Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bromet over aanhoudende droogte en natuurbranden
Vragen van het lid Bromet (GroenLinks) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Infrastructuur en Waterstaat over aanhoudende droogte en natuurbranden (ingezonden 24 april 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 5 juni 2020). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2689.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Landbouw en natuur in Oost- en Zuid-Nederland zuchten
onder de droogte» en «Brand in de Deurnese Peel is een van de grootste Nederlandse
natuurbranden ooit»?1 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Welke aanvullende maatregelen heeft u genomen en welke maatregelen bent u voornemens
te nemen, gelet op het feit dat het droger is dan in dezelfde periode vorig jaar en
in 2018 en lerende van de droogte van afgelopen zomer?
Antwoord 2
Nederland wordt beter weerbaar tegen droogte met de realisatie van de 46 aanbevelingen
van de Beleidstafel droogte (Kamerstuk 27 625, nr. 489), het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw (Kamerstuk 35 300-XIV, nr. 70) en de Actielijnen klimaatadaptatie natuur (in ontwikkeling). Door alle partijen
wordt gewerkt aan de realisatie van de aanbevelingen.
In het Deltaprogramma Zoetwater en het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie werken
partijen aan structurele maatregelen voor het beter omgaan met droogte. In de eerste
fase van het Deltaprogramma Zoetwater worden momenteel maatregelen uitgevoerd voor
ruim € 400 miljoen, waarmee we water beter vasthouden, zuiniger zijn met water en
water slimmer verdelen. Voor de tweede fase van het Deltaprogramma Zoetwater (2022–2027)
is € 150 miljoen uit het Deltafonds beschikbaar, dat wordt aangevuld met financiering
van de regionale waterpartners.
Voor de Impulsregeling klimaatadaptatie is daarnaast € 150 tot € 250 miljoen gereserveerd
voor de periode vanaf 2021. Deze middelen worden aangevuld met cofinanciering uit
de regio. Hiermee wordt de versnelling van de aanpak van ruimtelijke adaptatie voor
wateroverlast en droogte door decentrale overheden financieel ondersteund.
Op dit moment nemen waterbeheerders, andere overheden en sectoren al diverse maatregelen,
zoals het aanhouden van een hoger waterpeil en duurzaam beheer van landbouwbodems.
Daarnaast is voor de langere termijn gestart met de ontwikkeling van een regionale
aanpak voor klimaatadaptatie in het landelijk gebied (landbouw en natuur) en een kennisagenda
voor klimaatadaptieve landbouw. Ook in het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer is meer
aandacht voor klimaatadaptatie en bodemmaatregelen.
De provincies werken aan het voorkomen van onomkeerbare schade aan natuur door – in
gebieden met wateraanvoer – de kwetsbare natuurgebieden als categorie 1 natuur aan
te merken. Waterbeheerders moeten dan bij watertekorten prioriteit geven aan de watervoorziening
aan deze gebieden. In gebieden die afhankelijk zijn van regenwater (veelal de hoge
zandgronden) wordt gewerkt aan een klimaatbestendige natuur door het verhogen van
grondwaterstanden en het vasthouden van water. De investeringsimpuls natuur zal, in
het kader van de stikstofaanpak, deels worden ingezet voor het verbeteren van de hydrologie
in en rondom natuurgebieden. Samen met provincies werk ik deze maatregelen uit in
het Programma Natuur.
Naast aanpassingen in het watersysteem zal ook bij de ruimtelijke inrichting meer
rekening moeten worden gehouden met waterbeschikbaarheid en wateroverlast. In de Nationale
Omgevingsvisie (NOVI) en in het Nationaal waterprogramma wordt daarom een voorkeursvolgorde
opgenomen voor (regionaal) waterbeheer. Uitgangspunt is dat in de ruimtelijke inrichting
meer rekening wordt gehouden met waterbeschikbaarheid en dat alle watergebruikers
zuiniger omgaan met water. Verder moet water beter worden vasthouden, opgeslagen en
verdeeld over de watervragende functies in een gebied, en indien nodig kunnen worden
afgevoerd. Daarnaast blijft droogte een natuurlijk fenomeen, waardoor (economische)
schade niet altijd voorkomen kan worden.
