Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen inzake het bericht ‘ruziënde Russen kosten Nederlandse rechtspraak miljoenen
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht «Ruziënde Russen kosten Nederlandse rechtspraak miljoenen» (ingezonden 24 maart 2020).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 7 mei 2020). Zie ook Aanhangsel
handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2455.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel en de uitzending van Argos «Ruziënde Russen kosten Nederlandse
rechtspraak miljoenen»?1, 2 Wat is uw reactie hierop?
Antwoord 1
Ja, ik ben be
kend met het artikel en de uitzending. Ik herken mij niet in het geschetste beeld
dat de Nederlandse regering «de rechterlijke macht inzet om brievenbusfirma’s naar
Nederland te krijgen.» Of een internationale civiele zaak voor de Nederlandse rechter
kan worden gebracht, wordt bepaald door de internationaal privaatrechtelijke regels
voor rechterlijke bevoegdheid. Deze regels zijn voor het grootste deel neergelegd
in verdragen en EU-verordeningen. Voor civiele handelszaken zijn de verordening (EU)
1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging
van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna Brussel I bis) en het Haags
Forumkeuzeverdrag uit 2005 van groot belang. De regels inzake rechterlijke bevoegdheid
zoals neergelegd in artikel 1 tot en met 9 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
zijn slechts relevant indien er geen verdrag of verordening van toepassing is.
De hoofdregel in het internationale bevoegdheidsrecht is dat een zaak kan worden aangespannen
in het land waar de gedaagde partij is gevestigd. Als een buitenlandse partij een
vordering wil instellen tegen een bedrijf dat in Nederland is gevestigd, is de Nederlandse
rechter bevoegd. Daarnaast zijn er bijzondere bevoegdheidsgronden. Zo is bijvoorbeeld
de rechter in de lidstaat waar een overeenkomst ten uitvoer moet worden gelegd eveneens
bevoegd. Partijen kunnen de Nederlandse rechter ook bevoegd maken voor de beslechting
van hun geschillen via een forumkeuze, dat wil zeggen een uitdrukkelijke keuze om
hun geschil voor te leggen aan de Nederlandse rechter. Het hebben van een band met
Nederland is geen voorwaarde voor een rechtsgeldige forumkeuze voor de Nederlandse
rechter. In de praktijk kiezen partijen echter vaak voor een rechter in een land waarmee
een of beide partijen wel degelijk bekend is en waarvan de rechterlijke beslissing
ten uitvoer gelegd kan worden. Een forumkeuze voor de Nederlandse rechter door partijen
die op geen enkele wijze een band hebben met Nederland (of de EU), is dan niet aantrekkelijk.
Ten slotte zijn er exclusieve bevoegdheidsregels, bijvoorbeeld voor de beoordeling
van de geldigheid van octrooien en andere IE-rechten die aan registratie onderhevig
zijn. Daarover kan uitsluitend worden geprocedeerd bij de rechter van de plaats waar
een merk of octrooi geregistreerd is. De casus die centraal staat in de uitzending
ziet (onder meer) op een geschil over de registratie van een Beneluxmerk. Bij dergelijke
geschillen is slechts de rechter van het land waar de registratie wordt gehouden bevoegd
omdat het niet past om een andere rechter te laten oordelen over de geldigheid van
de registratie. Alleen de rechter in de Benelux kan dus oordelen over een registratie
in een Beneluxregister.
Vraag 2
Klopt het dat het beleid is dat de Nederlandse rechterlijke macht wordt ingezet om
brievenbusfirma’s naar Nederland te lokken? Klopt het dat er jaarlijks duizend tot
tweeduizend zaken zijn die vrijwel niets met Nederland te maken hebben? Als u dit
niet kunt nagaan, lijkt u dit een redelijke schatting? Wat vindt u daarvan?
