Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Gerven over de verbijstering van politici over de totstandkoming van Windpark Spui in Piershil/Nieuw-Beijerland
Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Ministers voor Milieu en Wonen en van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de verbijstering van politici over de totstandkoming van Windpark Spui in Piershil/Nieuw-Beijerland (ingezonden 23 maart 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Staatssecretaris
            van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 15 mei 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
            vergaderjaar 2019–2020, nr. 2415.
         
Vraag 1, 2 en 3
            
Kunt u zich de verbijstering voorstellen bij politici wanneer zij persoonlijk gaan
               kijken naar de gevolgen voor de lokale gemeenschap van de totstandkoming van Windpark
               Spui in Piershil/Nieuw-Beijerland?1
Heeft u zich op de hoogte gesteld van de persoonlijke ervaringen van omwonenden, zoals
               ingebracht tijdens de Raadszitting in Zuid-Beijerland in maart jl?2
Wat vindt u van de uitspraak: «Door die windmolens is het alsof de omgeving is vermadurodamiseerd:
               alles lijkt een stuk kleiner ten opzichte van die enorme horizonvervuilende molens.»?
            
Antwoord 1, 2 en 3
            
Met de energietransitie staat Nederland voor een grote opgave. Een overgang naar een
               duurzame energievoorziening is van groot belang, vanwege het tegengaan van klimaatverandering.
               In het Klimaatakkoord is afgesproken dat in 2030 35 TWh duurzame elektriciteit op
               land geproduceerd moet worden.
            
Deze energiedoelstellingen worden nagestreefd binnen de context van een dichtbevolkte
               en complexe ruimtelijke omgeving, waarbinnen tal van (maatschappelijke) functies dienen
               te worden gecombineerd (Kamerstuk 2020D11082). De energietransitie heeft daarmee een grote impact op onze leefomgeving en ons
               landschap. Ik ben me hiervan bewust.
            
Initiatiefnemers van energieprojecten moeten altijd voldoen aan ruimtelijke, veiligheids-
               en milieueisen die in beleid en wet- regelgeving zijn vastgelegd. Omdat de provincie
               Zuid-Holland bevoegd gezag is voor windpark Spui, ben ik niet direct betrokken bij
               dit windpark. Van de provincie Zuid-Holland heb ik vernomen dat alle geldende normen
               in acht worden genomen bij windpark Spui.
            
Dit neemt niet weg dat omwonenden hinder van energieprojecten kunnen ervaren. Ik begrijp
               uit de aangehaalde uitspraken dat dit ook het geval is bij windpark Spui. Wanneer
               omwonenden hinder ervaren als gevolg van energieprojecten, kan er een onbalans zitten
               in de verdeling van lusten en lasten.
            
Participatie, zowel procesparticipatie als financiële participatie, is een belangrijk
               onderdeel van de afspraken in het Klimaatakkoord om lusten en lasten beter te verdelen.
               Ik heb van de provincie Zuid-Holland begrepen dat bij windpark Spui afspraken zijn
               gemaakt met de initiatiefnemer over participatie en er onder meer een zogeheten burenregeling
               is ingesteld voor direct omwonenden voor het treffen van relatief kleine maatregelen
               om onder andere geluidhinder te beperken.
            
Vraag 4
            
Wat roept de volgende uitspraak bij u op bij een bewoner van een huis dichtbij Windpark
               Spui over hoe hij de geluidsoverlast van de windturbines ervaart: «Ik ervaar dit als
               een vliegtuig dat rondcirkelt boven de woning, maar niet wil verdwijnen... Wij hebben
               tbs – turbinesyndroom – gekregen.»?
            
