Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van leden Schonis en De Groot over het bericht 'Vergeten diesels blijken ernstige vervuilers'
Vragen van de leden Schonis en De Groot (beiden D66) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Vergeten diesels blijken ernstige vervuilers» (ingezonden 16 maart 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-Van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat),
mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 8 juni
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Vergeten diesels blijken ernstige vervuilers»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het bericht juist dat verbrandingsmotoren in duizenden machines als shovels, generatoren
en waterpompen op de bouw de lucht veel meer vervuilen dan gedacht? En dat één enkele
dieselpomp op een bouwplaats net zoveel als tien tot honderd moderne vrachtwagencombinatie
uitstoot?
Antwoord 2
In 2018 heeft TNO in opdracht van Topsector Logistiek en Emissieregistratie de inzet
en emissies van vier gangbare bouwmachines gemeten2. Uit de verkregen praktijkdata bleek dat de uitstoot van stikstofoxiden van de gemeten
bouwmachines hoger waren dan tot dan toe aangenomen. Op basis van deze metingen zijn
in 2019 zijn de emissietotalen voor mobiele werktuigen in de emissieregistratie geactualiseerd3.
De praktijkuitstoot van een dieselpomp is afhankelijk van de leeftijd en het motorvermogen.
Nieuwe dieselpompen moeten aan de meest recente Stage-V emissie-eisen voldoen, terwijl
oudere pompen aan lagere Stage normen moeten voldoen. Volgens opgave van TNO is een
vijftien à twintig jaar oude Stage-II dieselpomp voor stikstofoxiden veertien keer
zo vervuilend en voor fijnstof honderd keer zo vervuilend als een moderne Euro-VI
vrachtwagen. Een moderne Stage-V pomp is voor stikstofoxiden nog zeven keer zo vervuilend
als een Euro-VI vrachtwagen en voor fijnstof ongeveer even vervuilend.
Vraag 3
Is het juist dat deze groep tractoren, graafmachines, generatoren en dieselpompen
20 tot 350 procent meer stikstofoxiden uitstoot?
Antwoord 3
De uitstoot van stikstofoxiden van de vier in 2018 in opdracht van Topsector Logistiek
en Emissieregistratie geteste mobiele werktuigen lag 25% tot 350% boven de normwaarden
van de Europese typekeuring van deze machines. Met deze percentages wordt een indicatief
beeld gegeven van de overschrijding ten opzichte van de normwaarde. Hogere praktijkemissies
kunnen optreden als de condities van de motorbelasting anders zijn dan tijdens de
typekeuringstest. Bij bijvoorbeeld langdurig stationair draaien loopt de temperatuur
van de AdBlue katalysator terug, waardoor deze niet meer werkt. De uitstoot van stikstofoxiden
(NOx) kan dan flink oplopen.
Ik vind het onwenselijk dat de emissies van mobiele werktuigen in de praktijk hoger
zijn dan de officiële norm. Om dit tegen te gaan zouden voor mobiele machines net
als voor wegvoertuigen emissienormen voor de Real Driving Emissions (RDE) kunnen worden
geïntroduceerd. Hierbij worden de emissies op de openbare weg gemeten. De Europese
Commissie werkt nu niet aan een voorstel voor RDE-normen voor mobiele werktuigen.
Het stellen van RDE-eisen aan mobiele werktuigen zou een langdurig Europees traject
worden.
Gezien de urgentie van het stikstofdossier wil ik zo spoedig mogelijk meer grip krijgen
op de emissies van mobiele werktuigen. Met de sectoren/branches treed ik in overleg
over de wijze waarop fabrikanten van motoren en mobiele werktuigen voldoen aan vigerende
emissienormen middels (door)ontwikkeling van bestaande én nieuwe emissiemonitoringssystemen
en -technieken, alsook de wijze waarop de eigenaren/houders van mobiele werktuigen
kunnen verantwoorden dat hun mobiele werktuigen aan de gestelde normen voldoen. Ik
zal de Europese Commissie en de andere lidstaten op de hoogte stellen van de bevindingen
in Nederland en een oproep doen om ook tussentijdse oplossingen te onderzoeken in
Europees verband. Branches werken in het sectorinitiatief «De Groene Koers» samen
aan een versnelling van emissiereductie van mobiele werktuigen. Ik heb hen reeds over
mijn ideeën geconsulteerd.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat dit in hoofdzaak gaat over 80 duizend tractoren, 15 duizend
graafmachines, 1.600 generatoren en 700 dieselpompen?
