Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Futselaar over het functioneren van medezeggenschap in tijden van corona
Vragen van het lid Futselaar (SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het functioneren van medezeggenschap in tijden van corona (ingezonden 18 mei 2020).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
9 juni 2020).
Vraag 1
Wat is de juridische status van het Servicedocument HO-aanpak Coronavirus COVID-19?
Gaat het hier om een informatieve handreiking, een dwingende aanwijzing of bijvoorbeeld
een collectieve afspraak van de overheid met onderwijsinstellingen? Hoe verhoudt het
Servicedocument zich tot de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
(WHW) en Wet op de ondernemingsraden (WOR), specifiek waar het gaat om medezeggenschap?
Vervangt het servicedocument de betreffende wetten? Zo ja, wat is hier de wettelijke
grondslag voor?
Antwoord 1
In het servicedocument zijn bestuurlijke afspraken neergelegd tussen mij en de koepelorganisaties
en bonden binnen het (hoger) onderwijs. Hoger onderwijsinstellingen hebben zich door
middel van de koepelorganisaties gecommitteerd aan deze afspraken. De afspraken in
het servicedocument als het gaat om de medezeggenschap laten onverlet wat in de WHW
en in de WOR over de medezeggenschap is geregeld. In het servicedocument is daarom
opgenomen dat het uitgangspunt is dat de medezeggenschap, zowel centraal als decentraal,
de instemmings- en adviesrechten blijft uitoefenen. Tegelijkertijd zijn vanwege de
uitzonderlijke crisissituatie afspraken opgenomen over de wijze van het betrekken
van de medezeggenschap gedurende de crisis. In alle gevallen moet de medezeggenschap,
zij het met bijvoorbeeld een kortere reactietermijn of in sommige gevallen achteraf,
haar rol kunnen blijven vervullen. In het servicedocument is afgesproken dat de instellingen
zich hiertoe inspannen.
Vraag 2
Kunt u, gezien het feit dat het Servicedocument steeds wordt aangepast aan de veranderende
werkelijkheid, inzicht geven of en hoe lang het naar uw mening legitiem is om de mogelijkheid
om af te wijken van de gangbare medezeggenschapsprocedures, specifiek de mogelijkheid
tot het informeren achteraf van medezeggenschap, in stand te houden? Bent u het met
de mening eens dat het feit dat de eerste crisisweken voorbij zijn het nu zaak is
zoveel mogelijk de bestaande medezeggenschapsprocedures, al dan niet digitaal, te
herstellen? Hoe verhoudt het opnemen van deze mogelijkheid in het Servicedocument
zich met de medezeggenschapsprocedures zoals vastgelegd in de WHW en de WOR?
Antwoord 2
De instellingen spannen zich in om de medezeggenschap haar rol te kunnen laten vervullen.
Het ligt voor de hand dat instellingen alleen afwijken van de gebruikelijke procedure
indien en voor zover dit noodzakelijk is om tijdig uitvoering te geven aan de afspraken
in het servicedocument en tijdig te kunnen handelen in crisistijd. Wanneer van die
noodzaak sprake is, wordt van de medezeggenschap gevraagd flexibiliteit te tonen.
De afspraken in het servicedocument als het gaat om de medezeggenschap laten onverlet
wat in de WHW en in de WOR over de medezeggenschap is geregeld. Indien de medezeggenschap
van oordeel is gegeven de omstandigheden niet op de juiste manier te zijn betrokken,
kan een geschil hierover met het instellingsbestuur worden voorgelegd aan de geschillencommissie
(artikelen 9.40 en 10.26 WHW).
Op de wijze waarop instellingen omgaan met de medezeggenschap in crisistijd wordt
signaal gestuurd toezicht gehouden door de inspectie, die bijvoorbeeld kan nagaan
of in een bepaald geval het pas achteraf betrekken van de medezeggenschap proportioneel
en beargumenteerd was en of er in het algemeen goede werk- en/of procesafspraken zijn
gemaakt tussen instellingsbestuur en medezeggenschap.
Vraag 3
Klopt het dat de in het Servicedocument genoemde optie om de medezeggenschap eventueel
pas achteraf te informeren pas in de versie van het servicedocument van 24 april is
verschenen? Wat was de aanleiding om op dat moment, ruim een maand na de fysieke sluiting
van de onderwijsinstellingen, deze optie toe te voegen?1
Antwoord 3
Dat klopt. Door de bijzondere omstandigheid die als gevolg van het Coronavirus COVID-19
op hogeronderwijsinstellingen was ontstaan bleek dat het noodzakelijk was om, naast
het uitgangspunt dat de afspraken in het Servicedocument hetgeen in de WHW en in de
WOR over de medezeggenschap is geregeld onverlet laat, deze optie toe te voegen teneinde
de continuïteit van het onderwijs en de examinering te kunnen (blijven) waarborgen.
