Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Asscher over de Nederlandse strategie in de bestrijding van COVID-19
Vragen van het lid Asscher (PvdA) aan de Minister-President en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de Nederlandse strategie in de bestrijding van COVID-19 (ingezonden 14 mei 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 20 mei
2020).
Vraag 1
Deelt u de mening dat COVID-19 effectief bestrijden alleen lukt als voor de samenleving
helder is welk doel en welke strategie er wordt nagestreefd? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, welke strategie ligt precies ten grondslag aan het beleid in de bestrijding
van COVID-19? Wilt u het virus maximaal controleren c.q. elimineren (indammen) of
maximaal verzachten (mitigatie) en kunt u dit toelichten?
Antwoord 1
Vanaf het begin van de uitbraak is de strategie van het kabinet gericht op het maximaal
controleren van het virus. Daarbij staan twee doelen centraal: (1) Het zo goed mogelijk
beschermen van mensen met een kwetsbare gezondheid en (2) zorgen dat de zorg niet
overbelast raakt. Dit vereist zicht op en inzicht in de verspreiding van het virus.
In de uitbraakfase was een intelligente lockdown nodig om weer in control te komen. In de huidige overgangsfase is het van groot belang om ook in control te blijven, de voorwaarden daarvoor te creëren en zo toe te werken naar de controlefase.
Dit doen we door het zicht op en inzicht in de verspreiding van het virus te versterken
en maatregelen stap voor stap te versoepelen. Zo wordt vanaf juni iedereen bij klachten
getest, en wordt het contactonderzoek geïntensiveerd en opgeschaald. Nauwe contacten
van een besmet persoon worden gevraagd om gedurende 14 dagen thuis te blijven en zich
te laten testen bij medische klachten. Zo sturen we sneller en gerichter en dammen
we het virus in.
De meeste landen om ons heen volgen een strategie van maximale controle1. Dat is nodig, omdat het virus voorlopig onder ons zal blijven. Uiteraard is dit
niet wat we willen, maar het is volgens de medisch experts een onoverkomelijk gegeven.
Dat komt omdat het coronavirus erg besmettelijk is en zich, vanwege de overwegend
milde klachten bij het grootste deel van de mensen, voor een deel onder de radar verspreidt.
Bovendien is Nederland geen eiland; er zullen altijd nieuwe introducties van het virus
vanuit andere landen optreden. En ten derde: de gedragsadviezen (zoals thuisblijven
bij klachten en de anderhalve meter afstand) zullen, ondanks de inzet op volledige
compliance, nooit 100% worden nageleefd.
Met andere woorden, zelfs bij een langdurige voortzetting van de lockdown kan nooit helemaal – zelfs niet bijna helemaal – voorkomen worden dat mensen ziek worden. Nog los van de ingrijpende maatschappelijke
en economische gevolgen van het langdurig voortzetten van een lockdown, is de verwachting dat dit de acceptatie van de maatregelen dusdanig op de proef
stelt dat de compliance met de gedragsadviezen wordt ondermijnd. Dit zou de effectiviteit van de bestrijding
van het virus nadelig beïnvloeden.
Vraag 2
Is de Nederlandse strategie in de overgangsfase alleen gericht op een acceptabele
belasting van de intensive care (IC), bescherming van kwetsbare mensen en zicht op
de verspreiding van het virus, of daarnaast ook op het zo snel mogelijk bereiken van
de controlefase? Zijn aanvullende en/of striktere maatregelen dan nu in Nederland
gelden mogelijk en in hoeverre zouden deze kunnen bijdragen aan het nog meer voorkomen
van IC-belasting, betere bescherming van kwetsbare mensen, meer inzicht in de verspreiding
van het virus en het sneller bereiken van de controlefase of eliminatie van het virus?
Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Antwoord 2
Zoals beschreven in mijn antwoord onder vraag 1 staan er in onze strategie twee doelen
centraal: (1) Het zo goed mogelijk beschermen van mensen met een kwetsbare gezondheid
en (2) zorgen dat de zorg niet overbelast raakt. In de overgangsfase vindt stap voor
stap afschaling plaats van maatregelen op basis van advisering hierover door het OMT.
