Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ploumen over de aanhoudende intimidatie van vrouwen buiten abortusklinieken
Vragen van het lid Ploumen (PvdA) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en Veiligheid over de aanhoudende intimidatie van vrouwen buiten abortusklinieken (ingezonden 12 maart 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en Veiligheid
(ontvangen 12 mei 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr.
2347.
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat ondanks eerdere debatten, toezeggingen en moties over
het onderwerp, de intimidatie van vrouwen buiten abortusklinieken onverminderd doorgaat?1
Antwoord 1
Ik heb kennisgenomen van het artikel.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het intimideren van vrouwen voor een abortuskliniek moreel verwerpelijk
gedrag is dat per direct moet stoppen? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om dit te
bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Zoals ik in mijn eerdere commissiebrief en antwoorden op Kamervragen over dit onderwerp
heb aangegeven vind ik het onwenselijk als vrouwen die op het punt staan een abortuskliniek
te bezoeken hinder ondervinden door demonstranten.2, 3 Vrouwen moeten in alle vrijheid een zwangerschapsafbreking kunnen overwegen.
Het recht om te demonstreren is vastgelegd in de Grondwet. Dat daarbij onwelgevallige
of soms zelfs choquerende meningen aan de orde kunnen zijn, is op zichzelf genomen
geen reden om het demonstratierecht te beperken. Ik kan me echter goed voorstellen
dat bepaalde meningen, op een voor een vrouw toch vaak al moeilijk moment in haar
leven, op zijn minst intimiderend voelen. Zie verder het antwoord op de vragen 3,
4, 8 en 9.
Vraag 3
Kunt u een uitgebreid overzicht geven van de concrete stappen die u heeft gezet sinds
het eerste debat over deze kwestie in juni 2019?4 Kunt u daarbij toelichten welke resultaten uw aanpak heeft gehad? Hoe verhouden deze
resultaten zich tot de voortdurende intimidaties die gesignaleerd worden door de abortusklinieken?
Antwoord 3
Voor het debat heb ik overleggen gehad met de abortusklinieken en met de gemeenten
en heb ik tevens de organisaties Schreeuw om Leven en Stirezo gesproken, waarbij de
grootste groep van demonstranten is aangesloten. Naar aanleiding van het debat over
de demonstraties bij abortusklinieken op 11 juni 2019 zijn verschillende moties aangenomen.
De motie van het lid Dijkstra riep op tot het periodiek informeren van uw Kamer over
de ontwikkelingen rondom intimidaties van vrouwen bij abortusklinieken.5 Daarover heb ik u eind 2019 geïnformeerd6 en dat zal ik ook jaarlijks in de voortgangsrapportage medische ethiek doen. In dezelfde
brief heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van de motie van de leden Dijkstra
en Tellegen om in overleg met abortusklinieken te bezien hoe de aangiftebereidheid
van vrouwen kan worden vergroot7 en de motie van het lid Van den Berg die opriep tot het in gesprek blijven met gemeenten
over adequate maatregelen8.
De goede contacten die hierdoor zijn ontstaan tussen de gemeenten onderling en met
de abortusklinieken maken het mogelijk om elkaar snel te vinden en adequaat informatie
uit te wisselen over elkaars behoeftes, mogelijkheden, ervaringen en goede voorbeelden.
Gemeenten gaven aan dat zij over genoeg bevoegdheden beschikken om de demonstraties
in goede banen te leiden. Ik blijf hierover op regelmatige basis in gesprek met gemeenten
en abortusklinieken. Naar aanleiding van de recente berichtgeving heb ik bij de genoemde
abortusklinieken en gemeenten wederom geïnventariseerd wat ik vanuit het ministerie
kon betekenen. Wat ik kon doen betrof enkel het met elkaar in contact brengen van
enkele betrokkenen.
