Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Gerven over het bericht ‘Ministerie hield zorgen over Omgevingswet achter’
Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Minister voor Milieu en Wonen over het bericht «Ministerie hield zorgen over Omgevingswet achter» (ingezonden 2 april 2020).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
11 mei 2020).
Vraag 1, 2, 3 en 4
Wat is uw reactie op het bericht dat het Ministerie van BZK een ambtelijke noodkreet
over het niet goed werken van de Omgevingswet bij invoering in januari 2021 en de
te verwachten chaos en versnippering in de besluitvorming heeft achtergehouden?1
Klopt het dat een ambtelijke noodkreet niet is gedeeld met de Eerste Kamer bij de
behandeling van de Omgevingswet in februari?
Wat was daarvan de reden?
Bent u bereid deze inventarisatie van de problemen openbaar te maken?
Antwoord 1, 2, 3 en 4
Het NRC-artikel refereert aan een Quick scan waarin de werkzaamheden van en samenwerking
tussen verschillende onderdelen van mijn ministerie bij het ontwikkelen van de technische
standaard voor het publiceren van omgevingswetdocumenten (STOP-TPOD standaard) worden
geanalyseerd.
In mijn voortgangsbrief van november 2019 is al beschreven dat het streven was om
voor deze zomer van 2020 definitief met uw kamer te bepalen of inwerkingtreding per
1 januari 2021 haalbaar was.3
Zoals vermeld in die voortgangsbrief lag er voor de ontwikkeling van de STOP-TPOD
standaard en de aanpassing van software door lokale overheden eind vorig jaar al een
stevige uitdaging. De planning werd haalbaar geschat maar was niet ruim bemeten. De
rek was er eind vorig jaar al uit. Dit vormde mede de aanleiding om een Quick Scan
te initiëren om de samenwerking tussen onderdelen die aan de STOP-TPOD standaard werken
te verbeteren. De acties die naar aanleiding van deze Quick Scan genomen zijn gaven
het vertrouwen dat 1 januari 2021 in beeld bleef.
In de diverse debatten in januari over de Invoeringswet en de aanvullingswetgeving
in februari heb ik steeds benadrukt dat die debatten over de wetgeving die voorlag
gingen en dat we aparte te spreken kwamen over de inwerkingtredingsdatum. Wat die
datum zou worden, zou voor de zomer aan de hand van de voortgang van de implementatie
worden bepaald.
Ik ben niet bereid de Quick scan met uw Kamer te delen. Ik sluit aan bij de kabinetsbrede
lijn rondom het openbaar maken van documenten naar aanleiding van de moties Omtzigt.
Het kabinet heeft de aangenomen moties – Omtzigt met betrekking tot artikel 68 Grondwet
nog in beraad, in afwachting van het advies van de Raad van State over de ministeriële
verantwoordelijkheid. Na publicatie van dit advies zendt het kabinet uw Kamer een
nadere kabinetsreactie.
Het gaat hier om een Quick scan waarin de werkzaamheden van en samenwerking tussen
verschillende onderdelen van mijn ministerie bij het ontwikkelen van de technische
standaard voor het publiceren van omgevingswetdocumenten (STOP-TPOD standaard) worden
geanalyseerd. De STOP-TPOD standaard is een belangrijke bouwsteen voor het digitale
stelsel. Deze Quick Scan is in opdracht van mijn ministerie uitgevoerd, omdat er eerder
vertragingen in de oplevering van deze standaard waren geconstateerd, waarover ik
beide Kamers ook heb geïnformeerd.
De Quick scan had tot doel om alle aspecten – inhoud en proces – van het werken aan
de STOP-TPOD standaard onder de loep te nemen. Dit om te voorkomen dat er verdere
vertraging bij de oplevering van de standaard zou ontstaan door een herhaling van
eerdere problemen.
De Quick scan is vervolgens met betrokkenen gedeeld en gebruikt om binnen de interne
werkprocessen tot noodzakelijke verbetering te komen.
Ik ben wel graag bereid u te beschrijven welke conclusies en aanbevelingen de scan
bevat en hoe ik daarmee ben omgegaan. Het ging dus om de analyse op het ontwikkelen
van de publicatie STOP-TPOD standaard en de Landelijke voorziening voor bekend maken
en beschikbaar stellen van documenten (LVBB). Deze twee voorzieningen worden gebruikt
door het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) en zijn van belang voor de werking van
dat stelsel.
In de Quick scan werd geconcludeerd dat:
• Als de bestaande planningen van het programma, de ontwikkelpartners en de bevoegde
gezagen en de leveranciers naast elkaar werden gelegd, inwerkingtreding per 1 januari
2021 niet haalbaar zou zijn. De auteur van de Quick scan kwam tot een inschatting
dat bij continuering van de werkwijze van dat moment die gehanteerd werd voor de STOP-TPOD
standaard en de LVBB de inwerkingtreding van de Omgevingswet pas op 2023 mogelijk
zou zijn.
• Het ontbrak aan een gedeeld totaal overzicht.
• Het eigenaarschap van de problematiek in de keten was versnipperd en de complexiteit
was groot.
• Het parallel ontwikkelen van de software en standaarden met de wetgeving had ertoe
geleid dat substantiële wijzigingen in de standaard en software nodig zijn geweest.
• Er was spanning tussen de verschillende onderdelen van BZK die aan deze producten
werken.
