Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bergkamp over de reportage 'Stille ramp in verpleeghuis: 'de ouderen gaan hier één-voor-één dood''
Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de reportage «Stille ramp in verpleeghuis: «de ouderen gaan hier één-voor-één dood»» (ingezonden 14 april 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 4 juni
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met de reportage «Stille ramp in verpleeghuis: «de ouderen gaan hier
één-voor-één dood»» van Nieuwsuur?1
Antwoord 1
Ja, ik ken deze reportage.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de signalen uit Nieuwsuur en andere kanalen de noodzaak aantonen
van snellere en verdere actie om bewoners en medewerkers uit de verpleeghuissector,
maar ook andere kwetsbare zorgsectoren zoals de gehandicaptenzorg, thuiszorg, jeugdzorg,
huisartsenzorg, geestelijke gezondheidszorg (ggz) en persoonsgebonden budget (pgb)-initiatieven
(zoals ouder-/wooninitiatieven) te beschermen tegen het coronavirus?
Antwoord 2
Wat er in de genoemde sectoren gebeurt wat betreft besmetting is vreselijk en heeft
sinds het uitbreken van de Coronacrisis mijn voortdurende aandacht. De signalen zijn
mij ook bekend en voor de maatregelen die ik neem om bewoners en medewerkers van deze
sectoren te beschermen tegen het coronavirus verwijs ik naar mijn brief van 15 april
jl.2, 21 april jl.3 en 6 mei jl.4
Vraag 3
Wat is de ontwikkeling van het aantal besmettingen in de afgelopen vier weken van
cliënten en medewerkers in verpleeghuizen, absoluut en relatief aan de totale bevolking?
Antwoord 3
In mijn brieven van 15 april jl., 21 april jl., 6 mei jl. ben ik ingegaan op het beeld
van het aantal COVID-19 besmettingen en COVID-19 sterfte in verpleeghuizen. De situatie
met betrekking tot het aantal COVID-19 besmettingen en COVID-19 sterfte in verpleeghuizen
is als volgt:
• Het RIVM (peildatum 18 mei) schat dat tot nu toe bij ruim 7.900 bewoners van verpleeghuizen
een COVID-19-besmetting is bevestigd, waarvan ruim 2.500 mensen als overleden zijn
gemeld.5 Het totaal aantal verdenkingen van een COVID-19-besmetting in verpleeghuizen bedraagt
4.550 (peildatum 15 mei).6
• Op 1 januari 2020 woonden circa 120.000 zeer kwetsbare mensen in een verpleeghuis.
Dit betekent dat bij bijna 7% van de bewoners COVID-19 is bevestigd en ruim 2% van
de bewoners is overleden. Ongeveer de helft van de mensen die besmet raken, herstelt
weer.
• Ten opzichte van de totale bevolking gaat om 0,05%.7
• Het aantal locaties waar sprake is (geweest) van een bevestigde besmetting van 1 of
meer personen is 982.8 Dit is ongeveer 40% van het totaal aantal verpleeghuislocaties in Nederland.
In onderstaand figuur is deze ontwikkeling weergegeven.
Van het aantal besmette medewerkers in verpleeghuizen is geen registratie beschikbaar.
Binnen de meldplicht wordt alleen verzameld of iemand die positief getest is zorgmedewerker
is, niet per sector. Er lopen wel initiatieven om het testen van zorgmedewerkers per
sector beter te gaan volgen, zowel aantal positief geteste medewerkers als aantal
geteste medewerkers. Ik heb het RIVM gevraagd deze cijfers te verkrijgen.
Voor de ggz heb ik navraag gedaan bij GGZ NL. Exacte cijfers uitgesplitst naar instelling
(verpleeghuizen versus andere instellingen) zijn op dit moment niet beschikbaar. Wel
is duidelijk dat het aantal besmette patiënten per regio sterk verschilt. Zo zijn
er in Brabant in één instelling 30 patiënten die ook verpleegd worden op een corona
unit. In het midden en noorden van het land is het aantal besmette ggz patiënten (nog)
zeer beperkt. Waar het gaat om de besmettingen onder het personeel van ggz instellingen,
moet ik mij verlaten op cijfers van de organisatie Vernet. Vernet beheert de ziekteverzuimgegevens
van een groot aantal instellingen. Uit deze cijfers blijkt dat na een aanvankelijke
stijging van het ziekteverzuim in de ggz bij de start van de corona-crisis, dit verzuim
nu langzaam lijkt af te nemen.