Antwoord 4
            
Windturbinegeluid kan – in vergelijking met andere geluidsbronnen – al bij lagere
               niveaus hinder veroorzaken, waarschijnlijk mede vanwege het repeterende karakter ervan.
               Om rekening te houden met deze extra hinder, is de normering voor windturbinegeluid
               relatief streng ten opzichte van die voor andere geluidbronnen, bijvoorbeeld wegverkeersgeluid.
               Hinder en slaapverstoring zijn de belangrijkste effecten die naar voren komen uit
               onderzoek naar effecten van windturbinegeluid. Er is geen wetenschappelijke basis
               voor het fenomeen «(wind)turbinesyndroom»; het onderzoek dat deze term introduceerde
               is stevig bekritiseerd, omdat het niet voldoet aan belangrijke wetenschappelijke criteria.
               Zo zijn de resultaten van de studies niet «repliceerbaar» (in nieuwe studies aan te
               tonen), is gebruik gemaakt van een zeer kleine studiepopulatie en is niet in alle
               gevallen vermeld wat de geluidniveaus waren.
            
Vraag 5, 6 en 7
            
Hoe kan het dat de windmolens zijn geplaatst waarbij een niet-geïsoleerde woning aan
               de buitengevel wordt geconfronteerd met geluidsoverlast van 60 Db of meer? Wat moet
               er gebeuren als geluidsnormen op een dergelijke wijze worden overschreden?
            
Zorgt een «norm» die uitmiddelt over de dag, over het jaar en daarna nog over verschillende
               jaren wel voor voldoende mogelijkheden voor omwonenden om te toetsen of deze norm
               niet wordt overschreden?
            
Zijn niet juist de geluidpíeken verantwoordelijk voor de hinder voor omwonenden in plaats van het geluidsgemiddelde? Moet er niet ook een norm voor het maximale geluid komen?
Antwoord 5, 6 en 7
            
De normstelling voor windturbinegeluid is, net als die voor andere bronnen van omgevingsgeluid
               zoals verkeer en industrie, gestoeld op de jaargemiddelde geluidbelasting Lden (met extra weging voor geluid in de avond en de nachtperiode). Aan de hand van de
               grenswaarde van 47 dB Lden wordt de kans op ernstige geluidhinder over langere tijd beperkt, wat echter niet
               uitsluit dat aan de buitengevel op enig moment een hoger geluidniveau (LAmax) kan worden gemeten. De jaargemiddelde geluidbelasting wordt internationaal gebruikt
               als maat om de nadelige effecten van omgevingsgeluid in te schatten, zoals in het
               kader van de Europese richtlijn voor omgevingsgeluid en de WHO, en is ook internationaal
               de meest gebruikte maat voor het reguleren van windturbinegeluid.
            
Het is goed mogelijk dat de geluidpieken een bijdrage leveren aan de hinder, ongeacht
               de precieze geluidniveaus van deze pieken. Mensen horen immers geen gemiddelden, maar
               geluid op een bepaald moment. Deze piekgeluiden zijn echter verdisconteerd in Lden. De jaargemiddelde dosismaat Lden is een goede voorspeller voor hinder en slaapverstoring.
            
In het geval van twijfel of de jaargemiddelde geluidbelasting binnen de norm valt,
               kan in de praktijk worden gecontroleerd of een windturbine voldoet aan het geaccrediteerde
               geluidproductieniveau dat dient als basis voor de berekening. Voor windpark Spui geldt
               dat Omgevingsdienst Zuid-Holland-Zuid, in opdracht van de provincie Zuid-Holland,
               uitgebreide controles doet van de akoestische situatie. Uit dit onderzoek blijkt dat
               het windturbinepark voldoet aan de geluidsnormen en er geen aanleiding is tot handhaving.
            
Vraag 8
            
Klopt het dat Nederland in 2009 de bestaande norm van 40 dB naar boven heeft bijgesteld,
               om überhaupt windenergie mogelijk te maken in ons dichtbevolkte land? Kunt u dit toelichten?
               Welke argumentatie en besluitvorming lag daaraan ten grondslag?
            
Antwoord 8
            
Nee, dat klopt niet. In 2011 is er voor gekozen om de geluidnormstelling voor windturbines
               aan te passen aan de Europese dosismaat (Lden), die beter met ervaren hinder correleert dan de tot dan toe in het Activiteitenbesluit
               gebruikte dosismaat. Ook is destijds de berekeningsmethodiek voor het vaststellen
               van de geluidniveaus van hoge windturbines op wetenschappelijke gronden aangepast.
               De gekozen grenswaarde van 47 dB Lden en de aanvullende grenswaarde voor de nacht van 41 dB Lnight corresponderen met de eerdere maximaal toelaatbare waarden binnen het Activiteitenbesluit
               en met de voormalige uitvoeringspraktijk bij de vergunningverlening (zie Nota van
               Toelichting bij wijziging milieuregels windturbines3).
            
