Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van leden Buitenweg, Van Dam en Groothuizen over de brief van the European Network of Councils for the Judiciary (ENCJ) aan de voorzitter van de Europese Commissie over recente anti-Europese wetgeving in Polen
Vragen van de leden Van Dam (CDA), Buitenweg (GroenLinks) en Groothuizen (D66) aan de Minister-President en de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over de brief van the European Network of Councils for the Judiciary (ENCJ) aan de voorzitter van de Europese Commissie over recente anti-Europese wetgeving in Polen (ingezonden 25 maart 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), van Minister Dekker (Rechtsbescherming)
en van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 29 april 2020).
Vraag 1–3
Bent u bekend met de brief van 21 februari 2020 van the European Network of Councils
for the Judiciary (ENCJ) aan de voorzitter van de Europese Commissie over recente
anti-Europese wetgeving in Polen?1
Bent u bekend met het rapport van the Monitoring Committee van de Parlementaire Assemblee
van de Raad van Europa met de titel «the Functioning of Democratic Institutions in
Poland» van 6 januari 2020?2
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Extraordinary Control and Public Affairs Chamber
to euthanise the Supreme Court’s own resolution»?3
Antwoord 1–3
Ja.
Vraag 4
Deelt u de diepe zorgen ten aanzien van de ontwikkeling van de rechtsstaat in Polen?
Deelt u de waarneming dat het Constitutioneel Hof en de Raad voor de Rechtspraak niet
langer te duiden zijn als onafhankelijke rechterlijke organen? Deelt u de zorg dat
de Minister van Justitie tevens de functie van procureur-generaal van het Poolse openbaar
ministerie vervult? Deelt u de mening dat de «kamer voor buitengewone controle» (zie
vraag 3) net zo bedreigend is voor de Poolse rechtsstaat als de disciplinaire kamer?
Antwoord 4
De zorgen over de situatie in Polen duren onverminderd voort en zijn toegenomen. De
scheiding der machten en onafhankelijkheid van de rechterlijke macht zijn essentiële
beginselen van de democratische rechtsstaat en vormen de kernwaarden van de Europese
Unie. De EU-lidstaten hebben een gezamenlijk belang te kunnen vertrouwen dat de rechterlijke
macht in alle lidstaten onafhankelijk is en vrij is van beïnvloeding. De hervormingen
die de Poolse regering de afgelopen jaren heeft doorgevoerd in het rechtsbestel, met
als meest recente voorbeeld de zogenoemde «muilkorfwet», bedreigen de beginselen van
de democratische rechtsstaat en de kernwaarden waar de Unie voor staat. Dit kan het
functioneren van de internationale rechtsorde bemoeilijken en kan daarmee een obstakel
zijn voor de (juridische) samenwerking.
We volgen de ontwikkelingen hieromtrent in Polen op de voet. Dat geldt ook voor de
jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie)
ter zake.
Over de specifieke vragen van de Kamerleden heeft het Hof van Justitie zich niet als
zodanig uitgelaten. In de uitspraak van 19 november 2019 heeft het Hof van Justitie
wel bepaalde criteria benoemd om te kunnen beoordelen of de disciplinaire kamer onafhankelijk
is in de zin van het EU-recht (waarbij o.a. van belang is de samenstelling van de
KRS en haar taken en de specifieke kenmerken van de tuchtkamer, o.a. de samenstelling
en benoeming). Omdat het een prejudiciële procedure betrof, heeft het Hof van Justitie
het verder aan de Poolse rechter gelaten om aan de hand van deze criteria te beoordelen
of de disciplinaire kamer onafhankelijk is in de zin van het EU-recht.
Vraag 5
Heeft u kennisgenomen van de procedure waarin de Europese Commissie het Europese Hof
van Justitie heeft gevraagd de disciplinaire kamer van het Poolse Hooggerechtshof
tijdelijk op te schorten? Wanneer verwacht u een uitspraak van het Europese Hof van
Justitie? Klopt het dat deze procedure alleen ziet op de disciplinaire kamer van het
Poolse Hooggerechtshof?