Met meer en snel testen, traceren, isoleren, rapporteren en verdere verbetering van
de monitoring wil ik het zicht op de verspreiding van het virus verbeteren. Zodat
als het RIVM tijdig nieuwe signalen oppikt, we het virus snel en gericht de kop kunnen
indrukken. Zo lokaal of regionaal mogelijk. Zo proberen we een nieuwe golf van besmettingen
te voorkomen, zodat er meer ruimte blijft voor het afschalen van maatregelen en nieuwe
maatregelen minder snel nodig zijn.
Om beter zicht te krijgen op de verspreiding van het virus ontwikkelen we een dashboard
met een groot aantal indicatoren dat ons in staat stelt om sneller en gerichter te
kunnen sturen. In combinatie met een ruimer testbeleid biedt dit dashboard inzicht
om vroegtijdiger signalen van een toename van de verspreiding van het virus op te
pikken. Daarbij kunnen en zullen maatregelen getroffen worden die passen bij de aard
van de impuls in verspreiding. We kunnen daarbij putten uit de ervaring over effectiviteit
van maatregelen die we in uitbraakfase hebben opgedaan, zie ook de brief van 19 mei.
Ondersteunend aan deze strategie is de aanpak om op iets langere termijn meer ruimte
te creëren op de IC. De Minister voor Medische Zorg en Sport is hiermee bezig. Met
een snel opschaalbare flexibele capaciteit op de IC ontstaat er meer ruimte om onverhoopte
pieken op te vangen.
Vraag 3
Bent u bereid het afwegingskader en adviezen die zijn gegeven voor de besluiten over
maatregelen of het versoepelen van maatregelen, te delen met de Kamer? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3
Het afwegingskader bij het treffen van maatregelen is in eerdere brieven uiteengezet.
Deze is gebaseerd op de drie ankerpunten: zorgen dat de zorg het aan kan, bescherming
van kwetsbaren, zicht op verspreiding van het virus. Voor versoepeling van maatregelen
vragen we advies en input van het OMT/BAO. Hierover informeer ik u steeds in mijn
brieven aan uw Kamer. Eventuele nieuwe maatregelen – of het afschalen daarvan – vloeien
niet rechtstreeks voort uit het dashboard, maar vragen altijd om een integrale politieke
afweging. Daarnaast wordt niet alleen het gezondheidsperspectief maar ook het maatschappelijk
en economisch perspectief gewogen. Speciale aandachtspunten daarbij zijn de beschikbare
vervoerscapaciteit, het gebruik van de publieke ruimte (hoeveelheid mensen op straat)
en handhaafbaarheid. En vervolgens wordt gekeken in hoeverre de aanpak uitvoerbaar
en afhankelijk is van anderen. De aanpak van de buurlanden wordt hierbij betrokken.
Bij deze aanpak zijn vrijwel alle departementen betrokken, evenals andere bestuurlijk
partners zoals de VNG en veiligheidsregio’s.
De stappen in de versoepeling van de maatregelen zijn opgebouwd langs de volgende
lijnen:
• De mate waarin de hoeveelheid mobiliteit van mensen toeneemt door opening van een
sector;
• De mate waarin een sector in staat is de algemene hygiënevoorschriften te implementeren;
• De sociaal-maatschappelijke en economische impact van een sector;
• De mate waarin de openbare ruimte belast wordt door opening van een sector.
Vraag 4
Deelt u de opvatting dat het indammen/elimineren van het virus alleen kan door testen,
traceren (bron- en contactonderzoek), isoleren en quarantaine? Zo nee, kunt u beargumenteren
waarom niet? Kunt u daarbij dan aangeven hoe maximale controle van het virus volgens
u wel kan worden bereikt?
Antwoord 4
Zoals ik beschreef onder vraag 1, vormt maximaal testen, traceren, isoleren en rapporteren
een essentiële pijler voor de vervolgstappen. Door snel te testen en goed te traceren
houden we de epidemie onder controle. Zie ook mijn brief van 19 mei.