Inzicht in het aantal besmettingen van cliënten en medewerkers in de thuiszorg is
niet beschikbaar. Hetzelfde geldt voor de woon- en ouderinitiatieven die gefinancierd
worden met een pgb.
Vraag 4
Wanneer heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) de eerste signalen gekregen
van gezondheidsrisico’s voor medewerkers en cliënten in verpleeghuizen en wanneer
is daar welke actie op ondernomen?
Antwoord 4
De IGJ ontvangt via het Landelijk Meldpunt Zorg en het Meldpunt signalen van burgers
en professionals in de zorg. Daarnaast is de IGJ in de eerste helft van maart begonnen
met het uitvoeren van belrondes in verschillende sectoren om signalen op te halen.
Vanaf 16 maart 2020 begon de IGJ meer signalen/telefoontjes te krijgen over corona.
Dit waren er daarvoor slechts enkele per dag, verspreid over verschillende sectoren.
De meeste signalen uit de sector haalt de IGJ op door middel van belrondes naar zorgaanbieders.
Deze signalen deelt de IGJ op hoofdlijnen met het departement en met de verschillende
veldpartijen en koepels. Dit geldt voor alle sectoren. Veel signalen gaan over de
tekorten en communicatie omtrent gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en
het realiseren van testen voor zorgmedewerkers.
Dit geldt breed voor de verschillende sectoren. Bij acute risico’s is gericht contact
gezocht met de betrokken zorgaanbieders en zijn de signalen gericht gedeeld met het
departement.
Vraag 5
In hoeverre zijn er in verpleeghuizen pandemieprotocollen die vergelijkbaar zijn met
die in ziekenhuizen? Zo nee, worden deze nog ontwikkeld?
Antwoord 5
De koepels van verpleeghuiszorg en gehandicaptenzorg geven aan dat er in de verpleeghuiszorg
en gehandicaptenzorg geen vergelijkbare protocollen als in het ziekenhuis beschikbaar
zijn omdat er sprake is van heel andere omstandigheden. Wel zijn er protocollen over
het handelen bij epidemieën. Specifiek voor de COVID-19 pandemie hebben Verenso en
de NVAVG een behandelrichtlijn opgesteld en is er een triageleidraad opgesteld aan
de hand waarvan kan worden bepaald wanneer welke cliënt wel of niet naar het ziekenhuis
wordt ingestuurd. Daarnaast zijn er bestaande protocollen voor de omgang met virussen
en isolatie die passend zijn voor zorg thuis, in het verpleeghuis of in kleinschalige
woonvormen (waaronder ook de met een pgb gefinancierde woon- en ouderinitiatieven).
Voor de wijkverpleging zijn geen vergelijkbare protocollen als in het ziekenhuis beschikbaar,
omdat de omstandigheden in de wijkverpleging anders zijn. Er bestaan wel verschillende
richtlijnen voor wijkverpleegkundigen die beschrijven hoe zij de zorg verantwoord
kunnen continueren. Daarnaast wordt er kritisch bekeken welke zorg doorgaat en welke
zorg in overleg met de cliënt wordt verminderd. Deze herorganisatie is onder andere
nodig om cliënten die uit het ziekenhuis komen op te kunnen vangen. Voorop staat dat
noodzakelijke zorg doorgaat. Niet noodzakelijke, uitstelbare zorg wordt niet altijd
meer geleverd. Hoe vaak en welke zorg door blijft gaat, is maatwerk per cliënt. ActiZ,
ZorgthuisNL en V&VN ondersteunen hun leden hierin.
Voor thuiszorg op basis van de Wmo 2015 zijn diverse richtlijnen ontwikkeld, waarin
de aandachtspunten voor de uitvoering van verschillende vormen van ondersteuning in
relatie tot Covid-19 worden weergegeven. De richtlijnen zijn beschikbaar via https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/nieuws/20…. Voor wat betreft de woon- en ouderinitiatieven, via pgb gefinancierd, geldt dat
deze niet op landelijke aanwijzing gesloten zijn. Het is aan de initiatieven zelf
om de maatregelen te treffen die de veiligheid van de bewoners voldoende waarborgen.
Voor de huisartsen is veel informatie over hoe nu te handelen te vinden op de site
van het NHG. Dit gaat zowel over specifiek de situatie nu ten tijde van COVID-19,
als over wat te doen bij de uitbraak van een grootschalige infectieziekte in het algemeen.
