Lijst van vragen : 35443 Verslag houdende een lijst van vragen inzake wijziging van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2020 (Incidentele suppletoire begroting inzake liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint Maarten)
2020D16262 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave:
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1
1.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
1
2.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
2
3.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
4.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
4
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de incidentele
begroting inzake liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint Maarten. De beschikbare
middelen zijn reeds aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten ter beschikking gesteld. Deze
leden merken op dat zij het goed vinden dat het land Nederland helpt met de ondersteuning
van de andere landen binnen het koninkrijk. Dit neemt niet weg dat zij de regering
hierover graag een aantal vragen willen stellen.
Als de leden van de VVD-fractie het goed begrijpen, worden er in het kader van deze
financiële ondersteuning alleen aan Sint Maarten voorwaarden gesteld en niet aan Aruba
en Curaçao. Wat zijn daarvan de redenen, zo vragen deze leden. Moeten de landen Aruba
en Curaçao ook voldoen aan bepaalde voorwaarden? Zo ja, welke? Gaarne krijgen de leden
van de VVD-fractie een reactie van de regering.
Aruba heeft de mogelijkheid gekregen om ook buiten het Koninkrijk te lenen. Wat zijn
daarvan de redenen? Heeft deze lening alleen betrekking op het kunnen nakomen van
aflossings- en renteverplichtingen of zijn er ook coronacrisis-gerelateerde redenen?
Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering. Voorts vragen
deze leden hoe hoog de rentekosten voor Nederland zijn bij het ter beschikking stellen
van de leningen. De landen hebben een rentepercentage van 0%. Of leent Nederland tegen
0%? Graag krijgen zij een reactie van de regering.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat aanvullende financiële steun (aanvullende
leningen), afhankelijk van de duur van de crisis, niet uitgesloten is en dat dat afhankelijk
is gesteld van een pakket aan maatregelen gericht op structurele hervormingen. Deze
leden menen dat structurele hervormingen door de eilanden zeker hard nodig zijn, dat
was al het geval. Daarover bestaat geen enkel misverstand. Maar hoe realistisch is
het om te verwachten dat de landen, gedurende de coronacrisis, met voorstellen komen
die bijdragen aan het duurzaam versterken van de (sociaal) economische structuur?
Wat als de landen dat niet doen en er later toch weer financiële steun nodig is? Graag
krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
Voorts vragen deze leden welke aanpassingen de landen al hebben gemaakt in hun financiële
beheer om sterker uit deze crisis te komen. Onder de regering Schotte zijn vele tientallen
miljoenen van de overheid van Curaçao verdwenen. Wordt daar nu onderzoek naar gedaan,
om die miljoenen terug te halen? Wat hebben de landen geleerd van het proces van ondersteuning
na Irma, als we de casus van de weerstand tegen voorwaarden voor steun bij de wederopbouw
van de vliegtuigterminal op Sint Maarten nader bezien? Als het land Nederland iedere
keer geld moet leveren aan de andere landen, waarom is er dan voor wat betreft het
toezicht nog steeds een gemengde commissie van toezicht? Wat is de rol van de leden
van Aruba, Curaçao en Sint Maarten binnen het College financieel toezicht? Hoe zijn
de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten in staat om hun autonomie te waarborgen als
we kijken naar de enorme kwetsbaarheid van hun overheidsfinanciën? Hoe kunnen deze
landen hun financiële weerbaarheid versterken? En als blijkt dat ze dat niet kunnen,
wordt het dan niet eens tijd om het Statuut aan te passen? Zo nee, waarom niet? Gaarne
krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
2. Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige
wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen. De leden van de CDA-fractie ondersteunen
van harte de inspanningen van de regering om de landen in het Caribisch deel van het
Koninkrijk in deze bijzonder zware tijden financieel bij te staan. Zij onderschrijven
dat er zowel vanuit een moreel – gelet op de eeuwenoude banden tussen de landen –
als vanuit een juridisch perspectief – alleen al als we kijken naar artikel 36 van
het Statuut – aanleiding is om deze steun te verlenen. Tegelijkertijd zijn deze leden
van mening dat solidariteit zich altijd in een context van wederkerigheid afspeelt
en zij zijn in dit opzicht zeer geïnteresseerd hoe de regering hier naar kijkt, maar
ook hoe wederkerigheid in de discussie met de landen aan de orde komt.
