedt het uitgangspunt geweest dat banen behouden moeten blijven.
Daarom is opgenomen dat ontslag om bedrijfseconomische redenen beboet zou worden.
Om de regeling simpel, uitvoerbaar en generiek te houden is gekozen om verder geen
al te zware voorwaarden aan de regeling te verbinden. In de volgende fase – nu bedrijven
tijd hebben gekregen zich aan te passen – vindt het kabinet het passend aanvullende
voorwaarden aan steun te stellen.
Tevens heeft het kabinet de Kamer op 1 mei jl. geïnformeerd over het afwegingskader
en de daarbij behorende uitgangspunten voor de voorwaarden bij steun aan individuele
bedrijven. Daarbij is van belang dat alle betrokkenen hun bijdrage leveren aan de
steunverlening. In uitzonderlijke gevallen, waar het publiek belang de directe ondernemingsbelangen
overstijgt, zal het Rijk aanvullend moeten inspringen om dit publiek belang veilig
te stellen. Op het moment dat de overheid besluit steun te verlenen aan een individueel
bedrijf, kunnen hier dan ook altijd voorwaarden aan gesteld worden. Bij overheidssteun
zal wederkerigheid worden verwacht van het bedrijf dat gesteund wordt. Hierbij zal
het bijvoorbeeld gaan om voorwaarden die voorkomen dat de steun wordt aangewend voor
andere doeleinden dan het behoud van de economische activiteiten van de onderneming
en zoveel mogelijk van de bijhorende werkgelegenheid. Deze bijzondere steunverlening
verdraagt zich in de regel niet met het uitkeren van dividenden, het betalen van bonussen,
het inkopen van eigen aandelen en/of ruime ontslagvergoedingen voor leden van de Raad
van Bestuur.
Vraag 4
Deelt u de opvatting dat het onwenselijk is dat bij Tata Steel Nederland de ontwikkeling
van veelbelovende, innovatieve productieprocessen, zoals het Hisarna-project, waarmee
met veel minder uitstoot van CO2 staal kan worden geproduceerd, al dan niet tijdelijk wordt stopgezet uit kostenbesparingen,
terwijl anderzijds structureel middelen aan het bedrijf worden onttrokken? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 4
Iedere onderneming is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de strategie
en het beleid van de onderneming, de bedrijfsvoering en de continuïteit daarvan. Tata
Steel Nederland is een privaat bedrijf en het is niet aan mij om te bepalen op welke
wijze de onderneming geleid dient te worden.
Vraag 5
Deelt u de opvatting dat het onwenselijk is dat een situatie ontstaat dat de Nederlandse
vennootschap van Tata Steel subsidie voor CCS gaat ontvangen en tezelfdertijd bedrijfsresultaten
wegsluist naar bedrijfsonderdelen buiten Nederland om vervuilender vormen van staalproductie
daar overeind te houden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Een eventuele SDE-subsidie voor CCS is niet bedoeld om een bedrijf te steunen maar
om een onrendabele top af te dekken van maatregelen die nodig zijn in het kader van
klimaatbeleid maar die op zich zelf niet financieel rendabel zijn. Dat heeft niets
te maken met een eventuele winstbestemming waartoe de onderneming zou kunnen besluiten.
Vraag 6
Ziet u mogelijkheden om door het stellen van regels en/of financiële prikkels het
bedrijf te dwingen het bedrijfsresultaat in de Nederlandse vennootschap te houden,
zodat het aangewend kan worden voor behoud van werkgelegenheid, bedrijfsinnovaties
die duurzaamheid en de energie-efficiency vergroten en de milieuemissies verlagen?