Zo hebben het NHG, de LHV, GGD GHOR Nederland en InEen een toolkit ontwikkeld voor
grootschalige infectieziektenuitbraak. Deze kent ook verschillende stadia van een
uitbraak met bijbehorend handelen, vergelijkbaar met de protocollen in de ziekenhuizen.
Voor de ggz geldt dat de partijen in de ggz (brancheorganisaties, beroepsorganisaties
en patiëntenorganisaties) een specifieke richtlijn ggz en corona hebben opgesteld9. Deze richtlijn heeft tot doel om de psychiatrische en psychologische zorg en behandeling
zoveel als mogelijk in aangepaste vorm voortgang te laten vinden, waarbij besmetting
met COVID-19 wordt voorkomen. Er wordt in de richtlijn specifiek aandacht besteed
aan het voorkomen van uitbreiding van besmetting op afdelingen in de klinische situatie.
De richtlijn biedt ruimte om af te wijken, onder de voorwaarde dat goed hulpverlenerschap
voorop blijft staan. Binnen de crisisstructuur voor de ggz zoals eerder aan uw Kamer
gemeld, houden wij met elkaar de vinger aan de pols, zodat waar nodig aanvullende
actie kan worden ondernomen.
Vraag 6
Kunt u aangeven hoe er gehandeld zal worden als er in een verpleeghuis door ziekte
onvoldoende medewerkers beschikbaar zijn en bezoek nog steeds niet toegelaten wordt?
Antwoord 6
Het saldo van het ziekteverzuim over week 9 tot en met week 19 bedraagt 0,37%in de
VVT. Daar waar in de eerste weken sprake was een stijging, daalt het ziekteverzuim
vanaf week 15 gestaag. Verpleeghuizen zorgen er op verschillende manieren voor voldoende
personeel beschikbaar te hebben. Personeel dat normaliter op de dagbesteding werkt
of in de thuiszorg kan nu deels worden ingezet voor de directe verzorging in de verpleeghuizen.
Daarnaast worden mensen van buiten aangetrokken, met name herintreders, die zich beschikbaar
stellen. Ook worden in regionaal verband afspraken gemaakt om bij te springen indien
een verpleeghuis met onoverkomelijke personele problemen te kampen heeft. Dan kan
het gaan om het uitlenen van personeel of het verplaatsen van cliënten naar collega-instellingen
en/of zorghotels.
Het beschikbare personeel wordt in de wijkverpleging ingezet om zorg te bieden aan
cliënten die dit het hardst nodig hebben. Er wordt ook gewerkt aan het inzetten van
ander personeel om tekorten op te vangen. Via www.extrahandenvoordezorg.nl wordt het aanbod van mensen die in de zorg willen werken, gekoppeld aan organisaties
die daarnaar op zoek zijn. Daarnaast steunt V&VN de inzet van extra handen in de wijkverpleging.
Voor thuiszorg is het uitgangspunt dat er zo lang mogelijk wordt ingezet op steun
in de thuissituatie. Hierdoor wordt de druk op de medische zorg niet verder vergroot.
In de landelijke richtlijnen die in het kader van de uitvoering van thuiszorg in relatie
tot Covid-19 zijn opgesteld en door het RIVM zijn goedgekeurd, worden handvatten geboden
voor de wijze waarop gehandeld kan worden indien door ziekte onvoldoende medewerkers
beschikbaar zijn. De betreffende richtlijnen zijn beschikbaar via https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/nieuws/20….
De woon- en ouderinitiatieven die met een pgb uit de Wmo 2015 worden gefinancierd,
zijn niet door mij gesloten. De initiatieven kunnen zelf maatregelen treffen om de
veiligheid van de bewoners voldoende te waarborgen. Zodoende kunnen zij ook zelf oplossingen
verzinnen m.b.t. de zorgcontinuïteit.
Huisartsen proberen gegeven de restricties die de COVID-19 crisis en bijbehorend beleid
van social distancing met zich meebrengt zoveel mogelijk «normale» huisartsenzorg
te blijven leveren. Dit gebeurt wel meer op afstand, met behulp van bijvoorbeeld (beeld)bellen.
Ook zijn er veelal aparte spreekuren voor mensen met potentieel COVID-19 en doen huisartsen
meer huisbezoeken. Mochten ondanks deze voorzorgmaatregelen voor de veiligheid van
patiënten en zorgverleners toch onvoldoende medewerkers in de huisartsenpraktijk beschikbaar
zijn, dan staan in de toolkit die huisartsen samen met de GGD/GHOR hebben ontwikkeld
voor grootschalige infectieziekenuitbraak een aantal opschalingsstadia. Denk bijvoorbeeld
aan het concentreren van de huisartsenzorg over minder praktijken, extra inzet van
huisartsen op de huisartsenpost of het inzetten van een waarnemerspool.