Antwoord 2
Er is geen sprake van beleid of inzet van de rechterlijke macht om zogeheten brievenbusfirma’s
naar Nederland te lokken. De rechterlijke macht in Nederland is onafhankelijk en opereert
vrij van beleidsmatige invloed van de andere staatsmachten. Zoals in het antwoord
op vraag 1 gemeld wordt de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is in een internationale
zaak, in veel gevallen beantwoord aan de hand van verordeningen en verdragen. De rechter
is wettelijk gehouden om, indien aan deze en aan alle overige wettelijke voorwaarden
voor het aanbrengen van een zaak is voldaan, een aan hem of haar voorgelegde zaak
in behandeling te nemen en daarin uitspraak te doen.
Uit cijfers van de Raad voor de rechtspraak volgt dat er jaarlijks zo’n tweeduizend
civiele handelszaken (niet-kantonzaken) worden gevoerd waarbij ofwel de eiser, ofwel
de gedaagde een buitenlands bedrijf is. Er wordt van Nederlandse bedrijven niet bijgehouden
of dit een zogeheten brievenbusonderneming is, laat staan dat de nationaliteit van
bestuurders van Nederlandse gevestigde bedrijven wordt geregistreerd. Ik kan dan ook
niet zeggen of het door Investico genoemde aantal zaken een realistische schatting
is. Voorts wijs ik er op dat er ook in zaken waarbij zowel de eiser als de gedaagde
buiten Nederland gevestigd zijn, er wel degelijk een Nederlands belang gemoeid kan
zijn met de geschilbeslechting, bijvoorbeeld wanneer het geschil ziet op in Nederland
gelegen onroerende zaken.
Vraag 3
Klopt het dat deze zaken vaak aangespannen worden door bedrijven die hier alleen met
een brievenbus zijn gevestigd? Wat vindt u daarvan?
Antwoord 3
Zoals in het antwoord op vraag 2 gemeld zijn er geen cijfers beschikbaar waaruit blijkt
in hoeveel handelszaken zogeheten brievenbusfirma’s betrokken zijn. Omdat een hoofdregel
van internationaal bevoegdheidsrecht is dat gedaagden worden gedagvaard in het land
waar zij zijn gevestigd, ligt het niet voor de hand dat in Nederland gevestigde (brievenbus)bedrijven
vaak als eiser in Nederlandse procedures optreden. Men zou eerder verwachten dat het
gaat om tegen deze bedrijven aangespannen zaken. Als partijen samen een forumkeuze
voor de Nederlandse rechter hebben gedaan, kan dit anders liggen. Ongeacht de aard
of rechtsvorm van partijen vind ik het bovenal van belang dat de rechter toegankelijk
is voor alle rechtzoekenden.
Vraag 4
Klopt het dat de kosten voor deze rechtspraak van brievenbusfirma’s jaarlijks 33 tot
66 miljoen euro kosten? Als u dit niet precies kunt nagaan, lijkt u dit een redelijke
schatting? Wat vindt u daarvan, afgezet tegen het gegeven dat dit bedrag één tot twee
keer het gehele begrotingstekort van de Nederlandse rechtspraak is?
Antwoord 4
Zoals in de antwoorden op vragen 2 en 3 gemeld zijn er geen cijfers beschikbaar waaruit
blijkt in hoeveel gevallen in Nederland gevestigde brievenbusfirma’s betrokken zijn
bij handelszaken. Voorts worden er ook geen kosten per individuele procedure bijgehouden.
Ik kan derhalve geen uitspraak doen of het door Investico genoemde bedrag realistisch
is. In het kader van de bekostigingsafspraken tussen het ministerie en de Raad voor
de rechtspraak wordt driejaarlijks gekeken naar de werklast en de kosten van rechtszaken
in algemene zin. Hierbij wordt uitgegaan van een gemiddelde tijdsbesteding per zaak.
Eventuele werklastverzwaring die voortkomt uit de door brievenbusfirma’s aangebrachte
zaken wordt hierin verdisconteerd.
Vraag 5
Waarom ondersteunt Nederland dit «rechtspraaktoerisme» eigenlijk? In de uitzending
van Argos was een spotje te beluisteren voor het Netherlands Commercial Court (het
NCC) waar komt dat reclame spotje vandaan, wie heeft dat bedacht, waar is dat gepubliceerd,
wie heeft er voor betaald en met welk doel?