Vraag 5
Wordt iedereen die klachten heeft en volgens de richtlijnen getest zou moeten kunnen
worden, nu getest? Zo nee, waarom niet? Per wanneer gebeurt dat wel?
Antwoord 5
Iedereen met klachten die conform het huidige testbeleid in aanmerking komt om getest
te worden, kan ook getest worden. Hier zitten geen belemmeringen in. Dat het testbeleid
laagdrempelig is, blijkt ook uit het feit dat slechts rond de 5% van de geteste personen
besmet blijkt.
Vraag 6
Wordt bij iedereen die positief getest is op COVID-19 bron-en contactonderzoek verricht?
Zo nee, waarom niet? Per wanneer gebeurt dat wel?
Antwoord 6
Ja, bij iedereen die positief getest is op COVID-19 wordt bron- en contactonderzoek
verricht. In de Kamerbrief van 19 mei beschrijf ik hoe de GGD’en gaan opschalen, zodat
ze ook vanaf juni bij iedereen die positief getest is op COVID-19 bron- en contactonderzoek
kunnen verrichten.
Vraag 7
Waarom is het protocol voor bron-en contactonderzoek door GGD’en minder grondig dan
in andere landen? Kunt u aangeven welke landen voor een strikter en meer uitgebreid
bron-en contactonderzoek hebben gekozen? Kunt u aangeven welk verschil in strategie
tussen deze landen en Nederland bestaat? Kunt u aangeven waarom in Duitsland direct
contact wordt opgenomen met mensen wie met een positief getest persoon in contact
is geweest, terwijl in Nederland blijkens het protocol een brief wordt gestuurd?
Antwoord 7
Het bron- en contactonderzoek in Nederland is in lijn met dat in andere landen. Het
RIVM scherpt in samenspraak met de GGD’en het protocol voor het bco verder aan. Zo
wordt verduidelijkt dat ook de nauwe contacten allemaal zowel mondeling als schriftelijk
op de hoogte worden gesteld. Daarnaast worden in het protocol ook afspraken opgenomen
over het nabellen van contacten die voortgekomen zijn uit het bco. Iedereen zal in
ieder geval gebeld worden op de eerste dag, rond dag zeven en op de laatste dag. Specifieke
groepen kunnen vaker worden gebeld om de naleving van de adviezen te vergroten.
Vraag 8
Op grond van welke overwegingen is voor een lichtere variant gekozen? Waarop is gebaseerd
dat met minder actieve opsporing en controle en minder strikte isolatie toch tot maximale
controle van het virus kan worden gekomen? Bij welke strategie past dit?
Antwoord 8
De Nederlandse aanpak verschilt niet wezenlijk van die van andere lidstaten. Op één
punt is de Nederlandse protocol strikter dan bijvoorbeeld het ECDC-richtlijn. Anders
dan in de ECDC richtlijn wordt in het Nederlands protocol voor bron- en contactonderzoek
onderscheid gemaakt tussen huisgenoten en overige nauwe contacten. In de categorie
huisgenoten vallen de contacten die in dezelfde woonomgeving leven en die langdurig
op minder dan anderhalve meter afstand contact hadden met de indexpatiënt tijdens
diens besmettelijke periode. Uit onderzoek blijkt dat binnen deze groep een grotere
kans op overdracht van het virus bestaat dan in de groep nauwe contacten. Huisgenoten
krijgen daarom een strikter advies om thuis in quarantaine te gaan.
Vraag 9
Hoeveel mensen zijn nodig voor bron-en contactonderzoek volgens het laatste aan de
GGD’en verzonden protocol? Hoeveel mensen zouden nodig zijn voor een actief en uitgebreider
bron- en contactonderzoek, zoals in andere landen plaatsvindt? Hoeveel mensen worden
geworven? Waarom denkt Nederland intensief bron en contactonderzoek te kunnen verrichten
met een veel kleiner aantal fte dan andere en vergelijkbare landen?