De richtlijn ggz en corona, biedt handvatten voor de verantwoorde inzet van personeel.
Zowel waar het gaat om de veiligheid van personeel met het oog op voorkomen van besmetting,
als waar het gaat om de mentale ondersteuning van personeel gericht op toegenomen
werkdruk door uitval van collega’s. Naar gelang de situatie zich in de ggz verder
ontwikkelt, zal beleid worden bijgesteld binnen de sector en tussen veldpartijen.
Vraag 7
Kunt u een tijdlijn geven van de ontwikkeling van richtlijnen vanuit de Gemeentelijke
Gezondheidsdiensten (GGD’en) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM) met betrekking tot verpleeghuizen met en zonder besmetting?
Antwoord 7
Voor zorgpersoneel buiten de ziekenhuizen zijn de volgende richtlijnen beschikbaar
gekomen.
• 10 maart kwam het advies van het RIVM over de inzet van zorgpersoneel buiten het ziekenhuis beschikbaar, waarbij onderscheid werd gemaakt tussen Noord-Brabant
en de rest van Nederland.
• 13 maart verviel het onderscheid tussen Noord-Brabant en de rest van Nederland.
• 20 maart is het bezoek in verpleeghuizen beperkt om verspreiding en besmetting zoveel mogelijk te voorkomen.
• 20 maart is het COVID-19 behandeladvies van Verenso en de NVAVG gepubliceerd. Bewoners met COVID-19 worden geïsoleerd verpleegd.
• Sinds 20 maart is de RIVM-richtlijn voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen buiten het ziekenhuis beschikbaar en staat op de website van het RIVM.
• Sinds 24 maart is ook de RIVM-richtlijn over de inzet en testbeleid van zorgmedewerkers beschikbaar.
• Sinds 1 april is de RIVM-richtlijn over het testen van risicogroepen beschikbaar.
• Sinds 6 april is de RIVM-richtlijn inzet en testbeleid van zorgmedewerkers buiten het ziekenhuis herzien, omdat de testcapaciteit is vergroot. Uitgangspunt is om alle zorgmedewerkers met
direct patiëntencontact te testen als ze klachten hebben die passen bij een COVID-19
besmetting.
• Ook het testbeleid voor bewoners is verruimd.
• 10 april is de richtlijn van Verenso aangepast. Uitgangspunt is om iedere patiënt
met een verdenking op COVID-19 te testen, ook na 1 à 2 positieve patiënten per afdeling
(waarmee wordt vastgesteld dat er een uitbraak is).
• Sinds 16 april zijn vier specifieke richtlijnen (mantelzorgondersteuning, huishoudelijke
hulp, dagbesteding en -opvang, hulpmiddelen) voor de ondersteuning van kwetsbare inwoners
in de thuissituatie beschikbaar.
• Vanaf 1 mei is in de uitgangspunten voor gebruik van pbm buiten het ziekenhuis expliciet
ruimte gegeven aan professionals om op basis van een professionele inschatting beredeneerd
af te kunnen wijken van de algemene uitgangspunten.
• Op 14 mei heeft V&VN hiervoor in samenwerking met IGJ, Actiz, Zorgthuisnl, VGN en
RIVM een handreiking opgesteld met een nadere uitwerking.
• De RIVM-richtlijnen en die van de beroepsgroepen worden voortdurend herzien, afhankelijk
van de laatste ontwikkelingen.
Vraag 8
Kunt u aangeven hoe in deze richtlijnen de balans is gevonden tussen het borgen van
de gezondheid van cliënten en medewerkers van verpleeghuizen en de verdeling van schaarse
middelen?
Antwoord 8
In de richtlijnen van het RIVM wordt aangeven in welke situaties wel en niet beschermende
middelen gebruikt dienen te worden om medewerkers en patiënten te beschermen (dus
niet op basis van schaarste). Daarnaast ligt de nadruk op gepast gebruik van deze
middelen waarbij wordt aangegeven welk type masker bij verschillende besmettingsrisico’s
gebruikt dienen te worden. Doel is dat geen maskers gebruikt worden met een te hoog
beschermingsniveau in relatie tot het besmettingsrisico.