Antwoord 5
Ja. Het betreft een kortgedingprocedure waarin de Europese Commissie het Hof van Justitie
heeft verzocht om voorlopige maatregelen. De Europese Commissie heeft meer concreet
verzocht om de tijdelijke opschorting van de werkzaamheden van de disciplinaire kamer
van het Poolse Hooggerechtshof voor zover deze zien op het doen van uitspraken in
tuchtzaken tegen rechters. Op 9 maart jl. vond de hoorzitting in deze kortgedingprocedure
plaats. Op 8 april jl. deed het Hof van Justitie uitspraak en wees de voorlopige maatregelen
toe.
Deze kortgedingprocedure is aangespannen in het kader van een lopende inbreukprocedure
bij het Hof van Justitie die de Europese Commissie in oktober 2019 is gestart tegen
het Polen. Deze inbreukprocedure ziet zowel op de rol van de disciplinaire kamer als
op het gehele Poolse tuchtregime tegen rechters. De Nederlandse regering intervenieert
aan de zijde van de Europese Commissie in deze inbreukprocedure samen met vier andere
gelijkgezinde lidstaten.
Vraag 6
Deelt u de opinie dat de per 14 februari 2020 ingevoerde wetgeving die Poolse rechters
verbiedt om door het Europese Hof van Justitie in Luxemburg geformuleerde criteria
ten aanzien van de onafhankelijkheid van rechters zonder voorafgaande toestemming
van het Constitutioneel Hof toe te passen (de zogenaamde «muilkorfwet») flagrant in
strijd is met Europese wetgeving dan wel de strekking van die wetgeving?
Antwoord 6
De hervormingen die de Poolse regering de afgelopen jaren heeft doorgevoerd in het
rechtsbestel, met als meest recente voorbeeld de zogenoemde «muilkorfwet» bedreigen
de beginselen de democratische rechtsstaat en de kernwaarden waar de Unie voor staat.
Het is zorgelijk dat de toepassing van het arrest van het Hof van Justitie waarop
u doelt over de onafhankelijkheid van de tuchtkamer van het Hooggerechtshof in Polen
op deze manier gestagneerd wordt. We volgen de situatie daaromtrent nauwlettend.
In dit verband is de recente uitspraak van het Hof van Justitie van 26 maart jl. in
een Poolse prejudiciële procedure, waarin Poolse rechters vragen hebben gesteld aan
het Hof van Justitie over een onderdeel van het Poolse tuchtrechtelijke systeem, van
belang. Het Hof van Justitie benadrukt in deze uitspraak dat nationale bepalingen
waaruit zou voortvloeien dat nationale rechters kunnen worden blootgesteld aan tuchtprocedures
omdat zij het Hof van Justitie een vraag hebben gesteld over de uitleg van het EU-recht,
onder het EU-recht niet toelaatbaar zijn.
Vraag 7
Zijn er aanwijzingen dat de Europese Commissie een inbreukprocedure start ten aanzien
van deze «muilkorfwet». Zo ja, waaruit blijkt dat? Bent u bereid om in Europees verband
te bevorderen dat daadwerkelijk en zo snel mogelijk alle denkbare maatregelen en procedures
worden ingezet om Polen te dwingen deze wetgeving terug te trekken? Kunt u aangeven
welke mogelijkheden u in Europees verband ziet om deze druk op Polen uit te oefenen,
inclusief maatregelen die liggen op andere terreinen dat het juridische? Kunt u in
dat kader ingaan op het Nederlandse standpunt ten aanzien van de zogeheten «conditionaliteit»
in de Europese meerjarenbegroting?
Antwoord 7
In haar mededeling van 17 juli 2019 heeft de Commissie aangegeven dat ze een strategische
benadering volgt van inbreukprocedures inzake de rechtsstaat. Daarbij heeft de Europees
Commissie tevens aangegeven steeds wanneer dat nodig is, te zullen verzoeken om versnelde
procedures en voorlopige maatregelen. Zij heeft in het recente verleden laten zien
dit instrument ook daadwerkelijk in te zetten. Ook in dit geval zal de Europese Commissie
een afweging moeten maken voordat wordt overgegaan tot het starten van een inbreukprocedure.
