Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over de juridische basis van de beperkende maatregelen tegen verspreiding van het Coronavirus en de gevolgen van de opgelegde boetes
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over de juridische basis van de beperkende maatregelen tegen verspreiding van het Coronavirus en de gevolgen van de opgelegde boetes (ingezonden 28 april 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) en antwoord van Minister
Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 25 mei 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2019–202, nr. 2829.
Vraag 1
Klopt het dat het kabinet aan een spoedwet werkt om de maatregelen tegen verspreiding
van het Coronavirus «een steviger juridische basis te geven, en dat deze spoedwet
de huidige noodverordeningen gaat vervangen?1
Antwoord 1
Ja, dit klopt.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de kritiek dat de huidige noodverordeningen «onhoudbaar», «ondemocratisch»
en «ongrondwettelijk» zouden zijn? Hoe weegt u de kritiek dat de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer geschonden wordt als te volle huizen (bijvoorbeeld studentenhuizen)
worden binnengetreden en bewoners worden beboet?
Antwoord 2
Zoals ik in mijn brief van 1 mei 2020 over «voorbereiding tijdelijke wetgeving maatregelen
COVID-19» heb aangegeven, zijn de bestrijdingsmaatregelen tot stand gebracht in de
vorm van noodverordeningen van de voorzitters van de veiligheidsregio’s, op basis
van door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gegeven opdrachten2. In een rechtstaat kunnen noodverordeningen niet te lang duren, mede met het oog
op de voortdurende gevolgen voor de vrijheden en grondrechten van eenieder. Het kabinet
heeft dan ook het voornemen om een voorstel voor tijdelijke wetgeving in procedure
te brengen die de juridische basis zal vormen voor een samenleving waarin de «anderhalvemeternorm»
en hygiënenormen van groot belang zijn. Met wetgeving in formele zin wordt de democratische
legitimatie versterkt. Wanneer wordt getreden in de persoonlijke levenssfeer dient
terughoudendheid voorop te staan en is van belang dat optreden beperkt blijft tot
verboden samenkomsten waarmee evident de volksgezondheid in gevaar wordt gebracht.
Het is uiteindelijk aan de strafrechter of de bestuursrechter om te oordelen over
het verbod en of het optreden in een concrete situatie de persoonlijke levenssfeer
raakt.
Vraag 3
Nu er alsnog een wet komt, erkent u daarmee niet feitelijk dat de juridische basis
tot nu toe wankel was? Wat zijn hiervan de gevolgen voor reeds uitgereikte boetes
en de aantekening op de justitiële documentatie?
Antwoord 3
Nee. Zoals bij de beantwoording van vraag 2 aangegeven heeft de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid, met inachtneming
van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s, de voorzitters van de veiligheidsregio’s
aanwijzingen gegeven om hun bevoegdheden op het terrein van de publieke gezondheid
en openbare orde in te zetten om de verdere verspreiding van COVID-19 tegen te gaan.
De voorzitters van de veiligheidsregio hebben als vervolg op die aanwijzingen telkens
een noodverordening COVID-19 opgesteld, c.q. de noodverordening daarop aangepast (op
grond van artikel 176 van de Gemeentewet). De bevoegdheden in de Wet veiligheidsregio’s
hebben tot doel zo snel mogelijk effectieve maatregelen te nemen tegen een (dreigende)
ramp of crisis en het handelend vermogen voorop te stellen.
Vraag 4
Hoeveel boetes zijn er tot nu toe uitgedeeld door handhavers voor het niet (voldoende)
bewaren van de anderhalve meter afstand?
Antwoord 4
Op peildatum 10 mei 2020 waren circa 7.400 strafbeschikkingen uitgevaardigd vanwege
overtreding van de noodverordeningen. Er zijn meer processen-verbaal uitgeschreven,
maar deze worden nog beoordeeld. Daarbij gaat het om ongeveer 10.800 processen-verbaal
(peildatum 10 mei 2020) die nog worden beoordeeld door het Openbaar Ministerie (OM).
Een verdere uitsplitsing naar verschillende maatregelen, bijvoorbeeld het bewaren
van anderhalve meter afstand, vergt een handmatige zoekslag en is derhalve op korte
termijn niet mogelijk.
Vraag 5
Erkent u dat dit om zeer uiteenlopende situaties kan gaan, van moedwillige overtreders
in grote groepen tot mensen die net even met enkele personen in een gesprek te dicht
bij elkaar stonden?
Antwoord 5
Overtreding van de afstandsregels kan inderdaad diverse verschijningsvormen kennen.
Daarom bestaat ook het handhavende optreden – zoals altijd – uit een repertoire van
handelingsvormen. Er zal verbaliserend worden opgetreden indien dit nodig is om een
overtreding te beëindigen en om herhaling te voorkomen. Soms kan worden volstaan met
een waarschuwing.
Vraag 6
Worden mensen altijd eerst gewaarschuwd? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 6
In principe wordt in eerste instantie altijd eerst gewaarschuwd, hoewel dit afhankelijk
is van de situatie ter plaatse. Bij minderjarigen is in de eerste periode langere
tijd gewaarschuwd. Inmiddels is voor iedereen duidelijk wat de afstandsregels zijn,
de nadruk ligt nu meer op handhavend optreden wanneer dit nodig is om een overtreding
te beëindigen en om herhaling te voorkomen.
Vraag 7
Hoe wordt willekeur voorkomen? Hoe zijn handhavers hierop voorbereid, welke instructies
zijn meegegeven om willekeur te voorkomen?