Vraag 9
            
Is het juist dat Windpark Spui, thans in bezit van het Japanse Eurus, € 50.000 euro
               heeft gereserveerd voor benadeelde bewoners, terwijl er nu al minimaal 40 woningen
               in beeld zijn die moeten worden onderzocht of ze al dan niet voldoen aan het bouwbesluit
               2018? Is een bedrag van gemiddeld € 1.250,– per woning voldoende om adequate woningaanpassingen
               te realiseren?4
Antwoord 9
            
De provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor windpark Spui en ik ben niet betrokken
               bij de afspraken die er tussen de provincie Zuid-Holland en de initiatiefnemer van
               het windpark zijn gemaakt. Ik heb van provincie Zuid-Holland vernomen dat het budget
               van € 50.000 is gekoppeld aan de burenregeling uit het participatieplan en is bedoeld
               voor direct omwonenden. De inschatting was dat het zou gaan om ongeveer 15 woningen.
               Het bedrag is bedoeld voor relatief kleine extra maatregelen zoals dubbelglas en/of
               screens, of de plaatsing van een satellietschotel ter voorkoming van storingen in
               (digitale) communicatieapparatuur.
            
Ik heb van de provincie Zuid-Holland begrepen dat de uitwerking van het participatieplan
               van windpark Spui nog niet verloopt zoals afgesproken in de anterieure overeenkomst.
               Het college van gedeputeerde staten van provincie Zuid-Holland heeft de exploitant
               van het windpark hierop aangesproken.
            
Vraag 10 en 11
            
Wie/welke instantie handhaaft het recht van omwonenden op compensatie voor de door
               hen geleden schade?
            
Acht u de planschade-regeling adequaat en in verhouding tot het persoonlijk leed dat
               omwonenden binnen 10 keer de tiphoogte lijden? Kunt u dit toelichten?
            
Antwoord 10 en 11
            
Zoals ik in mijn brief van 17 december 2019 (Kamerstuk 33 612, nr. 71) heb aangegeven, kunnen mensen op individueel niveau schade ondervinden als gevolg
               van verschillende soorten ruimtelijke ingrepen, zoals een woningwaardedaling. Daarom
               bestaat er de wettelijke planschaderegeling. Dit is een instrument om tegemoet te
               komen aan schade ontstaan door ruimtelijke ontwikkelingen. In het geval dat een woningeigenaar
               in aanmerking denkt te komen voor de planschaderegeling kan de eigenaar een planschadevergoeding
               vragen bij het bevoegd gezag voor schade als gevolg van het plan. Planschade wordt
               per individueel geval beschouwd. Dit betekent dat de specifieke omstandigheden van
               de waardedaling worden meegenomen in de beoordeling. Indien de woningeigenaar zich
               niet kan vinden in de voorgestelde planschadevergoeding, kan men hiertegen beroep
               aantekenen bij de rechter.
            
De planschaderegeling is geen antwoord op de hinder die omwonenden mogelijk kunnen
               ervaren als gevolg van windturbines. Hiervoor gelden wettelijke normen, zoals de bestaande
               normen voor geluid, waaraan immer voldaan moet worden. Zoals ook in mijn antwoord
               op vraag 4 aangegeven zijn deze normen relatief streng in vergelijking met andere
               geluidsbronnen.
            
Vraag 12
            
Vindt u de suggestie om airco’s in huis aan te brengen om het geluid van de windturbines
               buiten te maskeren een adequate oplossing van geluidsoverlast door windturbines binnenshuis
               en in de slaapkamer? Kunt u dit toelichten?
            
Antwoord 12
            
Voorop staat dat aan de grenswaarde voor windturbinegeluid aan de gevel moet worden
               voldaan. Wanneer beneden deze grenswaarde hinder of slaapverstoring wordt ervaren,
               kunnen individuele oplossingen soms uitkomst bieden. Lang niet iedereen zal echter
               maskering door een toegevoegde geluidbron, zoals airconditioning, als adequate oplossing
               voor de overlast accepteren. De manier waarop mensen met hinder omgaan is erg persoonlijk.
            
