Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Brenk over de brief van Pensioenfonds PFZW aan de voormalige deelnemers van de Accent-regeling
Vragen van het lid Van Brenk (50PLUS) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van Pensioenfonds PFZW aan de voormalige deelnemers van de Accent-regeling (ingezonden 8 april 2020).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 27 mei
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2639.
Vraag 1
Bent u bekend met de brief van 25 maart 2020, die door Pensioenfonds Zorg & Welzijn
(PFZW) is verstuurd aan de voormalige deelnemers van de pensioenregeling Accent?1
Antwoord 1
Ik ben bekend met de brief inzake de pensioenregeling Accent die aan tenminste één
deelnemer van Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) is verzonden. Ik heb van PFZW begrepen
dat dit geen algemene brief betrof en deze niet aan alle voormalig deelnemers van
de pensioenregeling Accent is verstuurd.
Vraag 2, 3
Kunt u bevestigen dat PFZW de pensioenen die in dit verband tot 1 januari 2014 zijn
opgebouwd met een rekenleeftijd van 65 jaar, opnieuw heeft berekend met een rekenleeftijd
van 67 jaar, hetgeen leidt tot een korting van het pensioen?
Wat vindt u ervan dat de regeling met terugwerkende kracht wordt berekend, hetgeen
leidt tot een lager pensioen voor de deelnemers?
Antwoord 2, 3
1 januari 2014 is de wettelijke, fiscale pensioenrichtleeftijd gewijzigd van 65 naar
67 jaar. Ik heb begrepen dat PFZW de bestaande opbouw van alle deelnemers (zowel in
de basisregeling als in de pensioenregeling Accent) opnieuw heeft berekend met de
pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Dit heeft PFZW collectief actuarieel neutraal gedaan.
Het actuarieel neutraal herrekenen van de opbouw naar een hogere pensioenrichtleeftijd
leidt niet tot een verlaging, maar tot een verhoging van de pensioenuitkering vanaf
pensioendatum.
Ik heb overigens van PFZW begrepen dat de in de deelnemersbrief genoemde correctie
ook niet voortvloeit uit de herrekening van de pensioenrichtleeftijd. Deze brief ziet
op het volgende. In 2010 is pensioenfonds FNV geliquideerd en zijn de pensioenen ondergebracht
bij PFZW. De pensioenregeling Accent gold voor de periode van 2010–2020 voor de overgekomen
(gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Vanaf 2020 liep de regeling af en zijn
de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden conform afspraak ingestroomd in de
basisregeling van PFZW. Hierbij zijn de aanspraken en rechten nogmaals gecontroleerd.
Indien bij deze controle is gebleken dat aanspraken/rechten eerder foutief berekend
waren, hebben deelnemers hiervan bericht ontvangen.
Ik vind het op orde hebben van pensioenadministratie en het hiertoe uitoefenen van
controles belangrijk. Dit borgt dat deelnemers de pensioenuitkering ontvangen waar
zij op grond van de pensioenovereenkomst recht op hebben en niet ten onrechte een
te lage of te hoge pensioenuitkering ontvangen. Een te lage uitkering benadeelt de
deelnemer, een te hoge deelnemer het collectief. Voor het geval bij de controles fouten
aan het licht komen, is het van belang dat pensioenuitvoerders een redelijk en billijk
correctiebeleid hebben dat redelijk is in verhouding tot de pensioenregeling en recht
doet aan de omstandigheden van het geval.
Overigens heb ik inmiddels begrepen dat de in de brief genoemde correctie onjuist
was en dat PFZW deze ongedaan maakt en dat de desbetreffende deelnemer hierover is
geïnformeerd.
Vraag 4
Hoe verhoudt zich dit tot de harde toezegging van voormalig Staatssecretaris Klijnsma
dat, bij herberekening van pensioenverplichtingen van 65 jaar naar 67 jaar, bestaande
rechten niet mogen worden aangetast?
Antwoord 4
Bij het collectief actuarieel herrekenen van bestaande aanspraken naar een hogere
pensioenrichtleeftijd (67 jaar) wordt de omvang van de pensioenuitkering vanaf die
nieuwe pensioenleeftijd hoger. Er is in zoverre derhalve geen sprake van een aantasting
van pensioenaanspraken. Dit is ook beschreven in de brief die Staatssecretaris Klijnsma
hierover in januari 2013 aan de Eerste Kamer heeft verstuurd2. De correctie die in de brief wordt genoemd, vloeide niet voort uit deze herrekening
(zie het antwoord op vraag 2 en 3).
Vraag 5, 6
Wat vindt u ervan dat deze herberekening plaatsvindt zonder toestemming van de deelnemers?
Acht u de herberekening en de bijbehorende financiële gevolgen voor de deelnemers
juridisch houdbaar in het licht van de Pensioenwet? Kunt u het antwoord toelichten?
