Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Omtzigt en Van den Berg over importheffingen en btw op mondkapjes en andere persoonlijke beschermingsmaterialen, die gebruikt worden in de strijd tegen het coronavirus
Vragen van de leden Omtzigt en Van den Berg (beiden CDA) aan de Staatssecretarissen van Financiën over importheffingen en btw op mondkapjes en andere persoonlijke beschermingsmaterialen, die gebruikt worden in de strijd tegen het coronavirus (ingezonden 20 april 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst),
            en Staatssecretaris Van Huffelen (Financiën – Toeslagen en Douane), mede namens de
            Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 18 mei 2020).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het feit dat op Filtering Facepiece Particles (FFP)2- en FFP3-mondmaskers
               6,3% importheffingen zitten, op bepaalde schorten 12% en dat daar bovenop het standaardtarief
               van 21% btw geldt en dat een zorginstelling (die een btw-vrijstelling heeft en dus
               betaalde btw niet kan verrekenen) deze btw en importheffingen volledig zelf betaalt?
            
Antwoord 1
            
Ja, in beginsel dienen over de genoemde producten invoerrecht en btw bij invoer te
               worden voldaan. Onder voorwaarden kan door bepaalde organisaties gebruik worden gemaakt
               van een vrijstelling. In de situatie die u omschrijft, waarbij de persoonlijke beschermingsmiddelen
               worden gebruikt door een zorginstelling, kan gebruik gemaakt worden van de vrijstelling
               van invoerrechten en invoer-btw indien aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt
               voldaan.
            
Vraag 2
            
Bent u bekend met besluit (EU) 2020/491 van de Europese Commissie van 3 april 2020,
               waarbij vrijstelling van rechten bij invoer en van btw op invoer wordt verleend voor
               goederen die nodig zijn om de gevolgen van de COVID-19-uitbraak in 2020 te bestrijden?1
Antwoord 2
            
Ja, op dinsdag 24 maart 2020 heeft Nederland een verzoek ingediend bij de Europese
               Commissie om gebruik te mogen maken van de vrijstelling uit Verordening (EG) 1186/2009
               (hierna: vrijstellingsverordening). Op grond van de vrijstellingsverordening kan in
               bijzondere omstandigheden recht zijn op een vrijstelling van rechten bij invoer en
               rechten bij uitvoer. Naar aanleiding van het verzoek van een aantal lidstaten van
               de EU, waaronder Nederland, heeft de Europese Commissie op 3 april 2020 met het Besluit
               (EU) 2020/491 toestemming gegeven voor het gebruik van de vrijstelling. Besluit (EU)
               2020/491 is van toepassing op persoonlijke beschermingsmiddelen die van 30 januari
               2020 tot en met 31 juli 2020 worden ingevoerd. Daarmee is de door de Nederlandse Douane
               gehanteerde proactieve werkwijze (zie het antwoord op vraag2 nu ook Unierechtelijk gedekt.
            
Vraag 3
            
Gebruikt Nederland op dit moment de mogelijkheid om de import van persoonlijke beschermingsmiddelen
               (waaronder mondkapjes) en andere zaken die nodig voor de bestrijding van COVID-19,
               vrij te stellen van douaneheffingen en btw? Zo ja, kunt u het beleidsbesluit aan de
               Kamer doen toekomen, inclusief de voorwaarden waaraan importeurs en zorgverleners
               moeten voldoen om voor deze vrijstellingen in aanmerking te komen en de beschermingsmiddelen
               en apparatuur waarvoor op dit moment een vrijstelling van invoerrechten en btw geldt?
            