Zo ja, waar denkt u aan? Wat vindt u van het stellen van extra voorwaarden aan de
Covid-19-steunmaatregelen, aan subsidiëring van CCS of extra belasting van de uitstoot
van CO2? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Op het moment dat de overheid besluit steun te verlenen aan een individueel bedrijf,
kunnen hier dan ook altijd voorwaarden aan gesteld worden. Bij overheidssteun zal
wederkerigheid worden verwacht van het bedrijf dat gesteund wordt. Hierbij zal het
bijvoorbeeld gaan om voorwaarden die voorkomen dat de steun wordt aangewend voor andere
doeleinden dan het behoud van de economische activiteiten van de onderneming en zoveel
mogelijk van de bijhorende werkgelegenheid. Deze bijzondere steunverlening verdraagt
zich in de regel niet met het uitkeren van dividenden, het betalen van bonussen, het
inkopen van eigen aandelen en/of ruime ontslagvergoedingen voor leden van de Raad
van Bestuur.
Daar waar de steun aantrekkelijke mogelijkheden biedt om grote stappen te maken, bijvoorbeeld
op het gebied van duurzaamheid, werkgelegenheid of opleidingsplekken, kunnen hierover
aanvullende afspraken worden gemaakt.
Vraag 7
Bent u bereid om met het bedrijf en stakeholders als de vakbeweging in overleg te
treden om te bezien hoe de werkgelegenheid, duurzame bedrijfsvoering en het innovatief
vermogen van het bedrijf voor Nederland geborgd kan worden? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, wilt u de uitkomsten dan met de Kamer delen?
Antwoord 7
Ik heb zeer regelmatig en intensief contact met Tata Steel. Daarnaast heb ik ook overleg
met de vakbeweging over de ontwikkelingen in het bedrijf. Daarbij komen ook bedrijfsvertrouwelijke
aspecten aan de orde. Vanwege het vertrouwelijke karakter van al deze gesprekken voel
ik mij niet vrij om de inhoud en uitkomsten van deze gesprekken met de Kamer te delen.
Vraag 8
Bent u meer in algemeenheid bereid om een industriepolitiek te ontwikkelen, waarmee
bevorderd en geborgd wordt dat bedrijfsopbrengsten veel meer worden aangewend voor
de continuïteit van bedrijven en de werkgelegenheid te behouden, het innovatieve vermogen
te vergroten en de bedrijfsvoering te verduurzamen? Zo nee, waarom niet? Zo ja op
welke wijze?
Antwoord 8
Voorop staat dat elke onderneming in de eerste plaats zelf verantwoordelijk is en
blijft voor de strategie en het beleid van de onderneming, de bedrijfsvoering en de
continuïteit daarvan.
Nederlandse vennootschappen kennen namelijk een zogenoemd Rijnlands ondernemingsmodel,
dat vastgelegd is in het burgerlijk wetboek. Dit model bevordert en borgt reeds de
belangen van alle betrokken stakeholders, waaronder zowel aandeelhouders als werknemers
en de focus op waardecreatie op lange termijn van de onderneming. Het kabinet hecht
grote waarde aan dit Rijnlandse model en gaat er van uit dat geen aanvullende regelgeving
noodzakelijk is.
Op 15 mei jl. heb ik uw Kamer een brief gestuurd met de titel: Visie duurzame basisindustrie
2050; de keuze is aan ons (voorlopig dossiernr: 2969–15). Hierin geeft het kabinet
aan dat er met oog op verduurzaming van de industrie wereldwijd en behoud van strategische
punten in industriële waardeketens in Nederland publieke actie nodig is op de terreinen
innovatie, opschaling, infrastructuur en wet- en regelgeving. Dit moet industriële
bedrijven en investeerders zekerheid bieden voor het kiezen van Nederland als vestigingsplaats
voor duurzame installaties. Het idee om een industriebeleid te ontwikkelen waarin
bedrijfsopbrengsten worden geoormerkt gaat hier lijnrecht tegenin omdat regels die
het handelen van bedrijfsbestuurders, wat betreft de inzet van de eigen bedrijfswinst
beperken, juist investeringen zullen afschrikken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.