Antwoord 9
Het opschalingsplan Bron en contactonderzoek gaat uit van een minimaal aantal van
800 fte en een maximum van 3.200 fte. Naar aanleiding van de onder antwoord 7 beschreven
aanscherping zal de GGD mij begin volgende week een geactualiseerd plan sturen.
Vraag 10
Zijn alle GGD’en nu mensen aan het werven voor bron-en contactonderzoek? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, hoeveel vacatures zijn er in totaal?
Antwoord 10
Ja, de regionale GGD’en hebben overigens al opgeschaald tot 670 fte en zullen komende
weken werven voor minimaal 800 fte. Voor de opschaling tot 3.200 fte landelijke reservecapaciteit
worden afspraken gemaakt met callcenters.
Vraag 11
Waarom wordt niet gekozen voor isolatie van mensen die besmet zijn met COVID-19? Waarom
wordt niet gekozen voor controle op quarantaine van besmette personen? Bij welke strategie
past dit? Kunt u aangeven welke landen voor een striktere isolatie en quarantaine
hebben gekozen? Kunt u aangeven welk verschil in strategie tussen deze landen en Nederland
bestaat?
Antwoord 11
Ik verwijs u naar de antwoorden op vraag 7 en 8.
Vraag 12
Welke mogelijkheden zijn er om ervoor te zorgen dat mensen zich wél willen houden
aan quarantaine?
Antwoord 12
Ik verwijs u naar de antwoorden op vraag 7 en 8.
Vraag 13
Wat zouden de kosten van maximaal bron-en contactonderzoek en isolatie en quarantaine
van besmette personen zijn? Hoe verhouden deze zich tot de kosten van een mogelijke
tweede golf en als gevolg daarvan een (vorm van tweede) lockdown?
Antwoord 13
Ik ben ervan overtuigd dat we de juiste weg in slaan met het maximaal opschalen van
de GGD’en voor het bron- en contactonderzoek en het aanpassen van het BCO protocol
over de follow-up na het oorspronkelijk contact, zoals beschreven in het antwoord
op vraag 7.
Vraag 14
Worden voorwaarden die het Outbreak Management Team (OMT) stelt voor versoepelen van
maatregelen strikt overgenomen en gehandhaafd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Bij het aanpassen van maatregelen door het kabinet speelt het OMT-advies een belangrijke
rol, maar er spelen ook andere afwegingen mee, zoals nader toegelicht in antwoord 3.
Vraag 15
Kunt u aangeven op basis van welke wetenschappelijke studies en adviezen besloten
is over te gaan op het adviseren van het gebruik van mondkapjes in het openbaar vervoer
maar niet op andere plekken, inclusief de plekken waar de anderhalve meter afstand
moeilijk te handhaven is?
Antwoord 15
Het RIVM heeft op haar website de «Afwegingen voor infectiepreventie in het openbaar
vervoer» gepubliceerd, zoals vastgesteld in het OMT van 4 mei. Deze kunt u hier vinden.
https://www.rivm.nl/sites/default/files/2020-05/Afwegingen%20voor%20inf…
Vraag 16
Deelt u de mening dat als het gebruik van mondkapjes verplicht is, de overheid deze
kosteloos beschikbaar zou moeten stellen?
Antwoord 16
Nee die mening deel ik niet. Wel heeft het kabinet besloten om in ieder geval tot
september geen btw meer te heffen op mondkapjes zodat ze goedkoper zijn in de aanschaf.
Vraag 17
Wordt per maatregel die versoepeld wordt nauwkeurig gemonitord welke effecten er optreden
ten aanzien van de verspreiding van het virus? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan worden
aangegeven op welke momenten welke maatregelen worden geëvaluaeerd en welke criteria
worden gebruikt om over te gaan op verdere versoepeling?
Antwoord 17
Het effect van maatregelen op de verspreiding van het virus worden telkens nauwkeurig
gemonitord door het RIVM. Het beoogde dashboard met indicatoren is bedoeld om de signaleringsstructuur
van het RIVM te versterken. Zie hiervoor het antwoord op vraag 1. Evaluatie van maatregelen
vindt plaats nadat de crisis voorbij is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.