Vraag 4
Bent u bekend met de interne notitie van de Vereniging van Universiteiten (VSNU) «besluitvorming
en medezeggenschap» van 17 maart, die naar universiteitsbesturen is gestuurd om eventueel
als basis voor hun besluitvorming en communicatie te dienen?
Antwoord 4
Ik ben bekend met deze notitie. Naar ik van de VSNU heb begrepen betreft het hier
een interne adviserende notitie aan de voorzitters van de colleges van bestuur van
de verschillende universiteiten.
Vraag 5, 6, 7 en 8
Is het u bekend dat in deze VSNU-notitie wordt gesteld: «In het geval sprake is van
een adviesrecht of instemmingsrecht, kan het CvB onverminderd het ontbreken van een
positief advies of instemmingsbesluit besluiten indien de voorgenomen beslissing van
het CvB gevergd wordt door «zwaarwegende (bedrijfs)organisatorische, (bedrijfs)economische
of (bedrijfs)sociale redenen» (artikel 9.40 lid 5 en 10.26 WHW; artikel 27 lid 4 WOR).»?
Hoe duidt u deze zienswijze?
Bent u het met de mening eens dat het in het bovenstaande citaat aangehaalde artikel
9.40 lid 5 WHW uitsluitend van toepassing kan zijn wanneer het besluiten zijn die
daadwerkelijk aan de geschillencommissie medezeggenschap hoger onderwijs zijn voorgelegd?
Kunt u een overzicht geven van het aantal besluiten dat sinds 17 maart 2020 aan de
geschillencommissie medezeggenschap hoger onderwijs zijn voorgelegd?
Bent u het met de mening eens dat het in het bovenstaande citaat aangehaalde artikel
27 lid 4 WOR uitsluitend van toepassing kan zijn wanneer het besluiten betreft waarmee
de ondernemingsraad niet instemt of te lang wacht met het al dan niet verlenen van
instemming en inhoudt dat het geschil aan de kantonrechter wordt voorgelegd?
Bent u ermee bekend dat de VSNU-notitie ook het volgende stelt: «Het CvB kan richtlijnen
vaststellen met het oog op de (praktische) organisatie en coördinatie van de uitoefening
van de bevoegdheden van de decaan tot algemene leiding, bestuur en inrichting van
de faculteit en de uitoefening van de bevoegdheden van de decaan tot vaststelling
van onder andere (nadere regels mbt) de OER, BSA, decentrale selectie, collegegelden,
vrijstellingen en evc’s (artikel 9.14 en 9.15 WHW).»?
Antwoord 5, 6, 7 en 8
Ik ben bekend met de inhoud van deze interne VSNU-notitie. Voor mijn duiding van de
wijze waarop de medezeggenschap gedurende deze crisis moet worden betrokken, verwijs
ik naar hetgeen hierover in het servicedocument is opgenomen. Sinds 17 maart jl. zijn
er geen besluiten die direct of indirect verband houden met de thematiek «Medezeggenschap
in tijde van Corona» aan de geschillencommissie medezeggenschap hoger onderwijs voorgelegd.
Vraag 9
Bent u het met de mening eens dat de in bovenstaand citaat aangehaalde wetsartikelen
geen enkele betrekking hebben op het vaststellen of wijzigen van een Onderwijs- en
Examenregeling (OER)?
Antwoord 9
Nee. Artikel 9.15, lid 1, onderdeel a van de WHW heeft betrekking op het vaststellen
van de onderwijs- en examenregeling. Hieruit volgt dat de decaan is belast is met
het vaststellen van de onderwijs- en examenregeling, alsmede de regelmatige beoordeling
daarvan.
Vraag 10, 11 en 12
Bent u ermee bekend dat de VSNU-notitie verder stelt: «Het CvB en de decanen kunnen
– al dan niet in algemene zin – besluiten de regels in de OER met betrekking tot de
(praktische) organisatie en inrichting van de toetsing aan te passen. Zij informeren
de examencommissies over hun (voorgenomen) besluiten. Indien en voor zover de examencommissies
vanuit hun kwaliteitsborgende rol van oordeel zijn dat er in het licht van die kwaliteitsborging
onoverkomelijke bezwaren zijn tegen de wijze waarop de toetsing wordt ingericht, kan
de examencommissie interveniëren.»?
Bent u het met de mening eens dat noch in eerder aangehaalde individuele artikelen,
noch elders in de WHW een juridische basis is te vinden voor bovenstaande passage?
