Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Laçin over het bericht dat een schippersechtpaar op de intensive care is beland na vergiftiging door lading
Vragen van het lid Laçin (SP) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht dat een schippersechtpaar op de intensive care is beland na vergiftiging door lading (ingezonden 11 december 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat), mede
            namens de Staatssecretarissen van Infrastructuur en Waterstaat en van Sociale Zaken
            en Werkgelegenheid (ontvangen 17 april 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
            2019–2020, nr. 1463.
         
Vraag 1
            
Wat is uw reactie op het bericht dat een schippersechtpaar op de intensive care is
               beland na vergiftiging door hun eigen lading?1
Antwoord 1
            
Tijdens het VAO Maritiem van 3 december 2019 heb ik kort kunnen reageren op het tragische
               ongeval. Mijn medeleven gaat uit naar de het schippersechtpaar en hun familie. Het
               moet duidelijk zijn dat overslag van elke lading veilig moet kunnen plaatsvinden.
            
Op het moment van dit schrijven wordt nog steeds onderzoek gedaan naar het ongeval
               door het Openbaar Ministerie (OM). Gezien de ernst van de zaak is het onderzoek van
               de Onderzoekscommissie veiligheidsincidenten Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied
               (hierna genoemd «de Onderzoekscommissie») meegewogen in de beantwoording van de Kamervragen.
               Het onderzoeksrapport is gericht aan de Havenmeester van Amsterdam en op 6 maart 2020
               door het Havenbedrijf Amsterdam online beschikbaar gemaakt2.
            
Op basis van het onderzoek en de conclusies doet de Onderzoekscommissie een aantal
               aanbevelingen. De opvolging van deze aanbevelingen zal onder andere aan de orde komen
               in het Rijkshavenmeesteroverleg. In dit door mijn Ministerie geïnitieerde reguliere
               overleg zijn alle zeehavens vertegenwoordigd, zal kennis rond dit onderwerp worden
               gedeeld en zet mijn Ministerie in samenwerking met SZW in op gezamenlijke afspraken
               ter voorkoming van vergelijkbare incidenten.
            
Vraag 2
            
Kunt u inzichtelijk maken hoe vaak er vergiftigingen met biociden plaatsvinden? Kunt
               u daarbij ook toelichten of in dat overzicht incidenten opgenomen zijn waar de blootstelling
               minder langdurig is, waardoor ziekenhuisopname niet altijd noodzakelijk is?
            
Antwoord 2
            
Volgens gegevens van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) waren
               er in 2018 twee calamiteiten (geen bedrijfsongevallen) waarbij mogelijk een biocide
               met fosfine een rol speelde.
            
In de context van schepen waarbij een lading behandeld was met biociden, zijn in de
               periode 2017 tot en met 2019 twee meldingen binnen gekomen bij Inspectie SZW (ISZW).
               Het ging hierbij om te hoge concentraties biociden, waarbij werknemers daadwerkelijk
               zijn blootgesteld, onwel geworden en/of opgenomen geweest in het ziekenhuis.
            
Uit navraag bij de Havenmeester Amsterdam en Rotterdam blijkt dat hier enkele incidenten
               bekend zijn waarbij biociden een rol spelen. In 2000 heeft zich in Rotterdam een incident
               voorgedaan na overslag van een zeeschip naar een binnenvaartschip. Eén van de schippers
               had een vermoeden dat er te hoge waarden van een biocide in de lading aanwezig waren.
               Dit vermoeden werd bevestigd. Naar aanleiding van dit incident heeft de Havenmeester
               de procedure aangescherpt. Sinds 2000 zijn er (op basis van de bij de Havens beschikbare
               informatie) in de Rotterdamse haven geen incidenten meer geweest met gasvormende biociden.
               In Amsterdam hebben sinds 1999 twee incidenten plaatsgevonden tijdens de afhandeling
               van ter vernietiging aangeboden en tijdelijk op het scheepsdek opgeslagen fosfidetabletten,
               beide aan boord van zeeschepen.
            
Vraag 3
            
Indien een dergelijk overzicht niet beschikbaar is, bent u dan bereid om hier onderzoek
               naar te doen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 3
            
Het overzicht is beschikbaar. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
            
Waar kunnen gedupeerden terecht met hun vragen en hoe kunnen zij gecompenseerd worden
               voor hun gemaakte kosten en gemiste inkomens? Welke rol ziet u voor uzelf hierin?
            
Antwoord 4
            
Gedupeerden kunnen bij vragen afhankelijk van het onderwerp terecht bij de ILT, ISZW
               of een van de havenbedrijven. Of gedupeerden recht hebben op compensatie is een zaak
               van de civiele rechter. Ik zie hierin geen rol voor mijzelf.
            
Vraag 5
            
Welke stappen, zoals het aansprakelijk stellen, worden er genomen tegen de verlader
               van de lading giftig veevoer?
            
