Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over de uitvoering van de aangenomen motie inzake de verruiming van de verliesverrekening van de Vpb
Vragen van het lid Van Haga (Van Haga) aan de Minister van Financiën over de uitvoering van de aangenomen motie inzake de verruiming van de verliesverrekening van de Vpb (ingezonden 11 mei 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 25 mei 2020).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de aangenomen motie Van Haga/Baudet inzake de verruiming van
de verliesverrekening van de Vpb en dan specifiek de verruiming van de carry back
en carry forward1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
Kunt u aangeven op welke wijze en binnen welke termijn u uitvoering zult gaan geven
aan deze motie?
Kunt u aangeven of en zo ja, wanneer u deze motie zult verwerken in wetgeving?
Kunt u aangeven welk belastingjaar het eerste jaar zal zijn waarvoor de verruiming
van de carry back en de carry forward zal gelden?
Antwoord 2, 3 en 4
De bijzondere omstandigheden als gevolg van de coronacrisis zijn voor het kabinet
aanleiding om doorlopend onderzoek te doen naar mogelijke economische en fiscale maatregelen
die het Nederlandse bedrijfsleven in deze zware periode kunnen ondersteunen. In dit
kader is reeds een breed pakket aan maatregelen genomen die onder andere tot doel
hebben om onmiddellijk een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de liquiditeitspositie
van ondernemers. Het is immers van belang dat ondernemers die op dit moment in moeilijkheden
verkeren als gevolg van de coronacrisis, ook op dit moment worden ondersteund. In
de aangenomen motie verwijzen de leden Van Haga en Baudet naar de huidige termijnen
voor verliesverrekening in de vennootschapsbelasting (één jaar achterwaarts en zes
jaar voorwaarts) en verzoeken deze leden te onderzoeken of een verruiming van deze
huidige verliesverrekeningstermijnen kan bijdragen aan het verbeteren van de liquiditeitspositie
van het Nederlandse bedrijfsleven. Om de liquiditeitspositie van het bedrijfsleven
te verbeteren heb ik inmiddels in het Besluit noodmaatregelen coronacrisis – vooruitlopend
op wetgeving – een aanvullende fiscale maatregel getroffen die dit doel nastreeft.2 Belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting wordt daarin namelijk de mogelijkheid
geboden om, met inachtneming van een aantal voorwaarden, een zogenoemde fiscale coronareserve
te vormen. De vorming van een dergelijke reserve is ook in lijn met een andere motie
van de leden Van Haga en Baudet die is aangenomen.3 De reserve zorgt er immers voor dat belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting
bij het bepalen van de winst die zij in het jaar 2019 genoten hebben, geheel of gedeeltelijk
een reserve kunnen vormen in verband met het coronagerelateerde verlies dat zich naar
verwachting voor zal doen in het jaar 2020. De vorming van de reserve verlaagt de
winst van het jaar 2019, waardoor minder vennootschapsbelasting betaald hoeft te worden.
Belastingplichtigen kunnen op deze manier (een deel van) het bedrag dat zij reeds
op basis van de voorlopige aanslag 2019 hebben betaald, terugkrijgen. De fiscale coronareserve
valt in het jaar 2020 vrij in de winst. De wetgeving omtrent de fiscale coronareserve
wordt op dit moment voorbereid en zal worden opgenomen in het Belastingplan 2021.
Verder merk ik op dat ik vooralsnog geen aanleiding zie om de termijnen van de verliesverrekening
in de vennootschapsbelasting op korte termijn te verruimen. Verliesverrekening leidt
in zijn algemeenheid namelijk niet tot een snelle verbetering van de liquiditeitspositie
en vormt derhalve geen onmiddellijke stimulans voor het doen van investeringen. Immers,
een belastingplichtige kan het fiscale verlies dat hij in een boekjaar lijdt pas aan
het einde van dat boekjaar berekenen. Dat verlies kan vervolgens op zijn vroegst (gedeeltelijk
en voorlopig) worden verrekend zodra de aangifte vennootschapsbelasting over dat verliesjaar
is ingediend.4 Bij vaststelling van de aanslag vennootschapsbelasting over het verliesjaar wordt
het (volledige) verlies definitief verrekend met de winsten van het voorafgaande jaar.
Indien het boekjaar van een belastingplichtige eindigt op 31 december 2020, betekent
dit dat een (gedeeltelijke en voorlopige) teruggaaf als gevolg van achterwaartse verliesverrekening
op zijn vroegst in de loop van het jaar 2021 beschikbaar is. Bij voorwaartse verliesverrekening
is het vanzelfsprekend dat het liquiditeitsvoordeel op een nog later moment optreedt,
aangezien dit afhankelijk is van toekomstige winsten. Vanwege dit effect vind ik het
belangrijk om op dit moment de nadruk te leggen op maatregelen die op kortere termijn
een bijdrage leveren aan de verbetering van de liquiditeitspositie van belastingplichtigen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.