Vraag 3, 4
Deelt u tevens de mening dat het onaanvaardbaar is dat de groepering «Schreeuw om
Leven» in Rotterdam een nepambulance parkeert bij de abortuskliniek met de tekst «abortus
is babymoord» en daarnaast ook nog onjuiste informatie verspreidt? Zo ja, waarom?
Welke bestuurlijke dan wel juridische mogelijkheden bestaan er om hiertegen op te
treden? Zo nee, waarom niet? Zou volgens u wetgeving zoals in Frankrijk bestaat, waarbij
misleidende informatie wordt verboden, een optie zijn om dergelijke acties te verbieden?
Hebben burgemeesters voldoende handvatten om tegen deze praktijken op te treden? Zo
ja, kunt u dan uitleggen waarom enkele burgemeesters aangeven niet de juiste handvatten
te hebben? Zo nee, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat zij die handvatten wel
krijgen?
Antwoord 3, 4
In mijn eerdere commissiebrief en beantwoording van Kamervragen gaf ik al aan dat
het op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) primair aan gemeenten (de burgemeester)
is om demonstraties bij abortusklinieken in goede banen te leiden. Tot dusverre hebben
gemeenten waar abortusklinieken zijn gevestigd steeds aangegeven dat zij over genoeg
bevoegdheden beschikken om de demonstraties in goede banen te leiden.
Omdat de vrijheid van demonstreren en de vrijheid van meningsuiting fundamentele grondrechten
zijn, is het uitgangspunt dat de burgemeester zich zoveel mogelijk moet inspannen
om demonstraties te faciliteren en te beschermen. Daarbij geldt dat ook meningsuitingen
die choqueren of als storend worden ervaren bescherming verdienen. Volgens de Grondwet
heeft in Nederland niemand voorafgaand toestemming nodig om gedachten en gevoelens
te openbaren, dat zou neerkomen op censuur. De burgemeester kan daarom geen beperkingen
opleggen vanwege de (onjuiste) inhoud van een demonstratie of een meningsuiting. Wel
kan hij op grond van de Wom om andere redenen voorschriften en beperkingen stellen,
aanwijzingen geven of in het uiterste geval een demonstratie verbieden of beëindigen.
In de beantwoording van eerdere Kamervragen ben ik hier uitvoeriger op ingegaan.9 Het recht om te demonstreren en om je mening te uiten is niet onbegrensd. Bij strafbare
gedragingen of uitingen, zoals intimidatie, kan worden ingegrepen. Iedereen die kennis
heeft van een (vermeend) strafbaar feit kan aangifte doen bij de politie.
De politie, het OM en uiteindelijk de strafrechter zullen van geval tot geval moeten
beoordelen of een concrete gedraging strafbaar is.
Ik heb vanuit de gemeenten geen signalen ontvangen dat zij, met inachtneming van het
respect voor de hiervoor geschetst grondrechten, niet genoeg mogelijkheden hebben
om demonstraties bij abortusklinieken in goede banen te leiden. Zie verder het antwoord
op de vragen 8 en 9.
Vraag 5
Hebben burgemeesters voldoende handvatten om tegen deze praktijken op te treden? Zo
ja, kunt u dan uitleggen waarom enkele burgemeesters aangeven niet de juiste handvatten
te hebben? Zo nee, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat zij die handvatten wel
krijgen?
Antwoord 5
Uit de wetsgeschiedenis van de Wom volgt dat het criterium «bescherming van de gezondheid»
restrictief moet worden uitgelegd. In de memorie van toelichting is de bestrijding
van een epidemie als voorbeeld genoemd. Gelet hierop zie ik in algemene zin geen aanknopingspunten
om aan te nemen dat hieronder ook de mogelijke effecten voor de psychische gezondheid
van vrouwen kunnen vallen die te maken (kunnen) krijgen met demonstranten bij een
bezoek aan een abortuskliniek. Zou een burgemeester met dat doel een beperking opleggen,
dan is het uiteindelijk aan de bestuursrechter om daar – in een concreet geval – een
oordeel over te geven, indien een demonstrant daartegen opkomt.