Antwoord 3
            
Ja, de Nederlandse Douane heeft al in een vroeg stadium gebruik gemaakt van de mogelijkheden
               die de vrijstellingsverordening geeft. De vrijstelling kan pas worden verleend nadat
               de Europese Commissie een beschikking heeft afgegeven. Lidstaten kunnen in afwachting
               van deze beschikking al wel toestemming geven voor invoer van de goederen met schorsing
               van de betrokken rechten bij invoer mits de invoerende instelling zich ertoe verbindt
               de verschuldigde rechten te betalen indien geen vrijstelling wordt toegekend. Half
               maart is al door de Nederlandse Douane proactief besloten om gebruik te maken van
               deze schorsingsmogelijkheid in afwachting van de goedkeuring van de Europese Commissie
               voor het gaan toepassing van de vrijstelling voor btw bij invoer en rechten bij invoer
               (hierna: de vrijstelling). De goedkeuring van de Europese Commissie die volgde heeft
               Nederland zoals gemeld in het antwoord op vraag 2, op 3 april 2020 ontvangen.
            
De vrijstellingsverordening die geldt voor rampenbestrijding en het Besluit (EU) 2020/491
               waarbij toestemming aan de lidstaten is verleend om de vrijstelling toe te passen,
               hoeft niet in een nationale wet- en regelgeving omgezet te worden, omdat deze rechtstreeks
               werkt. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden staan opgesomd in de vrijstellingsverordening
               en het Besluit (EU) 2020/491 en zijn nader uitgelegd op de website van de Douane. Daar staat ook vermeld hoe daarvoor aangewezen personen een vrijstellingsvergunning
               kunnen aanvragen bij het regionale bedrijvencontactpunt van de Douane. Een uitgebreide
               toelichting van de vrijstelling is te vinden in Hoofdstuk 24, paragraaf 25 van het
               Handboek Douane.
            
De Wereld Douane Organisatie heeft in verband met de uitbraak van Covid-19 een indicatieve
               lijst gepubliceerd voor de indeling van medische hulpmiddelen die kan helpen bij de
               toepassing van de vrijstelling.
            
Vraag 4
            
Bent u bereid om dit besluit van de Europese Commissie (waar ook Nederland om gevraagd
               heeft volgens de Europese Commissie) te gebruiken en in ieder geval alle instellingen
               die onder de Wet Toelating Zorginstellingen zijn toegelaten (zoals ziekenhuizen en
               verpleeghuizen) en instellingen die automatisch zijn toegelaten (zoals instellingen
               voor huisartsenzorg, kraamzorg en ziekenvervoer) en alle Beroepen in de Individuele
               Gezondheidszorg (BIG)-geregistreerden onder artikel 1, lid 1, onderdeel c van het
               besluit van de Commissie aan te wijzen als organisaties die gratis aan hun medewerkers
               (en anderen, zoals cliënten, patiënten, familieleden en bezoekers) mondkapjes en andere
               beschermingsmateriaal ter beschikking kunnen stellen?
            
Antwoord 4
            
Ja, genoemd besluit wordt op dit moment door de Nederlandse Douane ook toegepast indien
               (zorg)instellingen of BIG-geregistreerden gebruik willen maken van de vrijstelling.
               Voordat gebruik kan worden gemaakt van de vrijstelling moet er een vergunning worden
               aangevraagd bij de Douane. De vergunning kan alleen worden aangevraagd bij de Douane
               in de lidstaat waar de (zorg)instelling of BIG-geregistreerde is gevestigd. Op dit
               moment zijn er geen aanwijzingen dat zorginstellingen die onder de Wet toelating zorginstellingen
               zijn toegelaten, geen gebruik kunnen maken van de vrijstelling.
            
Om in aanmerking te komen voor de vergunning, moet worden voldaan aan de voorwaarden
               van artikel 74 tot en met 80 van de vrijstellingverordening. De persoonlijke beschermingsmiddelen
               moeten door of namens de vrijstellingsgenietende organisatie worden ingevoerd. Vervolgens
               dienen de persoonlijke beschermingsmiddelen gratis te worden verstrekt aan slachtoffers
               van de uitbraak, dan wel moeten zij worden ingezet voor de slachtoffers van de uitbraak
               óf zij moeten worden gebruikt door de hulporganisatie voor de duur van hun bijstand.
            