Vraag 13
            
Kunt u aangeven wat bij benadering de gemiddelde kosten zijn voor adequate aanpassing
               van de woningen in verband met geluidsoverlast?
            
Antwoord 13
            
Wanneer woningen voldoen aan maximaal 47 dB op de gevel is het geluid in de woning
               in principe ook aanvaardbaar, hier gelden geen aanvullende normen voor. De kosten
               voor extra geluidisolatie zullen per woning sterk variëren en hangen onder meer af
               van het type woning, de geluidbelasting op de gevel, het gewenste binnenniveau en
               de omvang van het te isoleren dakoppervlak. Voor geluidisolatie in het kader van de
               geluidsanering windturbines worden bedragen uitgegeven van € 4.000 tot € 29.000 per
               woning, maar dit betreft dus hogere geluidbelastingen dan 47 dB en bij lagere geluidbelastingen
               zullen de bedragen lager zijn. Genoemde bedragen zijn gebaseerd op de uitvoering van
               de «Beleidsregels tegemoetkoming geluidsanering windturbines» van 2017.
            
Vraag 14 en 15
            
Vindt u niet dat mensen die nu hun huis te koop hebben gezet vanwege de overlast van
               de windturbines en aantasting van het persoonlijk leefgenot, ruimhartig zouden moeten
               worden gecompenseerd voor het door hen geleden verlies, dat naar schatting wel 10%
               bedraagt?5
Hoe gaat u bewerkstelligen dat benadeelden van Windpark Spui daadwerkelijk worden
               gecompenseerd voor hun verlies aan woongenot en waarde van hun woning?
            
Antwoord 14 en 15
            
Bij waardedaling van omliggende woningen geldt de wettelijke planschaderegeling, waarbij
               sprake is van een normaal maatschappelijk risico (zoals in eerdere beantwoording van
               vragen aangegeven, zie brief van 19 maart 2020, Aanhangsel Handelingen II 2019–2020,
               nr. 2153).
            
Ten aanzien van geluid en slagschaduw bestaan er wettelijke normen om de hinder voor
               omwonenden te beperken. Ook kunnen er op projectniveau afspraken gemaakt worden om
               te zorgen voor een eerlijke lusten- en lastenverdeling en hinder te beperken. Zoals
               eerder aangegeven ben ik geen bevoegd gezag bij windpark Spui, maar ik heb begrepen
               dat er bij windpark Spui afspraken zijn gemaakt over participatie. Het is aan het
               bevoegd gezag om er op te zien dat de afspraken uit het participatieplan door de exploitant
               worden nageleefd.
            
Vraag 16
            
Vindt u niet dat er naar aanleiding van de situatie bij Windpark Spui er meer duidelijke
               landelijke regelgeving moet komen voor compensatie van benadeelden op basis waarvan
               benadeelden makkelijker hun recht kunnen halen? Zo neen, waarom niet?
            
Antwoord 16
            
In Nederland is sprake van eenduidige regelgeving omtrent planschade. Indien iemand
               schade ondervindt als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, kan een beroep worden
               gedaan op de planschaderegeling. Dit is een wettelijk vastgesteld instrument om tegemoet
               te komen aan schade ontstaan door ruimtelijke ontwikkelingen. Wanneer iemand in aanmerking
               denkt te komen voor de planschaderegeling kan een planschadevergoeding aangevraagd
               worden bij het bevoegd gezag.
            
Vraag 17, 18 en 19
            
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat ondanks bestaande wetgeving de belangen van
               de gemeenschap het hebben afgelegd tegen de individuele financiële belangen van de
               ontwikkelaars?
            