Antwoord 5, 6
Bij het collectief actuarieel herrekenen van bestaande aanspraken naar een hogere
pensioenrichtleeftijd wordt de omvang van de pensioenuitkering vanaf die nieuwe pensioenleeftijd
hoger. Er is in zoverre derhalve geen sprake van een aantasting van pensioenaanspraken.
Als het pensioenreglement er hiernaast in voorziet dat betrokkene de pensioen-ingangsdatum
individueel weer naar de oorspronkelijke pensioenleeftijd terug kan zetten, zonder
dat dit op voorhand de rechten aantast, leidt dit op voorhand niet tot nadeel voor
de deelnemer. Individuele instemming is om deze reden niet nodig. Dit is in 2014 door
mijn voorganger aangegeven aan de Eerste Kamer3 en per 2019 met de Wet Waardeoverdracht Klein Pensioen4 geëxpliciteerd in de wet.
Vraag 7
Bent u bekend met het bericht «deelnemers winnen rechtszaak tegen verhoging pensioenleeftijd
naar 67» van 10 november 2017?5
Antwoord 7
Ja.
Vraag 8
Deelt u het standpunt, dat deze uitspraak ook van toepassing is op de bovengenoemde
actuele kwestie bij Pensioenfonds PFZW?6 Kunt u het antwoord toelichten?
Antwoord 8
De rechterlijke uitspraak gaat over de herrekening met betrekking tot de wijziging
van de pensioenrichtleeftijd. Ik heb van PFZW begrepen dat de in de brief genoemde
correctie niet voortvloeit uit een dergelijke herrekening, maar uit een controle van
de bestaande aanspraken/rechten (zie het antwoord op vraag 2 en7.
Vraag 9
Deelt u de mening dat een gang naar de rechter in deze kwestie voorkomen kan worden?
Bent u bereid contact op te nemen met PFZW om te trachten deze kwestie te beslechten?
Kunt u het antwoord toelichten?
Antwoord 9
Ik vind het van belang dat deelnemers, die twijfels hebben over de juistheid van verstrekte
informatie, altijd verhaal kunnen halen. Het eerste aanspreekpunt voor deelnemers
is hierbij het pensioenfonds, bijvoorbeeld via een verzoek om toelichting of via de
interne klachtenprocedure. Mocht er een geschil blijven bestaan kan een deelnemer
terecht bij de Ombudsman Pensioenen of de rechter. Het is niet aan mij om hier te
interveniëren.
Vraag 10
Wat vindt u ervan dat PFZW «heeft gerekend met onjuiste AOW-tabellen» en de deelnemers
pas na het beëindiging van de (Accent)regeling hierover informeert en met aanpassingen
aan het pensioen confronteert?
Antwoord 10
Zoals hiervoor bij het antwoord op vraag 2 en 3 aangegeven vind ik het belangrijk
dat pensioenadministraties op orde zijn. Hierbij hoort tevens het hanteren van de
juiste gegevens en berekeningswijzen. Ook het regelmatig uitoefenen van controles
op de pensioenadministraties is in dit kader belangrijk, om fouten die desondanks
bestaan zo snel mogelijk op te sporen. Dit borgt dat deelnemers de pensioenuitkering
ontvangen, waarop zij op grond van de pensioenovereenkomst recht hebben en niet ten
onrechte een te lage of te hoge pensioenuitkering ontvangen. Een te lage uitkering
benadeelt de deelnemer, een te hoge deelnemer het collectief. Voor het geval bij de
controles fouten aan het licht komen is het van belang dat deelnemers hier zo spoedig
mogelijk over worden geïnformeerd. Naar ik van PFZW heb begrepen is de deelnemer hierover
geïnformeerd toen de fout aan het licht kwam. Daarnaast vind ik het van belang dat
pensioenuitvoerders een redelijk en billijk correctiebeleid hebben dat redelijk is
in verhouding tot de pensioenregeling en recht doet aan de omstandigheden van het
geval.
Vraag 11
Is het volgens de Pensioenwet toegestaan voor pensioenfondsen om bij fouten in de
eigen administratie, het pensioen opnieuw te berekenen, ook na het aflopen van de
regeling in kwestie? Wanneer zijn de risico’s van administratieve fouten door het
pensioenfonds voor rekening van het pensioenfonds zelf en wanneer voor rekening van
de deelnemer? Vindt u dat er in dit verband sprake is van een «grijs gebied»? Kunt
u het antwoord toelichten?
Vraag 11
Is het volgens de Pensioenwet toegestaan voor pensioenfondsen om bij fouten in de
eigen administratie, het pensioen opnieuw te berekenen, ook na het aflopen van de
regeling in kwestie? Wanneer zijn de risico’s van administratieve fouten door het
pensioenfonds voor rekening van het pensioenfonds zelf en wanneer voor rekening van
de deelnemer? Vindt u dat er in dit verband sprake is van een «grijs gebied»? Kunt
u het antwoord toelichten?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.