Ook heeft het OMT aangegeven dat het uit voorzorg gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen
bij patiënten die geen (verdenking op) COVID-19 hebben niet nodig is en gelet op de
schaarste aan persoonlijke beschermingsmiddelen ook niet gewenst is.
Vraag 9
In hoeverre heeft de aangekondigde uitbreiding van testcapaciteit daadwerkelijk geleid
tot meer testen van medewerkers uit verpleeghuizen en is dat voorlopig voldoende?
Antwoord 9
Vanaf 6 april is het beleid voor testen op een COVID-19 besmetting verruimd. Ook zorgverleners
en specifieke groepen buiten het ziekenhuis worden nu getest als ze klachten hebben
(huisartsen, verpleeghuizen, gehandicaptenzorg, thuiszorg, jeugdzorg en GGZ). Dit
heeft geleid tot het vaker testen van medewerkers van verpleeghuizen en de huidige
testcapaciteit is voldoende om aan de vraag te kunnen voldoen.
Vraag 10
Kloppen de signalen van verpleegkundigenorganisatie NU’91 dat testprocedures vaak
moeizaam verlopen en onduidelijk zijn? Zo ja, welke actie onderneemt u daarop?10
Antwoord 10
De testprocedure staat op de website van de RIVM. Die geeft duidelijk het testbeleid
weer. De koepelorganisaties informeren hierover hun achterban. Daar waar onduidelijkheden
zijn, informeer ik zorginstellingen. Dit gebeurt door het plaatsen van informatie
de website van de rijksoverheid en via de koepelorganisaties. Voor verdere informatie
en voor het verloop van het aantal afgenomen testen verwijs ik naar mijn brief van
15 april 202011, mijn brief van 21 april 202012, mijn brief van 6 mei 202013 en naar de informatie van de heer de Gouw van GGD-GHOR Nederland tijdens de technische
briefing van 16 april 2020.
Vraag 11
In hoeverre is de beperkte testcapaciteit meegenomen in het besluit van 19 maart jl.
om bezoek aan verpleeghuizen te beperken en op welke wijze is daartoe advies van het
RIVM meegenomen?
Antwoord 11
Het besluit van 19 maart jl. om verpleeghuizen preventief te sluiten voor bezoek is
genomen om bewoners te beschermen en een groeiend aantal besmettingen in te dammen.
Dit besluit is genomen na consultatie van het RIVM. De toen bestaande beperkte testcapaciteit
heeft bij het nemen van dit besluit geen rol gespeeld.
Vraag 12
Klopt het dat er sprake was van opstartproblemen met betrekking tot de verstrekking
en verdeling van persoonlijke beschermingsmiddelen bij verpleeghuizen?
Antwoord 12
Zoals in mijn brief van 15 april14 aangegeven was in het begin de verdeling van persoonlijke beschermingsmiddelen sterk
gebaseerd op het uitgangspunt dat patiënten vooral in de acute zorg (waaronder huisartsenzorg)
terecht zouden komen. Hierbij was wel een deel van de middelen beschikbaar voor andere
sectoren waaronder de verpleeghuizen. Inmiddels is het verdeelmodel van kracht waarbij
het niet meer gaat om een verdeling over sectoren maar om een verdeling op basis van
besmettingsrisico’s in bepaalde behandelsituaties. De implicatie hiervan is dat er
meer mondmaskers (en andere beschermingsmiddelen) naar de langdurige zorg gaan.
Vraag 13
Wat is de aanleiding geweest om nu te komen met een nieuw verdeelmodel van persoonlijke
beschermingsmiddelen en is dit in lijn met het advies van de Koninklijke Nederlandsche
Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG)?
Antwoord 13
Ik verwijs hiervoor naar mijn brief van 15 april jl.15 waarin dit is aangegeven.
Vraag 14
Zijn medewerkers in verpleeghuizen voldoende geïnstrueerd hoe beschermingsmateriaal
op de juiste manier te gebruiken valt en zijn er voldoende faciliteiten op de locaties
(zoals verkleedruimtes) om hier op een verantwoorde wijze gevolg aan te geven?
Antwoord 14
Er zijn op diverse plaatsen informatie en instructies beschikbaar over het gebruik
van persoonlijke beschermingsmiddelen zoals de factsheet op rijksoverheid.nl op de
website van het RIVM, zorgvoorbeter.nl, het kennisplein gehandicaptenzorg en de sites
van de koepels. Hiervan kan gebruik gemaakt worden bij het instrueren van de medewerkers
in de zorg en maatschappelijke ondersteuning. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor
het zorgen voor voldoende faciliteiten om op verantwoorde wijze gevolg te geven aan
de werkwijze.