Vraag 6
Deelt u de mening dat bovenstaande praktijken de psychische gezondheid van de desbetreffende
vrouwen kan schaden en dat daarom artikel 2 van de Wet openbare manifestaties van
toepassing kan zijn op grond waarvan beperkingen aan het recht tot belijden van godsdienst
of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, kunnen worden opgelegd
«ter bescherming van de gezondheid»? Zo ja, welke beperkingen zijn mogelijk? Kan daartoe
ook het aanleggen van een bufferzone behoren? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Antwoord 6
Bij de uitoefening van het demonstratierecht kan sprake zijn van hinder. Indien abortusklinieken
van mening zijn dat zij onevenredige schade oplopen door de demonstranten, kunnen
zij ervoor kiezen om een civiele procedure op te starten. Het is vervolgens aan de
burgerlijke rechter om daarover een oordeel te vellen.
Vraag 7
Acht u het mogelijk dat abortusklinieken vanwege de genoemde praktijken onevenredige
schade oplopen, bijvoorbeeld vanwege extra kosten voor beveiliging of voor begeleiding
en nazorg van vrouwen? Zo ja, in hoeverre zou dit in een civiele procedure op de demonstranten
kunnen worden verhaald? Zo nee, waarom acht u dit niet mogelijk?
Antwoord 7
Voor een demonstratie acht ik een dergelijk gebiedsverbod niet mogelijk. Op vragen
over het groepsverbod van artikel 172a Gemeentewet heeft de regering bij de totstandbrenging
van dit artikel geantwoord dat het recht tot betoging een grondrecht is, dat niet
kan worden beperkt door een dergelijk, door de burgemeester opgelegd verbod. Het reguleren
van een demonstratie kan uitsluitend op grond van de Wom.10
Vraag 8
Acht u de inzet van een gebiedsverbod op grond van artikel 172a Gemeentewet mogelijk
om dit soort praktijken te voorkomen?
Antwoord 8
Demonstreren is het (grond)recht om met meerdere mensen in het openbaar uiting te
geven aan gevoelens of wensen op maatschappelijk en politiek gebied. Zoals eerder
aangegeven krijgen meningsuitingen die choqueren of als storend worden ervaren ook
bescherming.
Het recht om te demonstreren en om je mening te uiten is echter niet onbegrensd. Uitingen
kunnen onder bepaalde omstandigheden strafbaar zijn, bijvoorbeeld wanneer zij beledigend
zijn (artikel 266 Sr), opruiend zijn (artikel 131 Sr) of wanneer ze aanzetten tot
haat, discriminatie of geweld tegen bepaalde groepen. Of er sprake is van strafbare
gedragingen of uitingen is afhankelijk van de aard van de uitingen en gedragingen
en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. Van strafbaarheid op grond van «belediging»
(artikel 266 Sr) kan slechts sprake zijn als de uiting een bepaalde persoon betreft.
Voor strafbaarheid op grond van opruiing (artikel 131 Sr) is onder meer vereist dat
degene die de uiting doet de opzet heeft om anderen aan te zetten tot strafbare feiten.
Voor strafbaarheid wegens aanzetten tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden
is vereist dat het gaat om een uiting die een bepaalde groep betreft, vanwege de kenmerken
van die groep, die bij wet bepaald zijn. Zowel bij belediging als bij het aanzetten
tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden, speelt bovendien dat de uiting dient
te worden afgewogen tegen het recht op de vrijheid van meningsuiting. In voorkomende
gevallen verdient een uiting bescherming vanwege het recht op de vrijheid van meningsuiting.
Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de uiting een bijdrage aan het publieke debat
levert (bijvoorbeeld een deelname aan een maatschappelijke discussie). Dergelijke
uitingen zijn in beginsel niet strafbaar, tenzij ze «onnodig grievend» zijn. De politie,
het OM en uiteindelijk de strafrechter zullen echter van geval tot geval moeten beoordelen
of een concrete gedraging strafbaar is. Als Minister ga ik hier niet over.