Antwoord 4
De aantallen tractoren, graafmachines en andere mobiele machines in Nederland zijn
niet precies bekend, omdat deze niet worden geregistreerd. Via een wijziging van de
Wegenverkeerswet 1994 wordt gewerkt aan de introductie van een APK voor landbouw-
en bosbouwtrekkers, in combinatie met de introductie van een registratie- en kentekenplicht
voor landbouw- en bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid en mobiele
machines. Dit wetsvoorstel is op 28 januari 2020 door uw Kamer aangenomen en is nu
aanhangig bij de Eerste Kamer. Door het introduceren van een systeem van registratie
en kentekening zal er beter zicht komen op het wagenpark.
In de emissieregistratie wordt voor de aantallen mobiele machines uitgegaan van een
inventarisatie en schatting van jaarlijkse verkoopaantallen, afkomstig van verschillende
bronnen4. Gecombineerd met een schattingen voor de levensduur wordt tot een «actief machinepark»
gekomen. De emissieregistratie gaat voor emissiejaar 2018 uit van ruim 72 duizend
landbouwtrekkers, ca. 20 duizend graafmachines, 1600 generatoren (in de bouw) en 700
dieselpompen.
Vraag 5
Klopt het bericht dat deze lokale vervuiling door stikstofoxiden wordt onderschat
door modellen, onder andere het aeriusmodel? Zo ja, kunt u dit toelichten en per model
voor de stikstofdepositie specificeren wat er onderschat wordt? Wat is de reden van
deze onderschatting?
Antwoord 5
Het AERIUS model wordt gebruikt voor zowel de doorrekening van locatie-specifieke
depositiebijdrage van een project als de doorrekening van de ontwikkeling van de landelijke
totale deposities. De locatie-specifieke bijdrage van mobiele werktuigen aan concentraties
en deposities van stikstofoxiden worden in beeld gebracht bij onderzoeken voor specifieke
projecten. Het gaat dan bijvoorbeeld om de lokale depositiebijdrage van activiteiten
in het kader van de aanvraag van een natuurvergunning of een ander toestemmingsbesluit,
zoals de depositiebijdrage van mobiele werktuigen die worden ingezet bij een bouwproject.
Bij locatie-specifieke berekeningen van een project met het AERIUS model is het de
verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer om op basis van de laatste inzichten tot
een realistische inschatting van de emissie te komen. De initiatiefnemer dient daarbij
zelf de verwachte uitstoot van stikstofoxiden als gevolg van de inzet van mobiele
werktuigen te bepalen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de in het model opgenomen
emissiefactoren voor diverse mobiele werktuigen. Het is uiteindelijk aan de initiatiefnemer
om te onderbouwen dat – en aan het bevoegd gezag om te toetsen of – de toegepaste
emissiefactoren juist zijn en niet leiden tot een onderschatting.
Voor doorrekeningen met het AERIUS model van de landelijke totale deposities wordt
uitgegaan van de emissiegegevens van mobiele werktuigen in de emissieregistratie.
Dit betekent dat de inzet van mobiele werktuigen op (bouw)locaties meegenomen op het
niveau van bevolkings- en arbeidsplaatsenconcentraties en niet op het niveau van specifieke,
tijdelijke projecten. De emissies voor mobiele werktuigen die in 2019 zijn geactualiseerd
in de emissieregistratie worden meegenomen bij de doorrekening van de landelijke deposities
met het AERIUS-model. De gemiddelde landelijke depositiebijdrage van mobiele werktuigen
zal daardoor naar verwachting hoger zijn dan tot dusverre is berekend. Bij een hogere
uitstoot dan geraamd, wordt de overstap naar elektrificatie van bouwmaterialen nog
belangrijker. Hiervoor zal echter tijd nodig zijn. Omdat het AERIUS model op basis
van recente wetenschappelijke en ecologische inzichten op meerdere onderdelen wordt
geactualiseerd, is vooraf niet bekend hoe alle actualisaties gezamenlijk doorwerken
in de totale deposities.
Vraag 6
Kunt u een overzicht geven van zowel de onjuiste alsook van de gecorrigeerde stikstofoxiden
emissiefactoren, onderverdeeld per relevante groep verbrandingsmotoren?