• De verschillende rollen en verantwoordelijkheden van het onderdeel van BZK dat werkt
aan de LVBB en STOP-TPOD standaard waren onvoldoende helder belegd.
• Het beheer van de LVBB en STOP-TPOD standaard was nog niet belegd.
In de Quick scan werden de volgende aanbevelingen gedaan:
• Onderzoek het (tijdelijk) continueren in de Omgevingswet van de bestaande uitzondering
op de Bekendmakingswet.
• Onderzoek mogelijke complexiteitsreducties van de STOP-TPOD standaard en de LVBB.
• Werk vanuit hetzelfde gedachtenkader en verbeter de onderlinge verhoudingen.
• Kom tot een samenhangende roadmap met de belangrijkste stakeholders.
De aanbevolen inhoudelijke vereenvoudiging is bereikt door complexiteit van ontwerpeisen
op het gebied van mutaties, geografische informatieobjecten, synchroniciteit en validaties
te beperken tot datgene wat strikt noodzakelijk is om de Omgevingswet inwerking te
kunnen laten treden en de realisatie ervan te faseren. Het door de auteur aanbevolen
in stand houden van de uitzonderingspositie in de Bekendmakingswet is onderzocht en
niet overgenomen. Deze aanbeveling zou in dit stadium de haalbaarheid van de planning
eerder bemoeilijken dan versnellen en daarnaast een aantal voordelen van het DSO ten
opzichte van het huidige situatie te niet doen.
De aanbevelingen uit de Quick scan om de samenwerking en werkprocessen te verbeteren
zijn ook ter harte genomen. Medio januari 2020 zijn er betere afspraken gemaakt over
de samenwerking tussen de verschillende onderdelen binnen mijn ministerie en relevante
externe partners. Deze samenwerkingsafspraken hebben geleid tot een gedeeld eindbeeld
van het bij inwerkintreding op te leveren resultaat in de planketen, een aangescherpte
verdeling van de verantwoordelijkheden en procesafspraken om tot effectievere ketensamenwerking
te komen. Dit heeft ook zijn weerslag gekregen in een gezamenlijke en samenhangende
roadmap. Ook zijn inmiddels de noodzakelijke stappen gezet om het beheer van het LVBB
en de STOP-TPOD standaard binnen mijn ministerie structureel te beleggen.
De verbeterde samenwerking heeft er onder meer in geresulteerd dat de STOP-TPOD standaard
1.0 op 3 april 2020 is opgeleverd en gepubliceerd. Het is nu van belang dat de leveranciers
en de bevoegde gezagen op basis van deze standaard aan de gang kunnen met ontwikkeling
van de lokale software van de planketen. De stappen die sinds januari zijn gezet om
de planketen te stabiliseren, zijn betrokken bij de Gateway review, waarvan de resultaten4 op 1 april jongstleden met uw Kamer zijn gedeeld.
Vraag 5
Wat vindt u van de mening van softwareleveranciers dat een fatsoenlijke invoering
van de Omgevingswet in 2021 onhaalbaar is?
Antwoord 5
De softwareleveranciers zijn partners in het bouwen van het DSO, dat immers uit lokale
plan-, vergunningen- en regelsoftware bestaat en een centrale motor, het DSO-landelijke
voorziening.
Kortheidshalve wordt verwezen naar de brief van 1 april 20205, waarin uiteen is gezet dat de mening van softwareleveranciers betrokken is in de
overweging om tot uitstel over te gaan.
Het is hierbij van belang zowel recht te doen aan het vele werk dat al is verricht.
De partijen die al ver gevorderd zijn, moeten in staat worden gesteld aan de slag
te gaan en tevens moeten partijen die achterop zijn geraakt gelegenheid krijgen om
achterstanden in te lopen. In overleg met de bestuurlijke partners wordt bekeken wat
hierin haalbaar is en wat de situatie en behoefte per keten is.
Niet alle bevoegde overheden hoeven immers op alle ketens van het DSO aan te sluiten.
Zo zullen omgevingsdiensten bijvoorbeeld vanwege de aard van hun werk vaak kunnen
volstaan met een aansluiting op de vergunningenketen.
Bovendien hebben niet alle bevoegde overheden dezelfde planning. Provincies zullen
bijvoorbeeld al voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet hun omgevingsverordeningen
bekend maken. Zij moeten dus eerder succesvol zijn aangesloten op de publicatieketen
dan gemeenten en waterschappen. Dit komt doordat voor het omgevingsplan en de waterschapsverordening
overgangsrecht van toepassing is. Daar komt bij dat overheden voor de verschillende
ketens van het DSO (bekend maken van omgevingswetbesluiten, ontvangen van vergunningaanvragen
en meldingen en het maken en uploaden van vragenbomen) door verschillende softwareleveranciers
worden bijgestaan, die ieder ook hun eigen planning hanteren. Dit alles maakt een
«gedifferentieerde aanpak» noodzakelijk, die is toegesneden op de behoeften van bevoegde
overheden en softwareleveranciers.
Vraag 6
Bent u de bereid de invoering van de Omgevingswet uit te stellen totdat alle problemen
rondom de invoering van de Omgevingswet zijn opgelost? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 6
Op 1 april jongstleden is aangekondigd dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet
zal worden uitgesteld. De inzet is om samen met bestuurlijke partners in de tweede
helft van mei met een voorstel voor een nieuwe datum voor inwerkingtreding te komen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.