Vraag 9
Kunnen leuzen zoals «abortus is (baby) moord» onder omstandigheden strafbaar zijn?
Zo ja, op grond van welke wetsartikelen? Kan er bijvoorbeeld sprake zijn van aanzetten
tot haat zoals bedoeld in artikel 137d Wetboek van Strafrecht? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Zoals aangegeven in de antwoorden op de overige gestelde vragen biedt de Wom de burgemeester
verschillende mogelijkheden om te voorkomen dat de activiteiten van abortusklinieken
en hun bezoekers worden belemmerd in het uitoefenen van hun rechten. Zo zijn er gemeenten
waar een plek voor de demonstratie is aangewezen. Dit kan op grond van de plaatselijke
omstandigheden een geschikte en juridisch aanvaardbare manier zijn om recht te doen
aan enerzijds de vrijheid om te demonstreren en anderzijds de vrijelijke toegang voor
vrouwen tot abortuszorg. Het strafrecht biedt mogelijkheden om tegen eventuele uitwassen
op te treden. Gelet hierop, evenals op het recht op de vrijheid van meningsuiting
en het recht tot vergadering en betoging, zie ik dan ook geen aanleiding om de wet-
en regelgeving te wijzigen.
Vraag 10
Welke wijzigingen in wet- of regelgeving zouden nodig zijn om het aanspreken van vrouwen
voor een abortuskliniek, met de boodschap dat abortus moord is en het tonen van afbeeldingen
van foetussen, wel strafbaar te kunnen stellen?
Antwoord 10
Een dergelijk overzicht is mij niet bekend. Wel wordt opgemerkt dat het demonstratierecht
en de vrijheid van meningsuiting niet alleen nationaal, maar ook internationaal stevig
zijn verankerd, zoals in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de
Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Handvest van de grondrechten van de
Europese Unie. Andere (ons omringende) landen, waaronder de landen van de Raad van
Europa, zijn daarmee ook internationaalrechtelijk gebonden aan de vergaande bescherming
die het demonstratierecht en het recht op vrije meningsuiting genieten. Daaruit vloeit
onder meer voort dat de overheid haar best moet doen een protest toe te staan daar
waar de doelgroep die kan horen en zien. Deze bescherming geldt ook voor protesten
of betogingen waarbij beledigende, verwerpelijke of zelfs choquerende uitingen worden
gedaan. Voor het overige geldt dat andere landen binnen de bandbreedte van het internationale
recht de vrijheid hebben eigen keuzes maken die aansluiten bij hun eigen rechtscultuur.
Die keuzes zijn soms (sterk) historisch bepaald. Nederland heeft ervoor gekozen om
zoveel mogelijk bescherming te bieden aan demonstraties.
Vraag 11
Kunt u een overzicht geven van regelgeving in andere landen waarbij dit soort activiteiten
worden verboden, dan wel het recht op demonstratie wordt beperkt?
Antwoord 11
In de Nederlandse abortuswetgeving is gekozen voor een balans tussen de beschermwaardigheid
van het leven en het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw. Dat betekent dat ook dat
vrouwen in alle vrijheid een zwangerschapsafbreking moeten kunnen overwegen en toegang
moeten hebben tot abortuszorg. Ik sta daarvoor en meen dat de abortuszorg momenteel
voldoende toegankelijk is.
Gemeenten hebben aangeven dat zij over genoeg bevoegdheden beschikken om de demonstraties
in goede banen te leiden. Daarom zie ik geen noodzakelijke actie, anders dan het landelijk
delen van informatie, zoals dit nu al plaatsvindt. Ik zal in gesprek blijven met gemeenten
en abortusklinieken en uw Kamer jaarlijks informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.