Antwoord 5
            
Vastgesteld moet worden of in deze casus sprake is van overtreding van een wettelijk
               voorschrift. Het OM onderzoekt dit.
            
Vraag 6, 7
            
Hoe kan het dat bij de overslag in meerdere binnenvaartschepen niets is geconstateerd
               over de (zeer) hoge dosis fosfinegas?
            
Welke instantie(s) had(den) moeten aanslaan of ingrijpen bij de te hoge waarde fosfinegas,
               en waarom is dit niet gebeurd?
            
Antwoord 6, 7
            
In de Havenbeheersverordeningen van Amsterdam en Rotterdam zijn procedures voorgeschreven
               voor zeeschepen die met ontsmettingsmiddel behandelde bulkladingen vervoeren en die
               lading moeten lossen. Deze procedures zien ook toe op overslag naar binnenvaartschepen.
               Het onderzoek van de Onderzoekscommissie constateert hierbij dat deze procedures onvoldoende
               voorzien in het (opnieuw) in werking treden van de fosfidetabletten, nadat de lading
               voldoende vrij van het toegepaste fosfine is verklaard. Het onderzoek stelt verder
               dat in de procedures geen (aanvullende) eisen aan het gebruik van losse tabletten
               in de lading worden gesteld. Daarnaast is het van belang dat de direct betrokkenen,
               waaronder schippers die de lading ontvangen, weten dat de lading behandeld was met
               fosfine bestaande uit losse tabletten. Het onderzoek adviseert dientengevolge dat
               de Havenmeester van Amsterdam de procedures aanpast. Mijn ministerie zal in het proces
               van aanpassen hiervan expertise aanbieden. Ik zal dit aan de orde stellen in het Rijkshavenmeesteroverleg.
            
Vraag 8
            
Welke (Europese) afspraken zijn er over het inspecteren op aanwezigheid van biociden
               van schepen die van buiten Europa komen?
            
Antwoord 8
            
Er zijn geen Europese afspraken over het inspecteren op aanwezigheid van biociden
               van schepen die van buiten Europa komen. Voor de rol van de inspectie, het Havenbedrijf
               of anderen verwijs ik u naar vraag 9 van de heer Dijkstra.
            
Vraag 9
            
Is er een meldingsplicht bij de havenautoriteiten wanneer bij zeeschepen de lading
               met biociden, zoals fosfine, is bewerkt? Zo nee, gaat u een dergelijke meldplicht
               alsnog invoeren voor zeeschepen die onze havens binnenlopen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 9
            
Er is een meldingsplicht opgenomen in de havenbeheersverordening van Amsterdam en
               Rotterdam. In het Rijkshavenmeesteroverleg zal aan de orde komen dat alle Nederlandse
               zeehavens gebruik gaan maken van een meldingsplicht.
            
Vraag 10
            
Bent u bereid om bij geurloze biociden standaard een toegevoegd reukmiddel verplicht
               te stellen, zodat mensen die in aanraking met biociden komen, weten dat deze stof(fen)
               aanwezig zijn? Zo nee, waarom niet en welke maatregelen bent u dan bereid om te nemen
               die ervoor zorgen dat biociden beter opgemerkt kunnen worden?
            
Antwoord 10
            
Op dit moment kies ik er niet voor om op internationale schaal te pleiten voor het
               toevoegen van een geur aan gasvormige biociden. In het rapport van de Onderzoekscommissie
               wordt aangegeven dat bij de aanmelding bij de Havenmeester onder andere bekend is
               of de lading van het schip met ontsmettingsmiddelen is behandeld, welke ruimen behandeld
               zijn en welk ontsmettingsmiddel is toegepast. Vervolgens heeft een gasmeetdeskundige
               de concentraties fosfine meerdere malen gemeten en is het schip vrijgegeven nadat
               geconstateerd werd dat de concentratie onder de norm was gedaald. De gasmeetdeskundige
               heeft in haar rapportages tevens opgemerkt dat de lading met fosfidetabletten is behandeld.
               De Onderzoekscommissie doet de aanbeveling aan de Havenmeester van Amsterdam dat ook
               de schippers van de schepen op de hoogte gebracht moeten worden van behandeling met
               fosfidetabletten.
            
Vraag 11
            
Welke inspanningen zijn er om andere landen te overtuigen het gebruik van fosfine
               te verbieden?
            
Antwoord 11
            
In Nederland is er geen verbod op het gebruik van fosfine. De werkzame stoffen aluminiumfosfide
               en magnesiumfosfide, waar fosfine uit vrijkomt, zijn Europees goedgekeurde stoffen
               om te worden ingezet tegen insecten, knaagdieren en/of overige vertebraten zoals mollen
               en konijnen. Er zijn in Nederland ook middelen toegelaten door het College voor de
               toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) op basis van aluminium-
               en magnesiumfosfide waaronder voor de bestrijding van insecten in diervoeder. Dientengevolge
               is het niet passend dit in internationaal vervoer te verbieden.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- 
              
                  Namens
 T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