Hoe kan een democratisch proces tot een dergelijke ongewenste uitkomst leiden?
Hoe kunnen we dit in de toekomst voorkomen?
Antwoord 17, 18 en 19
            
Windpark Spui is tot stand gekomen volgens de procedure voor een Provinciaal Inpassingsplan
               en bijbehorende omgevingsvergunning. Bij alle ruimtelijke ingrepen, dus ook bij windpark
               Spui, dienen initiatiefnemers altijd te voldoen aan wet- en regelgeving. Dit betreft
               ook wet- en regelgeving om belangen van omwonenden te borgen, zoals omtrent geluid,
               slagschaduw en veiligheid. Bij de totstandkoming van windmolenprojecten wordt getoetst
               of aan deze normen kan worden voldaan. Ik heb van de provincie Zuid-Holland vernomen
               dat er geen sprake is van overtredingen van de regels ten aanzien van geluid en slagschaduw
               (zie ook het antwoord op vraag 5, 6 en 7).
            
Zoals ik in mijn beantwoording van vragen van 11 november 2019 (Aanhangsel Handelingen II
               2019–2020, nr. 678) heb aangegeven, betekent dit niet dat er geen subjectieve overlast kan worden ervaren.
               Hier ligt een belangrijke relatie met de wijze waarop omwonenden worden betrokken
               bij een project. Indien mensen bij hebben kunnen dragen aan het ontwerp- en besluitvormingsproces,
               zal hun acceptatie van deze windmolens over het algemeen groter zijn. Het is daarom
               belangrijk om omwonenden in een vroeg stadium actief te betrekken bij plannen voor
               het realiseren van windmolenprojecten en andere (energie-)projecten en om hun wensen
               en belangen – o.a. betreffende landschap en geluid – in kaart te brengen en mee te
               nemen in de ontwikkeling van het project. Daarnaast is in het Klimaatakkoord afgesproken
               te streven naar 50% lokaal eigendom bij duurzame energieprojecten. Met dit eigendom
               kan de omgeving niet alleen financieel profiteren van het project, maar heeft de omgeving
               ook medezeggenschap over de inrichting van het project.
            
Vraag 20
            
Bent u bereid om persoonlijk te gaan kijken om uw oordeel te vellen over de gevolgen
               van de realisatie van Windpark Spui voor de lokale gemeenschap en hoe we dergelijke
               zaken voor de toekomst kunnen vermijden?
            
Antwoord 20
            
Voor dit windpark is de provincie Zuid-Holland het bevoegd gezag. De verantwoordelijke
               gedeputeerde heeft op 12 maart 2020 een bezoek gebracht aan het windpark en gesproken
               met enkele omwonenden. Ik zie daarom momenteel geen aanleiding om in dit kader een
               bezoek te brengen aan dit windpark of uitspraken te doen over het windpark Spui.
            
Vraag 21
            
Zou u, aangezien de windturbines bij Piershil/Nieuw-Beijerland zijn overgenomen door
               het Japanse Eurus, een overzicht kunnen geven van:
            
– De totale kosten van de aanleg en bouw?
– De totale kosten die de overheid (Rijk, Provincie en gemeente) hieraan heeft bijgedragen?
– De opbrengst van de verkoop?
– Het voordeel dat de verkoop heeft opgeleverd voor Rijk, Provincie en gemeente?
– Het totale bedrag dat via dit bedrijf aan subsidies (SDE, SDE+ en SDE++) verdwijnt
                     naar Japan?
                  
Antwoord 21
            
De kosten van aanleg, bouw en verkoop van de betreffende windturbines zijn niet bekend
               bij mij. De rijksoverheid is niet direct betrokken geweest bij de aanleg en bouw,
               noch bij de verkoop en heeft dus ook niet bijgedragen aan de aanleg of de bouw, noch
               heeft de verkoop het Rijk direct iets opgeleverd. Het maximale SDE-bedrag waar het
               project aanspraak op kan maken betreft € 53,7 miljoen voor de gehele subsidieperiode.
               De precieze hoogte van de reeds en in de toekomst uit te keren SDE+ aan dit specifieke
               windpark is afhankelijk van de jaarlijkse marktprijs voor elektriciteit en de energieproductie
               van het windpark en is daarom nu nog niet bekend.
            
Vraag 22, 23, 24 en 25
            
Hoeveel andere windturbineparken in Nederland zijn er inmiddels in buitenlandse handen?
Hoeveel van de door de Nederlandse samenleving opgebrachte opslag duurzame energie
               (ODE) verdwijnt hiermee als subsidie duurzame energie (SDE) naar het buitenland?
            