Vraag 5
            
Kunt u ervoor zorgen dat deze vrijstelling zowel geldt voor import die via het landelijk
               centrum verloopt als inkoop die privaat, zonder winstoogmerk en centraal geschiedt
               – ook als men op het moment van invoer nog niet precies weet welke beschermingsmiddelen
               aan wie uitgeleverd worden – ten behoeve van de zorginstellingen en BIG-geregistreerden
               en eventueel ook ten behoeve van andere belangrijke sectoren zoals politie, gevangeniswezen,
               uitvaart-sector etc?
            
Antwoord 5
            
De persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden ingevoerd door of namens een organisatie
               die valt binnen een van de volgende categorieën: 1. Overheidsinstellingen, 2. liefdadigheids-
               of filantropische instellingen of 3. hulporganisaties, ziekenhuizen, zorginstellingen
               en zorgverleners in het BIG-register.
            
De betrokken instellingen doen er goed aan zich zoveel als mogelijk te schikken onder
               de genoemde instellingen. De Douane maakt hierbij maximaal gebruik van de vrijstellingsmogelijkheden
               binnen de grenzen van de rechtstreeks werkende Unierechtelijke bepalingen.
            
Een private organisatie die niet in een van bovenstaande categorieën valt, komt op
               basis van de vrijstellingsverordening in beginsel niet in aanmerking voor de vrijstelling.
               Besluit (EU) 2020/491 van 3 april 2020 biedt echter enige ruimte. Indien deze organisatie
               handelt namens een organisatie die wel in aanmerking komt voor de vrijstelling, bijvoorbeeld
               een ziekenhuis, dan kan dat ziekenhuis een vergunning aanvragen of kan de private
               organisatie, onder voorwaarden, namens het ziekenhuis een vergunning aanvragen. Zo
               kunnen de persoonlijke beschermingsmiddelen alsnog onder de vrijstelling worden ingevoerd.
               In dit voorbeeld dient het ziekenhuis dan uiteraard wel te voldoen aan de onder 4
               genoemde voorwaarden. Belangrijk is dat de hulpverleners zo snel mogelijk de persoonlijke
               beschermingsmiddelen ontvangen. Deze administratieve procedure zorgt dan ook voor
               zo minimaal mogelijk logistiek oponthoud van de beschermingsmiddelen aan de grens.
            
Waar het in het vermogen van de Douane ligt, zal binnen de grenzen van de Unierechtelijke
               vrijstellingsbepalingen al het mogelijke gedaan worden om de persoonlijke beschermingsmiddelen
               met vrijstelling ingevoerd te krijgen voor een ieder die daarvoor in aanmerking komt.
               Echter wanneer de Unierechtelijke bepalingen die vrijstellingsmogelijkheid uitsluiten,
               kan ze ook niet verleend worden. Op de vraag wat er gedaan wordt wanneer bij invoer
               van een samengestelde partij persoonlijke beschermingsmiddelen nog niet bekend is
               welk deel naar welke organisatie gaat, kan ik aangeven dat dit niet voor logistiek
               oponthoud zorgt. Achteraf zal gecontroleerd worden of uiteindelijk de vrijstelling
               voor het geheel terecht genoten is. Wanneer delen van de partij achteraf niet terecht
               gekomen zijn bij partijen waarvoor de vrijstelling bedoeld is, dan zal voor die delen
               alsnog het invoerrecht en de btw bij invoer geheven worden.
            
Vraag 6
            
Kunt u aangeven op welke manier u de centrale inkoop, vrij van douaneheffingen en
               vrij van btw op eenvoudige wijze mogelijk maakt zonder dat elke zorginstelling of
               zorgverlener persoonlijk hoeveelheden formulieren moet gaan ondertekenen voor de Belastingdienst,
               maar dat bijvoorbeeld via acceptatie in de algemene voorwaarden kan doen om zo aan
               te geven dat deze niet doorverkocht worden etc.?
            