Antwoord 6
Voor middelzware en zware Stage IV (bouwjaar 2014 – 2018) en Stage-V (bouwjaar vanaf
2019) mobiele werktuigen werd voor het bepalen van de emissietotalen in de emissieregistratie
uitgegaan van de emissiefactor voor stikstofoxiden van 0,5 gram per kWh. Op basis
van de in 2018 uitgevoerde metingen is de emissiefactor in 2019 bijgesteld naar gemiddeld
1,26 gram per kWh5. Hierin is meegenomen dat mobiele machines naar verhouding veel stationair draaien.
Ook de emissiefactor voor Stage III motoren is verhoogd. De geactualiseerde emissiefactoren
voor stikstofoxiden zijn verwerkt in de Nederlandse rapportages van emissietotalen6.
Vraag 7
Is het mogelijk dat er een substantiële onderschatting is van de stikstofemissies
vanwege deze groep emissiebronnen? Zo ja, kunt u de bandbreedte van percentages noemen
waarmee berekeningen mogelijk worden onderschat?
Antwoord 7
Met de correctie van de emissiefactor naar 1,26 gram per kWh wordt een overschrijding
van de emissienorm met een factor twee in de emissiemodellering in rekening gebracht.
Meer metingen zijn nodig om meer betrouwbare uitspraken over de praktijkemissies van
de verschillende mobiele werktuigen te kunnen doen. Eind 2019 heb ik aan TNO opdracht
gegeven om een verder meetprogramma uit te voeren met zes grotere en vier kleinere
mobiele machines. Met de resultaten van dit programma, die eind 2020 beschikbaar komen,
kan een meer betrouwbare uitspraak worden gedaan van de bandbreedte van overschrijding
van de emissies.
Het voornemen is verder om, in het kader van het Schone Lucht Akkoord7 en het klimaatakkoord, versneld toe te werken naar inzet van schone en nul-emissie
mobiele werktuigen. Uiteraard zal de bouwsector bij de uitwerking daarvan goed worden
betrokken. Hierbij zal ook de mogelijkheid worden onderzocht om de emissie van mobiele
werktuigen in de praktijk te handhaven met het oog op milieucriteria bij de aanbesteding.
Daarbij wordt gekeken naar de mogelijkheden van een vrijwillige emissiekeuring (roetfiltertest
en stikstofmonitoring) van mobiele werktuigen en naar de mogelijkheden om luchtemissies
op te nemen in de systematiek en certificering van de CO2-prestatieladder. Ook is in het Schone Lucht akkoord afgesproken dat de rijksoverheid
zich actief inzet voor een verdere aanscherping van de Europese normen. Voorzieningen
voor het blijvend voldoen aan de normen zijn daarbij een belangrijk aandachtspunt.
Tot slot is in het klimaatakkoord afgesproken dat de rijksoverheid zich in zet om
CO2-labeling en -normering van mobiele werktuigen te agenderen bij de Europese Commissie.
Vraag 8
Behoeven de huidige modellen, onder andere het aerius rekenmodel, voor stikstofdepositie
actualisatie voor de emissiefactoren van oude verbrandingsmotoren? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, wanneer verwacht u deze actualisatie door te voeren en kan dan worden
geconcludeerd dat de uitkomsten op basis van het nu actuele aerius rekenmodel een
onderschatting geven van de werkelijke stikstofdeposities?
Antwoord 8
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 zijn de landelijke emissietotalen voor
mobiele werktuigen in 2019 geactualiseerd in het kader van de emissieregistratie.
Deze nieuwe inzichten zijn begin 2020 meegenomen in de kaarten met grootschalige concentraties
en deposities (GCN en GDN-kaarten8) die het RIVM heeft opgesteld. Dit jaar worden de nieuwe inzichten ook meegenomen
in de doorrekening van de landelijke totale deposities met het AERIUS model.
Bovenstaande werkwijze sluit aan op het gangbare proces van jaarlijkse monitoring
van de ontwikkeling van concentraties en deposities door het RIVM. Hierbij wordt voor
de berekening van de concentraties en deposities in een bepaald jaar uitgegaan van
de emissiegegevens die zijn geactualiseerd in het voorgaande jaar. Zie verder het
antwoord op vraag 5.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.