Als u dit niet weet, bent u dan bereid dit uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
Vindt u het een goede zaak dat subsidie opgebracht door Nederlandse belastingbetalers,
               naar het buitenland verdwijnt? Kunt u uw mening motiveren?
            
Antwoord 22, 23, 24 en 25
            
De Nederlandse energievoorziening maakt onderdeel uit van een vrije (Noordwest-)Europese
               markt. Deze markt functioneert naar behoren dankzij de concurrentie tussen bedrijven.
               Deze bedrijven hebben aandeelhouders uit verschillende landen. De subsidieregelingen
               SDE en SDE+ zijn bedoeld om de productie van hernieuwbare energie tegen de laagste
               kosten te realiseren in Nederland. Het uitsluiten van alle buitenlandse investeerders
               is niet mogelijk vanwege Europese mededingingsregels en zou daarnaast leiden tot een
               beperking van het aantal beschikbare partijen dat de benodigde projecten wil en kan
               financieren. Dit zou een slechte zaak zijn, omdat de benodigde subsidie per geproduceerde
               eenheid hernieuwbare energie dan mogelijk hoger uitvalt, met hogere overheidsuitgaven
               als gevolg.
            
De gegevens over windparken die in handen van buitenlandse aandeelhouders zijn heb
               ik alleen voor de windturbines die een SDE(+)-beschikking hebben. Van de 2.000 MW
               aan geïnstalleerde windturbines op land is naar verhouding 40% in handen van buitenlandse
               aandeelhouders (afgerond 770 MW). Voor de geïnstalleerde windturbines op zee is ongeveer
               92% van de 729 MW (669 MW) in buitenlandse handen. Daarbij is het voor mij niet mogelijk
               om onderscheid te maken tussen windparken die door buitenlandse eigenaren zijn ontwikkeld,
               versus die na verkoop over zijn gegaan in buitenlandse handen.
            
De SDE+ vangt de onrendabele top op. Daarmee zorgt de SDE+ er mede voor dat een dergelijk
               windpark gerealiseerd kan worden en dat de aanlegkosten in de loop der jaren terugbetaald
               kunnen worden. Het is dus niet zo dat er zonder tegenprestatie SDE naar het buitenland
               verdwijnt. De exacte hoeveelheid subsidie waar deze buitenlandse exploitanten aanspraak
               op kunnen maken is afhankelijk van de energieproductie en jaarlijkse elektriciteitsprijs
               en is dus niet bekend. Het maximale SDE-bedrag waar zij aanspraak op kunnen maken
               betreft circa 2,8 miljard euro voor de gehele subsidieperiode.
            
Vraag 26
            
Is het juist dat in Beieren voor windmolens de afstand tot bewoning op 10 maal de
               tiphoogte is gesteld? Wanneer is deze maatregel van kracht geworden? Wat was daarvoor
               de motivatie?6
Antwoord 26
            
Het is mij bekend dat deze maatregel enkele jaren geleden (in 2016) in Beieren van
               kracht is geworden. Naast zorgen over gezondheidseffecten lijkt de weerstand van burgers
               tegen de visuele vervuiling van het landschap een rol te hebben gespeeld.
            
Vraag 27
            
Welke norm adviseert de Franse Gezondheidsraad? Is het juist dat deze een minimale
               afstand van 1.500 meter tot bewoning adviseert? Kunt u toelichten op basis waarvan
               zij tot dit standpunt komt?7
Antwoord 27
            
Hoewel de Franse Gezondheidsraad in 2006 een minimale afstand adviseerde van 1.500 meter,
               wordt hier in een recenter rapport uit 2017 niet meer aan gerefereerd. In dit recentere
               rapport concludeert de Franse Gezondheidsraad dat windturbines geen directe fysiologische
               effecten lijken te hebben, maar wel via visuele hinder en geluidhinder de kwaliteit
               van leven kunnen beïnvloeden. Daarom wordt een aantal aanbevelingen gedaan, bedoeld
               om het draagvlak voor windenergie te vergroten en te voorkomen dat windturbines direct
               of indirect het welzijn van omwonenden aantasten. Zo wordt aangeraden om technologische
               innovatie te stimuleren om windturbines stiller te maken, systematisch te checken
               of windturbines aan akoestische eisen voldoen, de overschrijding ten opzichte van
               het achtergrondgeluidniveau te limiteren, alsmede om bewoners vooraf goed te informeren
               en te consulteren.
            
