Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van van het lid Moorlag over stikstofemissie ten gevolge van houtstook
Vragen van het lid Moorlag (PvdA) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Economische Zaken en Klimaat en voor Milieu en Wonen over stikstofemissie ten gevolge van houtstook (ingezonden 5 maart 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-Van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat)
(ontvangen 20 april 2020).
Vraag 1
Kent u de brief van Mobilisation for the Environment (MOB) met als kenmerk «Toename
van stikstofemissie en/of depositie als gevolg van massaal stoken op hout/biomassa
ongewenst en onnodig» en het bijbehorende persbericht?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Voldoet de emissienormering voor NOx en stof in het Activiteitenbesluit voor alle biomassacentrales aan de Europese regelgeving
dienaangaande? Zo ja, welke regels gelden er? Zo nee, aan welke regels of normering
voldoet de Nederlandse normering niet en wat kunnen de gevolgen zijn van dit niet
voldoen aan de regels?
Antwoord 2
De emissiegrenswaarden in het Activiteitenbesluit (Abm) voor NOx en stof voldoen ruimschoots aan de eisen die de richtlijnen voor Middelgrote stookinstallaties
(MCPD, PbEU 2015/2193) en grote stookinstallaties (IED, PbEU 2010/75/EU en de BBT-conclusies
(EU) 2017/1442) daaraan stellen. Zie overzicht in onderstaande tabel.
Vermogen
MCPD/IED
BBT-bandbreedte1
Emissiegrenswaarde Abm
Stof
<1 MW
geen
nvt
40
1–5 MW
20
nvt
20
5–50 MW
20
nvt
5
50–100
221
2–10
5,51
100–300
221
2–10
5,51
>300
221
2–10
5,51
NOx
<1 MW
geen
nvt
300
1–5 MW
300
nvt
275
5–50 MW
300
nvt
145
50–100 MW
2751
120–200
1101
100–300 MW
2201
100–200
1101
>300 MW
1501
65–150
1101
X Noot
1
Uitgedrukt als daggemiddelde emissiegrenswaarden/emissieconcentraties
Vraag 3
Deelt u de mening van MOB dat «de emissienormen in het Activiteitenbesluit voor NOx en stof van alle biomassacentrales zwaar gedateerd [zijn] en evenmin [voldoen] aan
de wettelijke eis tot toepassing van ten minste Best Beschikbare Technieken»? Zo ja,
wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze emissienormen binnen afzienbare termijn
worden aangescherpt? Zo nee, waarom niet?3
Antwoord 3
Die mening deel ik niet. Het Activiteitenbesluit milieubeheer4 (Abm) bevat vanaf 1 januari 2013 de emissiegrenswaarden NOx en stof (zie tabel bij vraag 2) voor de middelgrote stookinstallaties (tot 50 MW).
Deze gelden als de strengste in Europa. In het kader van het Schone Lucht Akkoord
laat ik TNO onderzoek doen naar de mogelijkheden van aanscherping van deze emissiegrenswaarden
(zie huidige emissiegrenswaarden Abm in de tabel bij vraag 2).
Voor stookinstallaties onder de 50MW geldt de emissiegrenswaarde van het Abm. Voor
grote stookinstallaties (vanaf 50MW) geldt ook de emissiegrenswaarde van het Abm,
maar maakt het bevoegd gezag daarnaast een BBT-afweging (Beste Beschikbare Techniek).
Daarbij wordt gekeken of het in een concreet geval mogelijk is om een lagere grens
voor uitstoot voor NOx en stof vast te stellen dan het Abm voorschrijft. Daarbij wordt als range gehanteerd
de scherpe kant van de Europese verplichting (de bodem van de BBT-range) en de emissiegrenswaarde
in het Abm als maximumwaarde. In zeer uitzonderlijke gevallen wordt soms ook gekozen
voor een emissie-eis in de vergunning die strenger is dan de scherpe kant van de BBT-range
als bijvoorbeeld de locatie van de centrale vraagt om extra maatregelen.
Vraag 4
Deelt u de mening van MOB dat de emissie voor biomassa-installaties zonder technische
problemen en tegen relatief bescheiden extra kosten substantieel kan worden teruggebracht?
Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Dit is afhankelijk van de situatie. In het bovengenoemde TNO-onderzoek wordt ook gekeken
naar de kosten van eventuele aanscherpingen. Daarnaast stimuleert het kabinet fiscale
innovatie met de fiscale regelingen VAMIL en MIA. In deze regelingen worden marktintroductie
en marktverbreding van milieutechnologie fiscaal gestimuleerd. Hieronder vallen bijvoorbeeld
investeringen in stof- en NOx-reductietechnologie.
Vraag 5
Bent u bereid, in dat kader, in overleg met de medeoverheden, actief te bevorderen
dat het verplicht stellen van de Best Beschikbare Technieken in de vergunningverlening
en de handhaving als regel wordt toegepast? Zo ja, op welke wijze gaat u dat doen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ik wil ook niet dat er meer uitgestoten wordt dan noodzakelijk. Daarom ben ik bezig
met een samenhangende aanpak in het kader van het Schone Lucht Akkoord. Dit is een
bestuursakkoord tussen Rijk, provincies en gemeenten en bevat een samenhangend pakket
voor een groot aantal sectoren. Doel is de uitstoot van schadelijke stoffen verder
te verminderen. Zo zetten provincies en gemeenten zich in om scherp te vergunnen,
op basis van Best Beschikbare Techniek, en het vergunningenbestand tijdig te actualiseren.
Het Rijk ondersteunt hierbij met kennis en capaciteit.
BBT is reeds onderdeel van vergunningverlening. Zie ook hetgeen ik in vraag 3 heb
vermeld over de BBT-afweging.
Vraag 6
Deelt u de mening dat er met de huidige normering onnodig hoge stikstofemissie en -depositie plaatsvindt en dat deze bovendien de gezondheid van mensen kan
aantasten? Zo ja, wat gaat u doen om deze emissies terug te brengen en te vermijden
dat mensen gezondheidsklachten ontwikkelen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De mogelijke aanscherpingen die TNO momenteel onderzoekt richten zich op verdere verbetering
van de luchtkwaliteit. Het bevoegd gezag kan eventueel extra eisen stellen in verband
met depositie op gevoelige gebieden. Dat behoeft een lokale afweging.
Vraag 7
Deelt u de opvatting dat het, mede gelet op het groeiende verzet tegen de toepassing
van biomassa als energiebron, gewenst is alles in het werk te stellen om de uitstoot
van schadelijke stoffen te verminderen? Zo ja, bent u bereid om daar een samenhangende
aanpak voor te ontwikkelen en de Kamer over de inhoud van die aanpak en de voortgang
te informeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
In het Schone Lucht Akkoord heb ik met de andere overheden samenhangende afspraken
gemaakt over het realiseren van scherpere eisen in vergunningen en een betere handhaving
om bij te dragen aan de luchtkwaliteit. In het SLA is daarnaast ook aangegeven dat
gekeken wordt naar modernisering van de regelgeving, bijvoorbeeld door het verlagen
van de vermogensgrens van 15MW voor een vergunningplicht bij biomassa stook.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.