Antwoord 5
Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat er bedrijven zijn die zich in Nederland
vestigen, enkel vanuit de gedachte dat zij bij een geschil met een eventuele handelspartner
dan gedaagd moeten worden bij de Nederlandse rechter. Nederland is een internationaal
handelsland. Dit betekent logischerwijs dat er ook veel internationale handelsgeschillen
zijn. De NCC is op 1 januari 2019 ingesteld als internationale handelskamer van de
rechtbank en het hof Amsterdam om tegemoet te komen aan een groeiende behoefte van
Nederlandse bedrijven om een internationaal handelsgeschil in het Engels te kunnen
beslechten. Voorheen waren Nederlandse bedrijven voor het in het Engels beslechten
van hun internationale handelsgeschil aangewezen op arbitrage of een Engelstalige
buitenlandse overheidsrechter. Met de komst van de NCC kunnen zij nu ook – samen met
hun handelspartner – kiezen voor een procedure in het Engels bij de Nederlandse overheidsrechter.
De NCC behandelt alleen zaken indien partijen dit uitdrukkelijk zijn overeengekomen.
Omdat de behandeling in het Engels meerkosten met zich brengt en de komst van de NCC
niet mag leiden tot minder capaciteit of budget voor de reguliere rechtspraak, geldt
voor de behandeling in NCC zaken een verhoogd griffierecht. Tot nu toe zijn er een
handvol zaken door de NCC behandeld. Met de Raad voor de rechtspraak zijn afspraken
gemaakt over de aanloopkosten van de NCC. Hierin is ook rekening gehouden met kosten
voor een campagne om meer ruchtbaarheid te geven aan het bestaan van de NCC. De voorlichtingsfilm
is te vinden op de website van de NCC.
Vraag 6
Hoe verhoudt dit «rechtspraaktoerisme» zich tot uw inspanningen om het aantal rechtszaken
in Nederland af te laten nemen?
Antwoord 6
Het kabinetsbeleid is gericht op vroegtijdige en informele oplossing van geschillen.
Als partijen er niet zelf uit kunnen komen, moet de toegang tot de rechter echter
te allen tijde gewaarborgd zijn. Dit geldt voor burgers en ondernemingen, voor kleine
en grote geschillen.
Vraag 7
Klopt het dat de regering streeft naar het ten uitvoer brengen van vonnissen binnen
de Europese Unie zoals dit tot aan de Brexit in het Verenigd Koninkrijk werd gedaan,
en dat Nederland deze «functie» van het Verenigd Koninkrijk wil overnemen? Hoe kunt
u dit verantwoorden?
Antwoord 7
Nee, dit klopt niet. Zoals hiervoor genoemd willen internationaal opererende bedrijven
graag dat hun geschil in het Engels wordt beslecht. Daarnaast willen ze uiteraard
dat een eventuele rechterlijke beslissing ten uitvoer gelegd kan worden. De tenuitvoerlegging
van rechterlijke uitspraken in handelszaken is in de Europese Unie geregeld via de
Brussel I bis-verordening. Door de Brexit is onduidelijk in hoeverre rechterlijke
beslissingen afkomstig van de Britse rechter nog ten uitvoer kunnen worden gelegd.
Overigens wordt deze onduidelijkheid weer ingeperkt doordat de tenuitvoerlegging van
rechterlijke beslissingen waarbij de rechter bevoegdheid ontleent aan een forumkeuze
van partijen, geregeld is in het Forumkeuzeverdrag. Wat de gevolgen van de Brexit
zullen zijn voor de toestroom van zaken bij de NCC, is op dit moment nog niet te zeggen.
Dit hangt af van de afspraken tussen de EU en het VK over toekomstige samenwerking.
Er is geen sprake van dat de NCC is opgericht met als doel om de «functie» van het
Verenigd Koninkrijk op het terrein van internationale handelsgeschillen over te nemen.
Vraag 8
Vindt u het verstandig dat de Nederlandse rechtspraak betrokken wordt bij rechtszaken
die in wezen geen enkele band met Nederland hebben, bijvoorbeeld een ruzie tussen
twee Russische oligarchen waarbij de een gestolen geld van de ander terugeist en de
Nederlandse rechter in de positie wordt gebracht dat hierover geoordeeld moet worden?