Antwoord 7
Het Openbaar Ministerie heeft voor de strafrechtelijke handhaving van de noodverordeningen
een landelijk geldend beleidskader opgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten voor de
handhaving vastgelegd. Ook hebben de voorzitters van de veiligheidsregio’s een Handreiking
handhavingsstrategie opgesteld ter bevordering van eenduidigheid in de bestuursrechtelijke
aanpak en handhaving van de coronamaatregelen.
Vraag 8
Vindt u de hoogte van de boete van 390 euro in alle gevallen passend? Waarom is precies
voor dit bedrag gekozen?
Antwoord 8
Er is aangesloten bij het boetetarief dat geldt voor verstoring van de openbare orde
door samenscholing, waarvoor ook een dergelijk tarief geldt. Wij vinden dit in zijn
algemeenheid een passend boetetarief. Het gaat immers om gedragingen die het risico
op besmetting met het uiterst besmettelijke coronavirus verhogen. Uitgangspunt bij
de afdoening van deze feiten is het geven van een duidelijk signaal aan de hele Nederlandse
samenleving dat dit gedrag niet getolereerd wordt en er daarom wordt opgetreden indien
nodig.
Overigens geldt dit boetetarief alleen voor meerderjarige overtreders. Voor minderjarigen
is het bedrag van de geldboete 95 euro. Bij de aanpak van minderjarige overtreders
geldt een oplopende reeks van afdoening, te beginnen met een waarschuwing. Bij eerste
overtreding kan ook een op maat gemaakte Halt-afdoening worden opgelegd.
Vraag 9
Vindt u dat het feit dat voor meerderjarigen deze «Corona-boete» leidt tot een aantekening
op de justitiële documentatie, dit blijft 5 jaar lang staan op hun «strafblad», voor
de tot nu toe voorgekomen situaties een passend gevolg die in die gevallen steeds
recht doet aan de zwaarte van de overtreding?
Antwoord 9
Ja, zie ook de beantwoording van vraag 10.
Vraag 10
Heeft u overwogen om er voor te zorgen dat specifiek dit type overtreding geen aantekening
in de justitiële documentatie (een strafblad) oplevert?
Antwoord 10
Hoewel het hier gaat om een bijzondere problematiek, betreft het een reguliere vorm
van strafrechtelijke handhaving met de eventuele gevolgen die ook gelden voor andere
strafbare gedragingen.
Vraag 11
Wat zijn de concrete gevolgen van het strafblad voor personen? Met andere woorden,
in welke situaties kunnen mensen hinder ondervinden van het feit dat zij een strafblad
hebben?
Antwoord 11
De strafrechtelijke antecedenten worden opgenomen in de justitiële documentatie van
de desbetreffende persoon. Deze gegevens worden onder andere geraadpleegd bij de aanvraag
voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), bij een onderzoek naar de betrouwbaarheid
van een persoon die in aanmerking wil komen voor een ambtelijke functie waar bijzondere
eisen aan de integriteit van de betrokkene wordt gesteld, of bij een onderzoek inzake
de verlening van een koninklijke onderscheiding.
Vraag 12
Kan een opgelegde Corona-boete gevolgen hebben voor toekomstige banen en stages, kan
het er toe leiden dat mensen geen Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) krijgen? Zo
ja, om welk(e) screeningsprofiel(en) gaat het? Zijn er volgens u banen denkbaar waarbij
een opgelegde Corona-boete na een overtreding een dusdanig relevant bezwaar opleveren
dat de VOG niet kan worden toegekend?
Antwoord 12
Voor de aanvraag van een VOG wordt het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) geraadpleegd.
Wanneer een strafbaar feit wegens een schending van de maatregelen inzake COVID-19
in het JDS is bijgeschreven, wordt deze informatie bij de beoordeling van een VOG-aanvraag
betrokken. Justis kijkt bij de VOG-screening naar het gehele justitiële verleden én
naar de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager. Zo wordt gekeken hoeveel delicten
geregistreerd staan, wat de leeftijd van de betrokkene was ten tijde van het delict,
hoelang geleden het is gepleegd en welke straf is opgelegd.
Eén coronaboete wegens verstoring van de openbare orde door samenscholing, art 443
WvSr, zal in zijn algemeenheid niet leiden tot een VOG-weigering. Boetes tot 100 euro
worden overigens niet geregistreerd in het JDS en ook niet betrokken bij de VOG-screening.
Dit betekent dat coronaboetes wegens samenscholing van 95 euro die worden opgelegd
aan minderjarigen überhaupt niet worden gebruikt in de VOG-screening.
Vraag 13
Begrijpt u dat mensen zich hierover zorgen kunnen maken? Zijn deze zorgen volgens
u terecht? Bent u bereid er bij Justis op aan te dringen dat hier zoveel mogelijk
duidelijkheid over komt, in welke situaties dit type overtreding er toe zou kunnen
leiden dat deze relevant is voor het wel of niet verkrijgen van een VOG, en of er
banen denkbaar zijn waarvoor het passend is dat deze overtreding in de weg staat aan
het verkrijgen van een VOG en dus de betreffende baan? Bent u vervolgens bereid dit
te beoordelen of u dat een rechtvaardige en bedoelde uitkomst vindt? Zo niet, waarom
niet?
Antwoord 13
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 12, zal een enkele schending van een
COVID-19 maatregel in zijn algemeenheid niet leiden tot een VOG-weigering. Wij zijn
echter van mening dat dergelijke schendingen op dezelfde wijze bij de beoordeling
van een VOG-aanvraag dienen te worden betrokken als andere strafbare gedragingen die
in het JDS staan. Wij merken daarbij op dat Justis in deze gevallen eveneens de persoonlijke
omstandigheden zal meewegen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.