De regering geeft aan tot besluitvorming te zijn gekomen mede op basis van de adviezen
van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Cft) en het College Aruba
financieel toezicht (CAft). Is de regering bereid deze adviezen aan de Kamer toe te
zenden? Het verlenen van financiële steun kan naar de mening van de leden van de CDA-fractie
alleen als er sprake is van een heldere uitgangspositie. In de brief «Financiële ondersteuning
Caribische landen in verband met COVID-19»van 16 april 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 18) constateert de Staatssecretaris: «Alle afspraken, adviezen en aanwijzingen zijn
echter helaas niet of onvoldoende opgevolgd. Daardoor kwam er geen robuuste overheid
tot stand er is er geen sprake van duurzaam houdbare overheidsfinanciën». Kan de regering
per land op een rij zetten – hoe concreter, hoe beter – welke afspraken, adviezen
en aanwijzingen niet of in onvoldoende mate opgevolgd zijn?
In de genoemde brief van 16 april jl. geeft de Staatssecretaris aan dat bij aanvullende
financiële steun nadere voorwaarden aan de orde zullen zijn. De leden van de CDA-fractie
ondersteunen deze lijn volledig, maar zouden graag willen weten of naast de genoemde
voorwaarden op het vlak van economie, arbeidsmarkt, kapitaalmarkt, pensioenstelsel,
sociale zekerheidsstelsel, zorgstelsel en overheidsorganisatie en bestuur ook de ontwikkeling
van de rechtsstaat tot die voorwaarden zal behoren? Is de regering voornemens de motie-Van
Raak c.s. inzake nadere invulling verantwoordelijkheden van de landen en van het Koninkrijk
(Kamerstuk 35 099, nr. 23) te betrekken bij het formuleren van de nadere voorwaarden?
Is de regering bekend met het initiatief van de regering op Aruba om vergelijkbaar
met de Balkenende-norm in Nederland te komen tot een beperking van (top)inkomens in
de publieke sector op Aruba (de «Wever-Croes-norm»)? Is de regering bekend met soortgelijke
initiatieven op Curaçao en Sint Maarten en gelden deze initiatieven ook voor de overheids-NV’s
in de landen?
Kan de regering inzichtelijk maken welke financiële verplichtingen Nederland (nog)
heeft ten aanzien van eerdere aan de voormalige Nederlandse Antillen toegekende schuldsanering?
Kan de regering tevens inzichtelijk maken – per land – welke leningen op dit moment
nog uitstaan en welke opbrengsten en/of risico’s die leningen met zich meebrengen?
De leden van de CDA-fractie zijn bekend met eerdere adviezen van het IMF dat economieën
die zich kenmerken als «eiland-economieën» die in hoge mate afhankelijk zijn van toerisme-inkomsten
qua schuldquote een streefwaarde van circa 40% zouden moeten nastreven. Deelt de regering
deze opvatting van het IMF? Wat is op dit moment per land de schuldquote?
3. Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de suppletoire
begroting met betrekking tot de liquiditeitssteun aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten
(hierna: de landen). Zij zijn verheugd te zien dat de regering financiële ondersteuning
van de landen in verband met de gevolgen van de coronacrisis voortvarend heeft opgepakt.
De gesloten grenzen en andere coronamaatregelen hebben een bijzonder grote impact
op de economie van deze landen die sterk leunt op de toeristische sector, een sector
die zich – naar het zich laat aanzien – wereldwijd pas na langere tijd zal herstellen.
De liquiditeitssteun geeft de landen meer armslag om dat deel van de bevolking te
helpen dat het zwaarst door de coronacrisis is getroffen. De leden van de D66-fractie
hebben nog enkele vragen over de uitwerking van de incidentele suppletoire begroting.
In hoeverre verwacht de regering dat de landen in staat zullen zijn de verstrekte
liquiditeitssteun terug te betalen, gelet op het feit dat er voor de coronacrisis
in de landen nog geen sprake was van duurzaam houdbare overheidsfinanciën? In hoeverre
verwacht de regering dat de landen met voorstellen kunnen komen die bijdragen aan
het stabiliseren van de economie zolang de effecten van de coronacrisis aanhouden?
De leden van de D66-fractie constateren dat normaal gesproken het hoogseizoen voor
toerisme naar de landen tot en met mei doorloopt. In hoeverre heeft de regering bij
het verstrekken van de liquiditeitssteun rekening gehouden met het stilvallen van
de toeristische inkomsten in deze periode? Ook de zomervakantie kent een grote piek
voor het toerisme wat betreft bezoekersaantallen op de landen. Is de regering derhalve
bereid de periode voor het verstrekken van liquiditeitssteun aan de landen te verlengen
tot en met eind augustus 2020?
Kan de regering aangeven waarom zij bij het verstrekken van liquiditeitssteun aan
Sint Maarten in verband met de coronacrisis, daarop een bedrag van 3 miljoen euro
inhoudt vanwege door Nederland gemaakte kosten voor opvang van in Nederland verblijvende
Sint Maartense gedetineerden na de orkaan Irma? Kan de regering aangeven waarom deze
kwestie gekoppeld wordt aan de coronacrisis? Waarom is deze inhouding niet terug te
vinden in de begrotingsstaat?
4. Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging
van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2020 (Incidentele
suppletoire begroting inzake liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint Maarten). Ter
verduidelijking hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de Rijksministerraad heeft aangegeven dat
deze middelen vooral ten goede moeten komen aan dat deel van de bevolking dat het
zwaarst getroffen wordt, bij wie de effecten van deze crisis het meest worden gevoeld
en waar de nood het hoogst is. Op welke wijze wordt hier uitvoering aan gegeven door
de landen?
Deze leden zouden ook graag willen weten hoeveel mensen direct geholpen worden met
de 16,5 miljoen euro voor humanitaire hulp aan de landen en de BES-eilanden die Nederland
heeft toegezegd. Is een verhoging van deze bijdrage denkbaar en zo ja, onder welke
voorwaarden?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat Aruba is verzocht om voor 1 mei a.s.
een voorstel te doen voor loonsubsidie in combinatie met baanbehoud omdat hierdoor
de gevolgen van de pandemie voor het bedrijfsleven en de werkgelegenheid beperkt kunnen
worden. Dit voorstel zal vervolgens ter toetsing worden voorgelegd aan het CAft, waarna
dit voorstel in aanmerking kan komen voor liquiditeitssteun vanuit Nederland in de
vorm van een nader te bepalen aanvullende lening. In welke orde van grootte moet hierbij
worden gedacht?
De leden van de PvdA-fractie voorzien dat de omvang van de schuld voor de Caribische
landen van het Koninkrijk tot onbeheersbare proporties dreigt toe te nemen. De schulden
van de Caribische landen van het Koninkrijk in relatie tot het Koninkrijk der Nederlanden
als geheel gelden als meer hanteerbare grootheden; gedacht kan worden aan circa 2%
van het totale bbp van de vier landen. Wat betekent dit voor de kredietwaardigheid
van de landen?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat als voorwaarde voor een liquiditeitslening
voor Sint Maarten een verlaging van de salarissen en/of emolumenten van de politieke
gezagdragers met 10% geldt. Op Aruba heeft de regering als maatregel om de uitgaven
te verlagen uit eigen beweging de salariskosten van mei tot december verlaagd voor
Statenleden, Ministers, adviseurs en directeuren van overheidsentiteiten met 20%.
Overheidsbedrijven en hun directeuren moeten inleveren en de vergoeding aan de commissarissen
van deze NV’s wordt (tijdelijk) met 20% gekort. Andere ambtenaren en werknemers van
gesubsidieerde stichtingen en overheidsentiteiten leveren 12,6% in en hun gepensioneerde
collega’s leveren 4,5% in. Is de regering van mening dat dit forse ingrepen zijn en
dat de regering van Aruba hiermee laat zien zelf ook de noodzakelijke pijnlijke maatregelen
te nemen om de gevolgen van de coronacrisis op te kunnen vangen? Vervult Aruba hiermee
een voorbeeldfunctie? En is de voorwaarde die geldt voor Sint Maarten evenredig met
de inspanning van Aruba? Wat zijn de gevolgen indien niet aan de voorwaarde wordt
voldaan? Mochten de landen voldoen aan de voorwaarden die aan de liquiditeitssteun
zijn gesteld, ligt dan een eventuele (deel)schenking nog in de rede? Zo nee, waarom
niet?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de maatregelen gelden voor drie maanden
en zij achten de kans groot dat deze periode verlengd moet worden en er langer durende
overbruggingsmaatregelen nodig worden geacht, zeker omdat de landen voor hun economie
in grote mate afhankelijk zijn van het toerisme en deze sector zeer waarschijnlijk
een van de laatste sectoren zal zijn die na verloop van tijd zal herstellen. Welke
aanvullende maatregelen en financiële leningen moeten worden verwacht? De mogelijkheid
bestaat om de geboden leningen na de periode van twee jaar te herfinancieren en dan
om te zetten in een sinking fund. Hoe realistisch is dit scenario? En welke mogelijke alternatieven zijn dan denkbaar?
Tot slot zijn de leden van de PvdA-fractie benieuwd of de regering van plan is een
beroep te doen op het exceptioneel noodfonds voor Overzeese Landen en Gebieden van
de Europese Unie, waartoe een resolutie is aangenomen in het Europees parlement, om
de middelen die met dit wetsvoorstel beschikbaar komen te verhogen en of hier (ook)
voorwaarden aan gesteld zullen worden.
De voorzitter van de commissie, Paternotte
Adjunct-griffier van de commissie, De Vos
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Paternotte, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.