Antwoord 6
            
Een private organisatie die of een inkoopconsortium dat niet in een van de in antwoord
               5 opgesomde categorieën valt, komt op basis van de vrijstellingsverordening in beginsel
               niet in aanmerking voor de vrijstelling. Het vrijstellingsbesluit biedt echter enige
               ruimte. Indien een dergelijke partij handelt namens een organisatie die wel in aanmerking
               komt voor de vrijstelling, zoals met name zorgverleners, dan kan de private organisatie
               een vrijstellingsvergunning aanvragen voor de invoer van beschermingsmiddelen namens
               de zorgverleners. De Minister voor Medische Zorg heeft samen met een team van professionals
               uit ziekenhuizen, academische centra, leveranciers en producten een gezamenlijk initiatief
               opgericht: het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH). Het LCH heeft als doel om
               verschillende medische hulp- en beschermingsmiddelen waarvan een tekort dreigt gezamenlijk
               in te kopen, zonder winstoogmerk, en te distribueren in het landsbelang.
            
Bovenstaande werkwijze betekent niet dat zorginstellingen helemaal geen administratieve
               handelingen meer hoeven te verrichten. Zorginstellingen hoeven namelijk geen gebruik
               te maken van consortia als het LCH. Van deze zorginstellingen wordt op grond van artikel
               77 van de vrijstellingsverordening verwacht dat zij een goede administratie bijhouden.
               Om de vereiste controle achteraf mogelijk te maken, moeten partijen per zending vastleggen
               welke goederen met welk doel naar welke afnemers zijn gegaan. Eenmalige acceptatie
               van de vrijstellingsvoorwaarden via de algemene voorwaarden voldoet niet aan deze
               administratieve eis. De hoeveelheid administratie wordt zo veel mogelijk beperkt zodat
               de invoer zo soepel en snel mogelijk verloopt, maar er toch voldoende controlemogelijkheden
               zijn voor de Douane ter voorkoming van fraude en andere onregelmatigheden. De Douane
               moet zelf ook rapporteren aan de Europese Commissie en kunnen aantonen dat de bijzondere,
               invoervrijstelling is toegepast binnen de daarvoor gestelde wettelijke kaders.
            
Vraag 7
            
Is er overleg geweest met zorginstellingen zodat zij met de importvrijstellingen en
               btw-vrijstellingen – inclusief administratieve lasten – uit de voeten kunnen?
            
Antwoord 7
            
Veel zorginstellingen zijn aangesloten bij het LCH. Zorginstellingen kunnen daarnaast
               zelf gebruik maken van de vrijstelling, óók als andere partijen namens deze instellingen
               persoonlijke beschermingsmiddelen invoeren. Indien een zorginstelling een vergunningaanvraag
               doet, is er direct contact met het bedrijvencontactpunt van de Douane ter verifiëring
               van de aanvraag en bespreking van het verloop van de verdere procedure.
            
Vraag 8
            
Bent u bekend met het feit dat de Franse Assemblee Nationale de btw op mondkapjes
               voor de gewone verkoop verlaagd heeft naar het lage tarief3 en dat er een discussie in Italië is om dat voorbeeld te volgen? Bent u ook bereid
               om de btw op persoonlijke beschermingsmiddelen te verlagen?
            
Antwoord 8
            
Ja, daar ben ik mee bekend en inmiddels hebben ook al meerdere andere landen een verlaagd
               tarief aangekondigd. Het kabinet heeft besloten om tijdelijk de btw op de binnenlandse
               verkoop van mondkapjes te verlagen naar 0%. De reden hiervoor is de verplichting tot
               het dragen van mondkapjes in het openbaar vervoer. Toepassing van het nultarief betekent
               dat het aftrekrecht van de verkoper in stand blijft. Het nultarief gaat in per 25 mei
               2020 en geldt in ieder geval tot 1 september 2020. De nadere invulling van het nultarief
               op mondkapjes wordt op dit moment verder uitgewerkt in regelgeving. Het nultarief
               zal toegepast worden op mondkapjes die consumenten in het OV mogen gebruiken, alsook
               op medische mondkapjes, ongeacht aan wie deze worden verkocht.
            