Bent u het met de mening eens dat deze passage niet strookt met de in het servicedocument
gestelde zinsnede: «De coronamaatregelen zullen in sommige gevallen leiden tot onderwijsactiviteiten
en tentaminering die afwijken van hetgeen is opgenomen in de onderwijs- en examenregeling
(OER). Afhankelijk van hetgeen in een specifiek geval in de OER is geregeld en de
regels en richtlijnen van examencommissies, kan er ruimte zijn om van de eigen OER
af te wijken. Dit gebeurt voor zover de reguliere procedures niet gevolgd kunnen worden,
de student niet onevenredig benadeeld wordt en de afwijking niet ingrijpender is dan
noodzakelijk. In veel gevallen zal aanpassing van de OER aan de orde zijn, die kan
plaatsvinden door middel van een addendum op de bestaande OER waarin de afwijkingen
op de OER in algemene termen worden beschreven. De medezeggenschap wordt hierbij betrokken.»?
Zo nee, kunt u dat toelichten?
Antwoord 10, 11 en 12
Ik ben bekend met de stellingen en zinsneden uit deze interne VSNU-notitie. Voor mijn
duiding van de wijze waarop de medezeggenschap gedurende de crisis moet worden betrokken
verwijs ik naar hetgeen hierover in het servicedocument is opgenomen.
Waar nodig kunnen instellingen naar eigen inzicht de OER aanpassen, uiteraard met
inachtneming van de rol van de medezeggenschap. Indien de continuïteit van het onderwijs
en de examinering dit vereist, kan de medezeggenschap ook achteraf worden betrokken.
In een dergelijk geval dient de instelling er zorg voor te dragen dat de medezeggenschap,
zij het achteraf, haar rol kan vervullen.
Vraag 13
Bent nu ervan op de hoogte dat in de praktijk instellingsbesturen richting hun medezeggenschap,
ook in de fase van de herstart en het voorbereiden van een functioneren in een anderhalvemeter-context,
nog altijd verwijzen naar het VSNU-memo als een werkinstrument, als het gaat om het
eventueel niet of slechts achteraf betrekken van medezeggenschap bij besluiten? Is
dergelijke handelwijze naar uw oordeel in overeenstemming met wet- en regelgeving?
Bent u bereid de instellingen op dit punt in uw handreiking duidelijkheid te verschaffen?
Antwoord 13
Zoals eerder aangegeven zijn in het servicedocument bestuurlijke afspraken neergelegd
tussen mij en de koepelorganisaties en bonden binnen het (hoger) onderwijs. Hoger
onderwijsinstellingen hebben zich door middel van de koepelorganisaties gecommitteerd
aan deze afspraken. Ik ga er dus van uit dat instellingsbesturen de in het servicedocument
opgenomen uitgangspunten ook in de praktijk toepassen. De afspraken in het servicedocument
zijn duidelijk en als het gaat om de medezeggenschap laten zij onverlet wat in de
WHW en in de WOR over de medezeggenschap is geregeld. Ik zal dit in de bestuurlijke
overleggen die ik voer met de koepelorganisaties en bonden ook benadrukken. In het
servicedocument is daarom opgenomen dat het uitgangspunt is dat de medezeggenschap,
zowel centraal als decentraal, de instemmings- en adviesrechten blijft uitoefenen.
Tegelijkertijd zijn vanwege de uitzonderlijke crisissituatie afspraken opgenomen over
de wijze van het betrekken van de medezeggenschap gedurende de crisis. In alle gevallen
moet de medezeggenschap, zij het met bijvoorbeeld een kortere reactietermijn of in
sommige gevallen achteraf, haar rol kunnen blijven vervullen. In het servicedocument
is afgesproken dat de instellingen zich hiertoe inspannen.
Vraag 14
Kent u het het artikel over medezeggenschap en proctoring in universiteitskrant Mare
van 14 mei 2020? In hoeverre past volgens u de geschetste (zeer beperkte) betrokkenheid
van medezeggenschap bij de invoering van proctoring met de geest van het servicedocument?2
Antwoord 14
Ja, dat ken ik. Zoals ik in antwoord op de eerdere Kamervragen van uw hand van 28 april
2020 omtrent het artikel van Mare heb aangegeven, kan de medezeggenschap ook achteraf
worden betrokken indien de continuïteit van het onderwijs en de examinering dit vereist.
Ook in een dergelijk geval spant de instelling zich in om te zorgen dat de medezeggenschap,
zij het achteraf, haar rol kan vervullen.
Vraag 15
Bent u bereid deze vragen een voor een te beantwoorden?
Antwoord 15
Ik ben uiteraard bereid elk van de gestelde vragen te beantwoorden. Om de overzichtelijkheid
van mijn beantwoording te bevorderen en herhaling in de beantwoording te voorkomen
heb ik de beantwoording van vragen 5, 6, 7 en 8 en de beantwoording van de vragen 10,
11 en 12 samengenomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.