Vraag 28
            
Moeten niet ook in Nederland harde minimale afstandsnormen voor windmolens worden
               ingevoerd op basis van medisch-wetenschappelijke criteria en het voorzorgsbeginsel?
               Bent u bereid hier onderzoek naar te laten doen, recenter onderzoek mee te wegen en
               regelgeving voor te bereiden?
            
Antwoord 28
            
In de huidige regelgeving (nu opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer, na
               inwerkingtreding van de Omgevingswet in het Besluit Kwaliteit Leefomgeving) wordt
               de minimale afstand bepaald door de maximaal toelaatbare geluidbelasting, de slagschaduw
               of het plaatsgebonden risico bij een woning. Dit geeft een betrouwbaarder indicatie
               van de effecten dan een harde minimale afstandsnorm, welke op grond van beschikbare
               studies op dit moment niet is vast te stellen.
            
Vraag 29
            
Bent u ervan op de hoogte dat inmiddels wetenschappelijk onderzoek is verricht waaruit
               blijkt dat bij de mens ook de hersendelen voor het emotionele en autonome zenuwstelsel
               betrokken zijn bij het «horen» van laag frequent geluid? En dat dit de verklaring
               zou kunnen vormen voor de vele klachten van omwonenden?8Wat is uw oordeel over dit onderzoek?
            
Antwoord 29
            
Ja, ik heb kennis genomen van het onderzoek, dat is gericht op het waarnemen van infrageluid
               (frequenties beneden < 20Hz). Dit is grotendeels onhoorbaar geluid met nog lagere
               frequenties dan geluid dat gedefinieerd wordt als laagfrequent.
            
Windturbines produceren net als andere geluidbronnen een mix van «gewoon» geluid (frequenties
               hoger dan 100 Hz), laagfrequent geluid (20–100 Hz) en infrageluid. Voor infrageluid
               komen de geluidniveaus van windturbines overeen met de interne lichaamsgeluiden en
               drukverschillen op de oren tijdens bijvoorbeeld lopen. Er is geen wetenschappelijk
               bewijs dat het infra- en laagfrequente deel van windturbinegeluid voor unieke gezondheidsproblemen
               zorgt.9
Vraag 30
            
Wilt u alsnog overwegen of er niet ook een norm voor laag frequent geluid ín de woning
               moet komen, zoals in Denemarken al sinds 2012 wettelijk is geregeld nadat omwonenden
               betere bescherming nodig bleken te hebben dan alleen met de reguliere geluidsnormen
               tegen de buitengevel kan worden bereikt?10
Antwoord 30
            
De Nederlandse normen voor windturbinegeluid beslaan het hele geluidsspectrum, dus
               ook laagfrequent geluid. De Nederlandse normen voor windturbinegeluid blijken in de
               praktijk ongeveer even streng als de Deense norm voor laagfrequent geluid en bieden
               daarmee een vergelijkbare bescherming.11
Het Expertisenetwerk Windenergie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
               (RIVM) brengt de nieuwste stand van kennis in kaart op het gebied van gezondheidseffecten
               van windturbines. Het is niet aangetoond dat specifiek laagfrequent geluid en infrageluid
               van windturbines gezondheidsproblemen veroorzaken. Daarnaast heeft het Ministerie
               van Infrastructuur en Waterstaat, in samenwerking met de Ministeries van Economische
               Zaken en Klimaat, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Volksgezondheid, Welzijn
               en Sport, het RIVM gevraagd om de bestaande kennis omtrent laagfrequent geluid in
               het algemeen beter toegankelijk te maken en te bezien of er verder onderzoek op dit
               gebied nodig is. In de zomer van 2020 wordt een onderzoeksagenda over laagfrequent
               geluid verwacht. Die onderzoeksagenda wordt in het najaar uitgewerkt tot een onderzoeksprogramma. De nieuwe informatie
               van het RIVM over laagfrequent geluid wordt afgewacht alvorens een beslissing te nemen
               over verdere beleidsontwikkeling op dit gebied.
            
