Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Hul, Ploumen en Kuiken over de omvang en aanpak van seksuele intimidatie en geweld jegens meisjes en vrouwen in Amsterdam
Vragen van de leden Van den Hul, Ploumen en Kuiken (allen PvdA) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie en Veiligheid over de omvang en aanpak van seksuele intimidatie en geweld jegens meisjes en vrouwen in Amsterdam (ingezonden 6 februari 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie en Veiligheid (ontvangen
5 juni 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1825.
Vraag 1
Bent u bekend met de maatregelen die de gemeente Amsterdam invoert om de veiligheid
van meisjes en vrouwen op straat te verbeteren en circuits van seksuele intimidatie
en misbruik tegen te gaan?1 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw appreciatie van dit pakket aan maatregelen?
Antwoord 2
Seksuele intimidatie en misbruik van meisjes en vrouwen zijn onacceptabel. De persoonlijke
gevolgen zijn van lange duur en de impact op het persoonlijk leven en de samenleving
is enorm. Een krachtige aanpak tegen intimidatie en misbruik is dan ook noodzakelijk.
Het probleem is deels onzichtbaar en ongrijpbaar en daarom heeft de gemeente Amsterdam
onderzoek laten uitvoeren. Op basis van de opbrengsten van dit onderzoek, een ambtswoninggesprek
met vertegenwoordigers van relevante partijen en het benutten van resultaten van andere
onderzoeken, is de gemeente Amsterdam gekomen tot een pakket aan maatregelen. De maatregelen
richten zich op verschillende oorzaken en oplossingen van de problematiek. Zo wordt
gestart met een nieuwe persoonsgerichte aanpak voor jonge vrouwen die kampen met complexe
problematiek en herhaald slachtofferschap. De maatregelen zijn ingestoken vanuit zowel
zorg als veiligheid, worden gedragen door het gehele college en de inwoners van Amsterdam
worden betrokken bij de aanpak. Als onderdeel van de campagne «Jij staat niet alleen»
staat een netwerk van sterke Amsterdamse vrouwen meisjes in problemen bij. Ik heb
waardering voor deze aanpak en ik hoop dat de maatregelen die de gemeente treft een
verschil gaan maken voor meisjes en vrouwen die op dit moment te maken hebben met
seksuele intimidatie en misbruik.
Vraag 3
Wat is uw reactie op de onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat 81% van de meisjes
en 51% van de vrouwen in Amsterdam last heeft van straatintimidatie? En dat veel meisjes
in nood niet of te laat hulp zoeken?
Antwoord 3
De cijfers zijn schrijnend. Ze laten zien dat een krachtige aanpak van intimidatie
en misbruik in Amsterdam noodzakelijk is. Het zou goed zijn als van deze aanpak ook
het effect uitgaat dat meisjes in deze situatie hulp kunnen zoeken als dat nodig is.
In het algemeen zien we dat de drempel om te praten over seksueel geweld en seksuele
intimidatie hoog is omdat schaamte en angst een rol spelen.
Vraag 4
Deelt u de opvatting dat de situatie in Amsterdam niet op zichzelf staat en dat omwille
van de veiligheid van meisjes en vrouwen het noodzakelijk is deze problematiek ook
in de rest van Nederland in kaart te brengen en de aanpak ervan te bevorderen? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, hoe ziet u uw eigen rol hierin?
Antwoord 4
De situatie in Amsterdam staat inderdaad niet op zichzelf. Hier is inmiddels het nodige
onderzoek naar gedaan. Landelijke cijfers laten zien dat 53% van de vrouwen in de
leeftijd 18–80 jaar seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft meegemaakt3 en 48% van de minderjarige meisjes.4 Het is belangrijk dat ook in de rest van Nederland de veiligheid van meisjes en vrouwen
op straat verbeterd wordt en circuits van seksuele intimidatie en misbruik tegen worden
gegaan. De verschijningsvormen van intimidatie en misbruik kunnen per gemeente verschillen.