Vraag 15
Klopt het dat de richtlijn ten aanzien van een besmetting in een verpleeghuis voorschrijft
dat een hele groep bewoners samen geïsoleerd wordt, waarbij ervan uitgegaan wordt
dat de hele groep reeds besmet is? Zo ja, lopen cliënten binnen een geïsoleerde groep
die nog niet besmet zijn, dan geen onnodig risico op besmetting door deze vorm van
groepsisolatie? Zijn hiervoor geen andere oplossingen mogelijk? Op welke wijze wordt
deze aanpak meegenomen in de registratie van de sterftecijfers?
Antwoord 15
In het COVID-19 (behandel)advies van Verenso en de NVAVG van 16 april 2020 is aangegeven
dat bij cohortering een duidelijke scheiding plaatsvindt van zieken en niet-zieken.
Zoals in de technische briefing van 16 april 2020 is aangegeven kan een uitzondering
gemaakt worden in het geval van een woongroep waar mensen veel onderlinge contacten
hebben en de situatie vergelijkbaar is met die in een gezin. Dan kan het voorkomen
dat de groep als geheel wordt geïsoleerd als men ervan uit kan gaan dat bij besmetting
van een aantal van de bewoners ook de andere groepsleden besmet zullen zijn. Voor
woon- en ouderinitiatieven die gefinancierd worden met een pgb uit de Wmo 2015, maken
budgethouders en/of hun vertegenwoordigers hier onderling afspraken over.
De richtlijn ggz en corona biedt handvatten voor de wijze waarop patiënten met corona
worden behandeld, inclusief de wijze van isolatie. Daarbij geldt voor intramurale
patiënten dat op basis van het «toestandsbeeld» door de psychiater in afstemming met
geneesheer-directeur beoordeeld wordt of: er een unit/ruimte binnen de eigen afdeling-
of instelling gecreëerd wordt waar iemand in isolatie kan verblijven (bijvoorbeeld
de eigen kamer), dat de patiënt naar een centrale corona-afdeling van de instelling
wordt overgebracht.
Vraag 16
Kunt u de vragen 3 tot en met 9, 12 en 14 tot en met 16 tevens beantwoorden voor andere
kwetsbare zorgsectoren zoals de gehandicaptenzorg, thuiszorg, jeugdzorg, huisartsenzorg,
ggz en pgb-initiatieven (zoals ouder-/wooninitiatieven)?
Antwoord 16
Daar waar mogelijk zijn de vragen voor de sectoren gezamenlijk beantwoord. Waar nodig
is dat apart per sector gedaan. Voor jeugdzorg worden de antwoorden hieronder gegeven.
Jeugdzorg
• Het algemene beeld is dat het virus kinderen en jongeren minder raakt dan ouderen
en als sprake is van besmetting zijn de symptomen vaak milder dan bij ouderen. Op
18 april 2020 was 4,5% van bij de GGD-en gemelde COVID-19 patiënten jonger dan 25 jaar
en van in het ziekenhuis opgenomen COVID-19 patiënten was 1,2% jonger dan 25 jaar
(111 jongeren). Zover bekend is één jongere onder de 25 jaar overleden aan COVID-19.
• Kinderen, jongeren en medewerkers in de jeugdzorg die zijn besmet met COVID-19 worden
niet apart geregistreerd. Het ziekteverzuim onder professionals is wel hoger, maar
dat hangt samen met het naleven van de richtlijnen van het RIVM. Jeugdhulpinstellingen
houden wel rekening met de kans op besmettingen bij daar verblijvende jongeren door
het creëren van quarantaine-voorziening als op dat moment isolatie op de eigen kamer
niet toereikend is. Hierover zijn ze in contact met elkaar.
• De Jeugdautoriteit heeft tussen 23 en 26 maart jl. een quick scan uitgevoerd naar
de gevolgen van corona voor instellingen die cruciale jeugdhulp bieden. De 62 instellingen
in het onderzoek proberen de zorg zo goed mogelijk te organiseren en ambulante zorg
zoveel mogelijk op afstand te leveren. Zorgen zijn er over crisissituaties door oplopende
spanningen in gezinnen en over de beschikbaarheid van beschermingsmaatregelen voor
medewerkers.