Vraag 3
Kunt u met ons delen hoe de waterschappen omgaan met deze aanhoudende droogte? Zijn
zij na afgelopen jaar anders gaan werken? Zo ja, welke andere (waterbesparende en
herverdelende) maatregelen hebben zij genomen?
Antwoord 3
De waterbeheerders brengen de lessen van de Beleidstafel droogte momenteel in de praktijk.
Waterschappen hebben in de winterperiode waar mogelijk hogere waterpeilen aangehouden
om water vast te houden en de grondwaterstand aan te vullen De waterschappen en Rijkswaterstaat
hebben alle maatregelen in werking, die bij de huidige droogtesituatie horen – zoals
peilopzet, extra wateraanvoer en inspectie van droogtegevoelige waterkeringen – en
monitoren de situatie nauwlettend. In sommige gebieden zijn of worden onttrekkings-
en/of beregeningsverboden ingesteld om watertekorten te voorkomen.
De Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) is met onder meer een geactualiseerd
landelijk draaiboek, de nieuwe handleiding voor de verdringingsreeks en de handleiding
chloride goed geëquipeerd om een eventuele volgende droogtecrisis goed te beheersen.
De waterschappen zijn in gesprek met watergebruikers en andere waterbeheerders over
waterbeschikbaarheid. Om de watervraag en het -aanbod op elkaar af te stemmen, wordt
de verdringingsreeks regionaal uitgewerkt en wordt gezorgd voor gezamenlijke en eenduidige
communicatie over droogte.
Kwetsbare en droogtegevoelige natuurgebieden, zoals de Peelvenen, vallen in categorie
1 van de landelijke verdringingsreeks. Dit betekent dat (grond)waterbeheerders bij
watertekorten door droogte prioriteit geven aan de watervoorziening van deze gebieden.
Zo wordt er alles aan gedaan om onomkeerbare schade door inklinking van veen in kwetsbare
natuurgebieden te voorkomen.
Vraag 4
Hoe werden de verschillende natuurgebieden die kwetsbaar zijn voor droogte, zoals
het veengebied de Deurnese Peel en natuurgebied Meinweg, in de afgelopen weken gemonitord?
Antwoord 4
Beheerders monitoren de actuele situatie in de droogtegevoelige gebieden. Ecologen
en boswachters beoordelen met grote regelmaat de gevolgen van verdroging op flora
en fauna en nemen het peil van het oppervlaktewater op. Veiligheidsregio’s monitoren
de droogte in natuurgebieden met behulp van meetstations. Deze meetstations meten
de windsnelheid, de temperatuur, droogte en luchtvochtigheid en geven daarmee een
indicatie van het risico op een snel uitbreidende natuurbrand, dus niet op het kunnen
ontstaan van een natuurbrand. De informatie van de meetstations wordt gebruikt om
het risico van natuurbranden weer te geven via de website www.natuurbrandrisico.nl. Ten tijde van de branden in de Deurnese Peel en natuurgebied De Meinweg gold voor
beide gebieden een verhoogd risico.
Vraag 5
Kunt u een tijdlijn schetsen van de start van de droogte en welke acties er door verschillende
partijen ondernomen zijn om te voorkomen dat er branden zouden ontstaan? Kunt u hierbij
ook specifiek in gaan op de rol van de waterschappen, Rijkswaterstaat en het Landelijk
Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC)?