En daarmee ook de oplossingen. De kracht van de aanpak zit in het vinden van aansluiting
bij de lokale situatie. Het is primair aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG)
en aan de gemeenten zelf om hierin een rol te spelen (zie het antwoord op vraag 6).
Vraag 5
Kunt u inzichtelijk maken of, en zo ja hoe, op dit moment wordt gewerkt aan een nationale
gedeelde gendersensitieve aanpak?
Antwoord 5
Nederland heeft het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden
van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (het Verdrag van Istanbul) geratificeerd.
Onlangs heeft Nederland een evaluatierapport ontvangen over de uitvoering van dit
verdrag. Een van de aanbevelingen aan Nederland is het herzien van de door GREVIO5 beoordeelde Nederlandse genderneutrale aanpak. Samen met de andere betrokken departementen,
NGO’s en experts ga ik de komende tijd in gesprek over aanbevelingen in het evaluatierapport,
waaronder deze. Mede op basis van de uitkomsten van dit gesprek, maak ik keuzes voor
het vervolg. In de reactie op het evaluatierapport die ik mede namens de Minister
van Justitie en Veiligheid en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heb
gestuurd aan de Raad van Europa, heb ik aangegeven er naar te streven hen dit najaar
te informeren over het vervolg.
Vraag 6
Bent u bereid om binnen de Vereniging Nederlandse Gemeenten de Amsterdamse onderzoeken
en aanpak onder de aandacht te brengen en de Kamer te informeren over welke voornemens
in de rest van Nederland hieruit voortvloeien?
Antwoord 6
De Amsterdamse onderzoeken en aanpak zijn al onder de aandacht van de VNG. De VNG
heeft een overlegstructuur ingericht die fungeert als platform voor onder meer het
uitwisselen van informatie, zienswijzen en ervaringen en voor het komen tot afspraken
over wat door de gemeenten gezamenlijk wordt aangepakt. Onderdeel
van dit platform is een werkgroep die zich specifiek richt op de aanpak van seksueel
geweld.
Vanuit het programma «Geweld Hoort Nergens Thuis» (GHNT) geven we opvolging aan de
aanbeveling van de Nationaal Rapporteur (NR) om de coördinatie van de aanpak van seksueel
geweld te versterken. We starten hiermee bij één of twee regio’s om ervaringen op
te doen. De resultaten hiervan worden gedeeld met andere gemeenten. In de voortgangsrapportage
van GHNT zullen wij uw Kamer hierover eind 2020 nader informeren.
Op initiatief van het Ministerie van OCW zijn in 2018 in het kader van het programma
«Veilige Steden» 11 gemeenten, waaronder de gemeente Amsterdam, gestart met initiatieven
om de veiligheid van vrouwen en meisjes te verbeteren. Binnen dit programma ontvangen
gemeenten financiële ondersteuning bij het ontwikkelen van beleid ter voorkoming van
geweld tegen vrouwen. In 2019 is besloten dit programma te verlengen tot en met 2021
en uit te breiden naar meerdere gemeenten. Binnenkort verschijnt de «voortgangsrapportage
Emancipatie 2020». Hierin wordt ook gerapporteerd over de voortgang van het programma
«Veilige Steden».
Daarnaast is in de brief van 22 mei 20196 door de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming,
het voornemen aangekondigd tot introductie van nieuwe strafbaarstellingen van seks
tegen de wil en seksuele intimidatie in het Wetboek van Strafrecht.
Zoals kenbaar gemaakt in de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 12 november
20197 wordt geïnvesteerd in de uitbreiding van de zedenteams. Dit naar aanleiding van de
motie van het lid Klaver c.s. waarbij structureel 15 miljoen extra beschikbaar wordt
gesteld voor extra capaciteit voor de zedenpolitie, opleiding tot zedenrechercheurs
en forensisch (medisch) onderzoek. Hiermee wordt de komende jaren een stevige impuls
gegeven aan de kwaliteit en capaciteit in de behandeling van zedenzaken en daarmee
ook aan de doorlooptijden bij zedenzaken. In totaal komen er gefaseerd circa 90 zedenrechercheurs
bij.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.