• Vanaf het begin van de crisis (eind februari) bespreekt de stuurgroep Zorg voor de
Jeugd – bestaande uit vertegenwoordigers van cliënten, professionals, aanbieders,
gemeenten en het Rijk – driemaal per week de gevolgen van de coronacrisis voor de
jeugdzorg.
• De maatregelen tegen corona hebben grote invloed op de zorg voor kinderen en jongeren
in de residentiële jeugdhulp, inclusief jeugd-ggz en zorg voor jongeren met een verstandelijke
of lichamelijke beperking. Nabijheid en fysiek contact zijn vaak belangrijk om deze
kinderen te begeleiden of zich veilig te laten voelen. Een algehele bezoekersstop
is daarom niet wenselijk, wel moeten professionals, ouders/opvoeders en kinderen de
richtlijnen van het RIVM in acht nemen. Het is maatwerk of face to face contact mogelijk
is. Bezoek is niet mogelijk als ouders of verzorgers klachten als keelpijn, hoesten
of koorts hebben of als er indicaties zijn als het kind of de jongere besmet is. Dan
is nodig dat kinderen, ouders en hulpverleners op alternatieve wijze contact onderhouden,
bijvoorbeeld via raambezoek of digitaal.
• Als een jongere in een instelling coronaklachten heeft wordt in afstemming met de
arts/GGD bepaald of testen nodig is en verblijft de jongere in overleg met de arts/GGD
in isolatie op de eigen kamer of op een quarantaineafdeling.
• Jeugdprofessionals die directe zorg verlenen aan kinderen of jongeren en die minimaal
24 uur symptomen van COVID-19 hebben (hoesten en/of neusverkouden en/of koorts) komen
op grond van RIVM-richtlijn in aanmerking om getest te worden. Het aantal medewerkers
in de jeugdzorg dat is getest op corona wordt niet landelijk bijgehouden.
• Op basis van de algemene richtlijnen van het RIVM zijn handreikingen opgesteld voor
bezoek aan kinderen in jeugdzorginstellingen respectievelijk voor het gebruik van
beschermingsmiddelen door professionals. Deze en andere relevante informatie voor
kinderen/jongeren, ouders/opvoeders en jeugdprofessionals is toegankelijk te vinden
op de website van het Nederlands Jeugdinstituut.
• Kinderen kunnen met hun vragen en zorgen ook terecht bij de Kindertelefoon.
Vraag 17
Is er voldoende aanbod van het product zuurstof (of andere benodigde middelen in de
behandeling van het coronavirus) in alle zorgsectoren, met name in de provincie Brabant?
Zo nee, welke actie onderneemt u zodat zorgaanbieders hierover voldoende beschikking
hebben?
Antwoord 17
Er is sprake van een aanzienlijke hoeveelheid benodigde middelen in de behandeling
van het coronavirus, variërend van persoonlijke beschermingsmiddelen tot IC beademingsapparatuur.
Signalen over benodigde middelen en producten waaraan een tekort ontstaat worden bij
de verschillende zorgsectoren en de hiervoor reeds ingerichte regionaal werkende ROAZ-GGD-GHOR
structuur opgehaald. Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) speelt een centrale
rol in de inkoop van de meeste benodigde middelen en de uitlevering daarvan. Waar
nodig worden over specifieke middelen, waar bijvoorbeeld een regionale herverdeling
mogelijk is, afspraken gemaakt met de betrokken zorgsectoren en leveranciers. Wat
betreft zuurstof heeft overleg plaatsgevonden tussen VWS, LCH, brancheorganisaties,
beroepsgroepen en leveranciers. Er bleek geen meerwaarde voor landelijke inkoop van
zuurstof via het LCH en er bleek voldoende aanbod van het product zuurstof. Wel zijn
door de partijen richtlijnen uitgewerkt waarmee de beschikbare zuurstofsystemen beter
worden verdeeld over (COVID-19) patiënten met zuurstofbehoefte in ziekenhuizen, de
thuissituatie en binnen instellingen. Dit proces wordt voortdurend gemonitord waarbij
signalen van schaarste snel kunnen worden besproken en waar nodig actie kan worden
ondernomen.
Vraag 18
Zijn er voldoende eenduidige richtlijnen hoe om te gaan met mensen die lijden aan
dementie en daarnaast besmet zijn met het coronavirus? Zo ja, zijn deze nationaal
bekend? Zo nee, bent u bereid snel actie toe te ondernemen?