Het is aan de Europese Commissie om te oordelen wanneer zij het starten van een inbreukprocedure
opportuun acht.
Lidstaten kunnen maximaal gebruik maken van het internationale instrumentarium. Dat
houdt onder andere in dat Nederland zich inzet om samen met gelijkgezinde lidstaten
deel te nemen aan Hofzaken voor het Hof van Justitie die een duidelijke link hebben
met mogelijke schending van de rechtsstatelijkheidsvereisten. Daarnaast zet Nederland
zich, samen met andere lidstaten, ervoor in dat de voortgang van de artikel-7 procedure
regelmatig wordt besproken in de Raad Algemene Zaken om druk op Polen te houden. Zoals
u weet, heeft Nederland zich sterk gemaakt voor een systematische bespreking van de
juridische elementen van rechtsstatelijkheid in de JBZ-Raad. Het is goed dat in de
strategische richtsnoeren de rol en verantwoordelijkheid van zowel de RAZ als de JBZ
worden onderstreept. En wij zullen ons in dit verband blijven inzetten om specifieke
aspecten op justitieel-rechtsstatelijk terrein als ambtsgenoten met elkaar te bespreken.
Wat betreft de conditionaliteit inzake rechtsstatelijkheid binnen het Meerjarig Financieel
Kader is Nederland uitgesproken voorstander van een koppeling tussen ontvangst van
EU-middelen en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen, gelet op de zorgen
die bestaan over de rechtsstaat. Sterke conditionaliteiten zijn voor Nederland onlosmakelijk
verbonden met een moderne EU-begroting. Het kabinet zal zich in de MFK-onderhandelingen
blijven inzetten om een zo sterk en effectief mogelijke conditionaliteit inzake rechtsstatelijkheid
de eindstreep van de MFK-onderhandelingen te laten halen.
Vraag 8
Bent u bereid om – waar mogelijk met andere EU-lidstaten – te onderzoeken of Nederland
op basis van artikel 259 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
(VWEU) een procedure tegen Polen kan starten? Bent u bereid van die mogelijkheid gebruik
te maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
De Commissie, als onafhankelijk hoedster van de Verdragen, is bij uitstek toegerust
om waar nodig handhavend op te treden door middel van het starten van inbreukzaken
tegen lidstaten die rechtsstatelijke beginselen schenden. De uitspraken van het Hof
van Justitie vervullen in dit verband een cruciale rol, zowel in inbreukzaken als
prejudiciële verwijzingszaken. Om deze cruciale rol te ondersteunen, en omdat we als
Nederland belang hechten aan de naleving van rechtsstatelijkheidsvereisten door de
lidstaten, maakt Nederland samen met gelijkgezinde lidstaten reeds regelmatig gebruik
van het instrument van deelname aan Hofzaken die een duidelijke link hebben met mogelijke
schending van de rechtsstatelijkheidsvereisten. De statenklachtprocedure waartoe artikel
259 VWEU de mogelijkheid biedt, is naar de visie van het kabinet op dit moment niet
de aangewezen wijze om rechtsstatelijkheid in andere lidstaten te bevorderen.
Inzet van individuele lidstaten op het instrument van de statenklachtprocedure tegen
Polen heeft in de eerste plaats als risico dat het de centrale positie van de Commissie,
als hoedster van de Verdragen, ondermijnt. Als slechts één of enkele lidstaten zich
op deze manier inzetten, kan daar bovendien (ook richting de betrokken landen) het
onwenselijke signaal vanuit gaan dat er geen consensus bestaat over de rechtsstaatproblematiek.
Het is voorts onwaarschijnlijk dat gelijkgezinde lidstaten hier samen met Nederland
zouden willen optrekken: een belangrijke voorwaarde voor de Nederlandse inzet op rechtsstatelijkheid
binnen de EU. Ook is het zeer de vraag of individuele lidstaten, in tegenstelling
tot de Commissie, de capaciteit en instrumenten hebben om dergelijke juridisch complexe
zaken te beginnen. Deze vergen immers onder meer zeer grondige kennis van de nationale
wet- en regelgeving terzake en gedegen beheersing van de Poolse taal.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.