Vraag 9
            
Bent u bekend met het feit dat Europese mededingingsautoriteiten tijdens de pandemie
               meer ruimte geven voor samenwerking bij bijvoorbeeld inkoop van beschermingsmiddelen,
               maar tegelijk wel streng zullen optreden bij bijvoorbeeld woekerprijzen?
            
Antwoord 9
            
Ja.
Vraag 10
            
Bent u bereid om met de Autoriteit Consument & Markt (ACM) in overleg te treden zodat
               zij expliciet aangeeft wanneer gezamenlijke inkoop en distributie (door de overheid
               of privaat geregeld) geen probleem oplevert met mededinging en hen te vragen daarbij
               expliciet rekening te houden met de bestaande initiatieven en de noodzaak snel grote
               aantallen mondkapjes en ander beschermingsmateriaal te importeren?
            
Antwoord 10
            
Ik vind het positief dat de ACM zich het kader van de coronacrisis zeer actief en
               betrokken opstelt en dat zij zich heeft ingespannen om zoveel mogelijk duidelijkheid
               te scheppen over wat er onder de mededingingsregels mogelijk is om met tekorten om
               te gaan. Zo heeft de ACM op 18 maart jl. een bericht4 op haar website geplaatst waarin zij aangeeft dat de Mededingingswet veel ruimte
               geeft om in deze uitzonderlijke tijden samen te werken om te voorkomen dat mensen
               en bedrijven de dupe worden van de crisis. Daarnaast heeft de ACM meegewerkt aan het
               opstellen van het statement van de Europese Mededingingsautoriteiten en geeft zij
               aan deze verklaring te onderschrijven.5 In het bericht daarover zegt de ACM dat de mededingingsautoriteiten in de huidige
               omstandigheden niet actief zullen optreden tegen noodzakelijke en tijdelijke maatregelen
               die genomen worden om een tekort aan producten te voorkomen. De ACM geeft daarbij
               aan dat in de huidige omstandigheden dergelijke maatregelen snel toegestaan zullen
               zijn aangezien zij ofwel geen beperking van de mededinging in de zin van Artikel 101
               VwEU (of Artikel 6 van de Mededingingswet) vormen, dan wel efficiëntieverbeteringen
               opleveren die zwaarder wegen dan een dergelijke beperking. De Europese Commissie heeft
               nadere duiding geboden over de vormen van samenwerking die geen mededingingsproblemen
               opleveren in een mededeling6 die zij op 8 april jl. uitbracht. Hierin expliciteert zij de voorwaarden waaronder
               samenwerking is toegestaan. Vanwege de nationale doorwerking van het Europese mededingingsrecht,
               gelden deze zelfde criteria in het uitoefenen van het toezicht door nationale mededingingsautoriteiten
               zoals de ACM. Als bedrijven toch nog twijfelen of hun samenwerkingsinitiatieven wel
               of niet verenigbaar zijn met de Europese mededingingsregels kunnen zij de Europese
               Commissie of hun nationale mededingingsautoriteit (in Nederland: de ACM) om informeel
               advies vragen. Ik heb van de ACM begrepen dat zij in deze uitzonderlijke tijden regelmatig
               om dergelijk advies wordt gevraagd, en partijen zoveel mogelijk probeert te faciliteren
               bij het bestrijden van de crisis zonder de belangen van consumenten op de korte en
               lange termijn uit het oog te verliezen.
            
Op verschillende manieren wordt er nu al zoveel als mogelijk duidelijkheid geschapen
               over de mogelijkheden voor samenwerking zonder tegen mededingingsproblemen aan te
               lopen en de ACM zet zich in om daar waar nodig initiatieven van informeel advies te
               voorzien. Ik vind het goed dat Europese mededingingsautoriteiten, waaronder de ACM,
               duidelijkheid scheppen over de ruimte die er onder de mededingingsregels is om samen
               te werken om te voorkomen dat er tekorten van schaarse (medische) hulpmiddelen ontstaan
               en blijf hierover graag met hen in gesprek.
            
Vraag 11
            
Wilt u deze vragen een voor een en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Antwoord 11
            
Ja.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën - 
              
                  Mede ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.