Antwoord 8
Zoals in het antwoord op vraag 1 gemeld kan een civiele zaak voor de Nederlandse rechter
worden gebracht als aan de voorwaarden van internationale rechtsmacht is voldaan.
Indien aan deze voorwaarden en aan de overige wettelijke voorwaarden voor het aanbrengen
van een zaak is voldaan, dan is de rechter gehouden in deze zaak een uitspraak te
doen, ook als de zaak inhoudelijk weinig betrokkenheid heeft met Nederland. Ik acht
de Nederlandse rechter goed in staat om dergelijke zaken te behandelen. Een goede
juridische infrastructuur van Nederland draagt bij aan het internationale handelsklimaat.
Handelspartners kunnen in het geval zich een geschil voordoet terecht bij een betrouwbare
rechter met goede procedures.
Vraag 9
Ziet u het genoemde risico dat de Nederlandse rechter, door alleen al dergelijke discutabele
zaken te overwegen, onbewust illegale zaken gelegitimeerd kunnen worden? Erkent u
dat dit in ieder geval theoretisch mogelijk is? Via welke waarborgen wordt dit voorkomen?
Antwoord 9
De civiele rechter beoordeelt iedere zaak op basis van hetgeen door partijen zelf
is gesteld, het door partijen aangedragen bewijsmateriaal en de informatie die de
rechter van partijen krijgt nadat hij deze heeft opgevraagd omdat hij deze nodig acht
voor zijn beslissing. Voor elke zaak en voor elke rechterlijke uitspraak geldt dat
daar voor (één van de) partijen nadelige gevolgen uit voort kunnen vloeien. Dat is
nu eenmaal inherent aan het vellen van een rechterlijk oordeel in een geschil. De
goede procesorde en de overige regels van Nederlands burgerlijk procesrecht bieden
de rechter voldoende handvatten om de procedure in goede banen te leiden en eerlijk
te laten verlopen. De rechter kan bewijsmateriaal buiten beschouwing laten als hij
oordeelt dat dit bijvoorbeeld valse stukken zijn. Ook het Burgerlijk Wetboek biedt
waarborgen tegen illegale praktijken. Een voorbeeld daarvan is artikel 3:40 lid 1
BW dat bepaalt dat een rechtshandeling nietig is als er sprake is van strijd met de
goede zeden of de openbare orde.
Vraag 10
Vreest u niet dat bepaalde onwelgevallige uitspraken diplomatiek kunnen worden aangerekend?
Antwoord 10
Het is mogelijk dat een rechterlijk vonnis als onwelgevallig wordt bestempeld. In
onze democratische rechtsstaat is de rechtspraak onafhankelijk en is een ieder gebonden
aan een (onherroepelijke) rechterlijke uitspraak, of die ons nu bevalt of niet.
Vraag 11
Deelt u de mening dat de Nederlandse rechtspraak hier niet persé goed op toegerust
is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 11
Ik deel deze mening niet. Ik heb geen enkele reden te twijfelen aan het vermogen van
de rechtspraak om adequaat te oordelen in internationale geschillen. De Nederlandse
rechtspraak is van hoge kwaliteit en wordt ook internationaal als zodanig beschouwd.
Daarnaast is er voor het beslechten van internationale handelsgeschillen binnen de
Nederlandse rechtspraak met de NCC een voorziening gecreëerd die speciaal is toegerust
voor het in het Engels beslechten van dergelijke complexe handelsgeschillen.
Vraag 12
Hoe verhoudt uw belofte dat de oprichting van het NCC kostendekkend zou zijn zich
tot het gegeven dat de buitenlandse partijen in grote zaken maximaal vierduizend euro
aan griffierecht betalen, terwijl de werkelijke kosten minstens acht keer zo hoog
zijn, omdat het in dit soort zaken geregeld voorkomt dat er honderden bewijsstukken
en kratten vol dossiermappen worden aangedragen?