Antwoord 18
Ja die zijn er en ook nationaal bekend. Op diverse websites is informatie te vinden
hoe een zorgprofessional kan omgaan met dementie en corona. Alzheimer Nederland heeft
hier aandacht voor. Dementie.nl geeft tips en handreikingen hoe je om kunt gaan met
mensen met dementie en een corona besmetting. Daarnaast geeft dementiezorgvoorelkaar.nl
ook tips hoe om te gaan met dementie en corona.
Vraag 19
Krijgt u signalen over kinderen die hun ouders uit het verpleeghuis willen halen om
zelf te verzorgen maar dit niet kunnen vanwege de Wet zorg en dwang (Wzd)? Zo nee,
bent u bereid hierover in gesprek te gaan met de sector en cliënten- en patiëntenorganisaties
om hier flexibeler mee om te gaan gedurende deze crisissituatie? Klopt het dat de
huisarts en thuiszorg geen verpleeghuisbewoners overnemen die besmet zijn met het
coronavirus, en kinderen daarmee de volledige zorg moeten overnemen als zij hun ouders
in huis opnemen? Zo ja, is daar een oplossing voor?
Antwoord 19
Ik krijg signalen van zowel zorgverleners als van familieleden dat zij worstelen met
het dilemma of het verantwoord en veilig is om de zorg voor deze kwetsbare ouderen
buiten het verpleeghuis voort te zetten. Ik begrijp heel goed de wens van de familie
om hun naasten zo dichtbij als mogelijk te hebben. Tegelijkertijd is het niet in alle
situaties mogelijk om zorg buiten het verpleeghuis veilig en verantwoord te organiseren.
Dit thema komt uiteraard ook aan de orde in de gesprekken die ik wekelijks voer met
zowel beroepsgroepen als cliënten- en patiëntenorganisaties.
Het uitgangspunt is dat de familie en de zorgaanbieder hier samen uitkomen. De zorgverlener
licht de familie uitgebreid voor over wat het met zich meebrengt als men de bewoner
uit het verpleeghuis mee naar huis neemt. Het komt geregeld voor dat de familie er
dan van afziet. Toch kan de situatie zich voordoen dat de wens van de familie blijft
bestaan, terwijl de behandelend arts het echt onverantwoord vindt als een bewoner
het verpleeghuis verlaat. Het betreft hier immers zorg voor een kwetsbare groep ouderen
die naast verzorging ook vaak complexe en hoogwaardige andere zorg nodig hebben die
niet of moeilijk georganiseerd kan worden buiten de muren van het verpleeghuis. Dan
kan het inderdaad zo zijn dat, tegen de wens van de familie in, de rechter verzocht
wordt om een machtiging voor onvrijwillig verblijf af te geven. Op verzoek van Verenso
heeft de KNMG hierover een notitie gemaakt waarin het afwegingskader voor dit dilemma
wordt geschetst.16 Ik heb overigens geen concrete signalen ontvangen dat huisartsen of de thuiszorg
weigeren de zorg over te nemen.
Vraag 20
Bent u bekend met het initiatief de Sociale Benadering Digitaal, dat kwetsbare mensen
(met dementie) thuis en in het verpleeghuis ondersteunt door middel van beeldbellen,
groepsactiviteiten (dagopvang online) en een 24-uurskanaal en bent u bereid deze te
ondersteunen, zodat meer mensen contact kunnen hebben met hun naasten en de buitenwereld?
Antwoord 20
Ja, ik heb via professor Anne-Mei Thé vernomen dat het initiatief de Sociale Benadering
Digitaal is gestart in de gemeente ’s-Hertogenbosch en Amsterdam. Binnenkort starten
ook de gemeente Amstelveen en organisatie Surplus. Door de inzet van tablets kunnen
mensen met dementie blijven communiceren met dierbaren, lotgenoten en zorgprofessionals.
Tevens wordt er via dit initiatief online dagopvang geboden middels een 24-uurskanaal.
Ik juich dergelijke initiatieven voor kwetsbare groepen toe. Veel informatie over
deze en andere initiatieven wordt door mijn ministerie verzameld en landelijk verspreid
via factsheets en onze social kanalen. Ik zal dit initiatief hierin opnemen en actief verspreiden.
Vraag 21
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het nog in te plannen debat
in de week van 20 april aanstaande?
Antwoord 21
Een groot deel van de gestelde vragen heb ik in mijn brieven van 15 april jl.17 en de brief van 21 april jl.18 en in de Kamerdebatten beantwoord. Hierbij ontvangt u separaat de complete set antwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.