Schriftelijke vragen : Het lerarentekort in Rotterdam
Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Minister voor Basis en Voortgezet Onderwijs en Media over het lerarentekort in Rotterdam (ingezonden 18 mei 2020).
Vraag 1
Deelt u de mening dat het schokkend is dat met de verbeterde meetmethode het lerarentekort
in Rotterdam twee keer groter blijkt te zijn dan eerder werd berekend? Is het aannemelijk
om te verwachten dat eenzelfde soort beeld zich gaat aftekenen in andere grote steden?
Wanneer deelt u deze nieuwe gegevens met de Kamer?1
Vraag 2
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat juist die scholen waar relatief veel
kinderen met onderwijsachterstanden heen gaan het hardst worden getroffen door het
lerarentekort? Zo ja, hoe vindt u dat dit moet worden opgelost?2
Vraag 3
Heeft u er vertrouwen in dat de huidige Rotterdamse aanpak voldoende zoden aan de
dijk zet voor deze scholen? Op welke termijn wilt u verbetering zien?
Vraag 4
Acht u de door u in februari eerder toegezegde 100 miljoen euro voor de aanpak van
het lerarentekort in de grote steden nog steeds nodig? Zo ja, wanneer komt dit geld
er? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Welke resultaten verwacht u dat gemeenten en scholen gaan boeken in hun strijd tegen
het lerarentekort met de hiervoor in de Voorjaarsnota vrijgekomen 32 miljoen euro?
Vraag 6
Hoe verklaart u het relatief hoge percentage vacatures in het voortgezet speciaal
onderwijs? Deelt u de aanname dat het feit dat deze leraren onder de cao voor het
primair onderwijs vallen hier een rol bij speelt? Zo ja, bent u bereid naast het salaris
ook financiële middelen beschikbaar te stellen om de overige arbeidsvoorwaarden gelijk
te trekken met die in het reguliere voortgezet onderwijs? Zo nee, waarom niet?
Vraag 7
Wat vindt u ervan dat de onderwijswethouder Kasmi in zijn brief aan de Rotterdamse
gemeenteraad aangeeft dat het «niet in de verwachting ligt dat het tekort aan bevoegde
leraren opgelost kan worden de komende jaren»? Deelt u de mening dat een dergelijke
uitspraak weinig vertrouwen geeft in goed en waardig onderwijs?
Vraag 8
Op basis waarvan denkt u dat de mogelijkheid om 22 uren per maand onbevoegde leraren
voor de klas te zetten voldoende ruimte biedt om de onderwijskwaliteit op peil te
houden?
Vraag 9
Wat is uw reactie op de stelling van het VVD-raadslid «beter iemand voor de klas dan
niemand»?3
Vraag 10
Hoe zorgt u dat het anders organiseren van onderwijs niet leidt tot een verschraling
van de onderwijskwaliteit en het vergroten van de kansenongelijkheid?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.A.E. van den Hul, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.