Antwoord 5
Acties van de waterbeheerders in 2020
In het voorjaar, bij aanvang van het droogteseizoen, verspreidt de Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) het eerste droogtebericht van het jaar, het zogenoemde startbericht. Hierin
staan naast een korte terugblik op het vorige droogteseizoen en het verloop van de
herfst en winter, de verwachtingen voor de hoeveelheid water die de rivieren zullen
afvoeren, neerslag en (water)temperaturen voor de aankomende lente en zomer. Wanneer
sprake is van een (dreigend) watertekort of droogte, stelt de LCW een droogtemonitor
op. In een periode van droogte gebeurt dit elke 2 weken, of vaker als dat nodig is.
Inmiddels zijn er 4 droogtemonitoren opgesteld en verspreid onder de waterpartners:
op 24 april, 7 mei, 19 mei en 27 mei 2020.
De droogte zorgt nu voor het derde jaar op rij voor problemen, met name op de hoge
zandgronden. Een tekort aan neerslag gecombineerd met zeer lage grondwaterstanden
komen met name voor in de hoger gelegen zandgronden in Oost- en Zuid-Nederland. Landbouw
en natuur ondervinden daar de gevolgen van. In een aantal gebieden zijn of worden
onttrekkingsverboden van kracht.
Acties ter preventie van natuurbranden
In Nederland werken we met diverse partijen samen aan de randvoorwaarden voor het
voorkomen van natuurbranden. De provincies zijn primair verantwoordelijk voor het
natuurbeleid en daarmee een partij in de aanpak ter voorkoming van natuurbranden.
Terreinbeheerders kunnen via maatregelen als menging van loofbomen in naaldbossen
bijdragen aan het weerbaarder maken van bosgebieden tegen brand. Ook een goed padennetwerk
kan als brandgangennetwerk fungeren en draagt bij aan beperking van de omvang van
branden. Voor hoogveengebieden is het vasthouden van water en goed waterbeheer een
cruciale factor. De brochure Risicobeheersing natuurbranden die de terreinbeheerders
in VBNE-verband hebben opgesteld (2014) is nog steeds actueel en vormt de leidraad
voor het handelen3. De Veiligheidsregio’s doen in vastgestelde risicogebieden aan natuurbrandrisicobeheersing.
Hierbij ligt de focus op een gebiedsgerichte aanpak en op lokaal maatwerk dat door
brandweer en belanghebbenden samen wordt opgesteld. Dit gebeurt via een zgn. RIN (Risico
Index Natuurbranden). Voor de Peelvenen en de Meinweg was zo’n RIN opgesteld.
Het ontstaan van natuurbranden is echter moeilijk te beïnvloeden. De meeste branden
ontstaan door onzorgvuldig menselijk handelen. Door goede afspraken tussen betrokken
partijen en goed kaartmateriaal kan er doorgaans snel worden gehandeld en geven we
zo min mogelijk ruimte voor escaleren van branden, waarmee de impact op samenleving
en natuur wordt beperkt.
Acties van het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) in 2020
Het LOCC heeft geen rol in het voorkómen van branden. Het LOCC heeft wel een rol in
de informatievoorziening naar de operationele partners, waar de Veiligheidsregio’s
toe behoren.
Vóór het ontstaan van de natuurbranden heeft het LOCC via het Landelijk Crisis Management
Systeem op 7 en 8 april jl. gewezen op een verhoogd natuurbrandrisico.
Omdat de effecten van zo’n natuurbrand omvangrijk kunnen zijn en om de risico’s beter
te beheersen, trekken de Veiligheidsregio’s, gemeenten en provincies samen op met
natuurbeheerders en stakeholders die intensief gebruik maken van de natuur in het
project Gebiedsgerichte aanpak Natuurbrandbeheersing. Gezamenlijk inventariseren en
beoordelen deze partijen de risicovolle natuurgebieden en kijken zij hoe de risico’s
op onbeheersbare branden verder beperkt kunnen worden. Bijvoorbeeld door het aanleggen
of versterken van natuurlijke barrières met minder brandbare vegetatie. Op deze manier
proberen we het risico op het ontstaan van een onbeheersbare natuurbrand zo klein
mogelijk te maken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.