Antwoord 12
De NCC behandelt internationale handelsgeschillen in het Engels tegen een griffierechtentarief
van € 15.377 in eerste aanleg en € 20.502 in hoger beroep. Sinds de start van de NCC
zijn er een handvol zaken behandeld. Bij de financiële onderbouwing van de NCC is
rekening gehouden met een aanloopperiode van tien jaar. Met uw kamer is afgesproken
dat vijf jaar na de inwerkingtreding een tussenevaluatie volgt. Ik kan op dit moment
nog geen uitspraak doen over kostendekkendheid van de NCC.
Vraag 13
Wat is uw reactie op het voorbeeld dat een rechter met één zaak anderhalf jaar lang
wekelijks «vele uren» bezig was, en dat een van de vijf juridisch medewerkers van
zijn afdeling er in die periode de helft van al zijn tijd aan besteedde?
Antwoord 13
Voor alle geschillen die voor een rechter worden gebracht geldt dat sommige zaken
veel tijd en werk vergen, terwijl andere zaken juist vrij snel en eenvoudig tot een
oplossing kunnen worden gebracht. Deze verschillen in zaakzwaarte zijn verdisconteerd
in de prijzen en deze prijzen worden elke drie jaar opnieuw vastgesteld, onder andere
op basis van de actuele gegevens en ontwikkelingen in de tijdsbesteding per zaak.
De NCC is mede tot stand gekomen vanuit de gedachte dat een geconcentreerde behandeling
van complexe internationale handelsgeschillen tegen een verhoogd griffierecht bij
de NCC andere rechtbanken en hoven kan ontlasten.
Vraag 14
Erkent u dat op deze manier complexe internationale zaken ervoor zorgen dat de rechtbanken,
die toch al kampen met tijdsgebrek, minder tijd hebben voor reguliere zaken, en de
rechtspraak zo dus verder in de problemen komt?
Antwoord 14
Zoals ik bij vraag 13 heb geantwoord worden verschillen in tijdsbesteding per zaak
verdisconteerd in de afspraken over de bekostiging van de rechtspraak. Uit de doorlichting
die in 2019 door de Boston Consultancy Group in opdracht van de Raad voor de rechtspraak
is uitgevoerd bleek dat de zaakzwaarte was toegenomen. Er zijn in 2019 met de Raad
voor de rechtspraak nieuwe afspraken gemaakt voor de periode 2020–2022. Met dit prijsakkoord
is jaarlijks circa € 95 miljoen gemoeid. De grootste component in het prijsakkoord
is het opheffen van het structurele tekort en daarnaast wordt onder andere de toegenomen
zaakzwaarte gecompenseerd. Met de financiële impuls is de financiële basis van de
Rechtspraak weer op orde. De komst van de NCC kan, zoals gezegd, ook zorgen voor een
verschuiving van grote internationale zaken van de reguliere rechtspraak naar de NCC.
Ook dit kan bijdragen aan verlichting voor de afhandeling van reguliere zaken.
Vraag 15
Hoe gaat u dit voorkomen?
Antwoord 15
Zoals ik heb geantwoord op vraag 14 is met de prijsafspraken 2020–2022 met de Raad
voor de rechtspraak jaarlijks circa € 95 mln. gemoeid. Hiermee is het structurele
financiële tekort van de Rechtspraak aangezuiverd, wordt de toegenomen zaakzwaarte
gecompenseerd en is er onder andere geld voor digitalisering, innovatie en de gevolgen
van nieuwe wetgeving.
Vraag 16
Zijn deze praktijken in het recente verleden onderzocht? Zo nee, bent u bereid dit
te laten onderzoeken en daarop beleidsreacties te formuleren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
Ik vat de vraag zo op dat hiermee wordt gedoeld op onderzoek naar het gebruik door
Nederlandse brievenbusfirma’s van rechtspraak. Mij is geen (recent) onderzoek op dit
punt bekend. De Raad voor de rechtspraak berichtte mij desgevraagd dat het artikel
en de uitzending van Argos onvoldoende aanleiding geeft om te veronderstellen dat
Nederlandse brievenbusfirma’s onevenredig veel gebruik zouden maken van de Nederlandse
juridische infrastructuur of de Rechtspraak veel zou kosten. Bij de Raad zijn er ook
geen andere aanwijzingen bekend in die richting. Ik zie dan ook geen aanleiding om
een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren.
Vraag 17
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 17
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.