Vraag 31
            
Is er bekend hoeveel omwonenden in Nederland hebben moeten verhuizen vanwege de overlast
               die zij ervaren van windturbines? Zou hiervoor niet een landelijk meldpunt moeten
               worden ingesteld om inzicht te krijgen in de grootte van dit probleem?
            
Antwoord 31
            
Er is geen overzicht van omwonenden die door de komst van windturbines hebben besloten
               te verhuizen. Ik zie ook geen aanleiding om een landelijk meldpunt in te stellen.
               Alle ruimtelijke ingrepen – ook een vliegveld, snelweg of een treinspoor – kunnen
               een effect hebben op de directe leefomgeving van omwonenden en aanleiding zijn voor
               een verhuizing.
            
Vraag 32
            
Bent u bereid op basis van het voorzorgsprincipe alle projecten in voorbereiding waarbij
               de afstand tot woonkernen minder dan 1 kilometer bedraagt, stil te leggen totdat goed
               onderzoek is gedaan naar de effecten op de gezondheid van windturbines?
            
Antwoord 32
            
In het wetenschappelijk onderzoek dat tot nu toe is gedaan zijn geen duidelijke aanwijzingen
               gevonden voor een direct verband met gezondheidseffecten, anders dan hinder en mogelijk
               slaapverstoring. Ook een relatief recent grootschalig Canadees onderzoek (2016) heeft
               geen rechtstreekse relaties aangetoond tussen de mate van windturbinegeluid waaraan
               mensen zijn blootgesteld en gerapporteerde of gemeten negatieve gezondheidseffecten.
               Indirect kan hinder, via stress of bezorgdheid, overigens wel somatische klachten
               tot gevolg hebben. Aangezien de huidige normering al is gericht op het beperken van
               hinder en slaapverstoring, zie ik geen aanleiding om projecten in voorbereiding uit
               voorzorg stil te leggen.
            
Vraag 33
            
Is het juist dat kinderen als een kwetsbare groep moeten worden beschouwd om gezondheidsschade
               op te lopen door windturbines? Welke onderzoeken naar het effect van windmolens op
               kinderen zijn u bekend? Wat was de uitkomst van die onderzoeken?
            
Antwoord 33
            
In het algemeen worden kinderen, vanwege de fase van ontwikkeling, beschouwd als een
               mogelijk kwetsbare groep voor omgevingseffecten, waaronder geluid. Kinderen lijken
               echter niet gevoeliger voor het ervaren van geluidhinder dan volwassenen.12 Er bestaan geen studies naar de effecten van windturbinegeluid specifiek op kinderen.
            
Vraag 34
            
Is u bekend dat op minimaal twee plaatsen in Nederland windturbines zijn/worden geplaatst
               op respectievelijk 600 en 800 meter van een basisschool?13
Antwoord 34
            
Ja.
Vraag 35
            
Bent u bereid om op korte termijn onderzoeksgelden beschikbaar te stellen voor biomedisch
               onderzoek bij deze kinderen? Zo neen, waarom niet?
            
Antwoord 35
            
Ik zie daar vooralsnog geen aanleiding toe. Opzetten van biomedisch onderzoek vergt
               een duidelijke vraagstelling en deze lijkt niet te volgen uit uitkomsten van voorgaand
               onderzoek. Het Expertisenetwerk Windenergie brengt het komende jaar in kaart welke
               kennis over gezondheid en windturbines een toegevoegde waarde zou hebben ten opzichte
               van de al bestaande kennis (over bijvoorbeeld geluid). Daarnaast wordt bekeken welke
               soorten van gezondheidsmonitoring relevant en haalbaar zouden zijn (omvang, tijd en
               kosten meewegend) in relatie tot windturbines, om (lokale) overheden te ondersteunen
               in de keuze voor (opdrachten in) vervolgonderzoek.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat - 
              
                  Mede namens
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.