Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het verslag van de IMF-jaarvergadering van oktober 2019 (Kamerstuk 26234-232) en over de geannoteerde agenda voor de inzet tijdens IMF voorjaarsvergadering op 16 april 2020
2020D14313 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 14 april 2020 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over zijn op 21 november 2019 en 9 april
2020 toegezonden brieven inzake het verslag van de IMF-jaarvergadering van oktober
2019 respectievelijk de agenda en kabinetsinzet voor de IMF-voorjaarsvergadering op
16 t/m 18 april 2020 (Kamerstuk 26 234, nr. 236).
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
1. Inleiding
2. Algemene Inleiding
3. Economische impact COVID-19
4. Respons IMF COVID-19
5. Mondiale financieel-economische situatie – voorafgaand aan COVID-19
6. IMF-governance
7. IMF-programma's
8. Mondiale publieke schulden
9. IMF-herzieningen
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
voorjaarsvergadering IMF te Washington op 16 april 2020. De leden van de VVD-fractie
hebben daarover nog enkele vragen en/of opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het verslag IMF-jaarvergadering
van oktober 2019 en van de geannoteerde agenda voor de inzet tijdens de IMF-voorjaarsvergadering
op 16 april 2020. Naar aanleiding van de genoemde punten brengen de leden van de PVV-fractie
het volgende naar voren.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het verslag IMF-jaarvergadering
van oktober 2019 en van de geannoteerde agenda voor de inzet tijdens de IMF-voorjaarsvergadering
op 16 april 2020.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de vergadering van de International Monetary and Financial Committee (IMFC)
van 16 april 2020 en het verslag van de IMF-jaarvergadering van oktober 2019.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
voor de vergadering van de IMFC van 16 april 2020 en het verslag van de IMF-jaarvergadering
van oktober 2019.
De leden van de fractie van de SP hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
voor de vergadering van de IMFC van 16 april 2020 en het verslag van de IMF-jaarvergadering
van oktober 2019.
De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
voor de vergadering van IMFC van 16 april 2020 en het verslag van de IMF-jaarvergadering
van oktober 2019.
De fractie van 50PLUS heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de leden hebben
nog een aantal vragen en opmerkingen.
2. Algemene inleiding
De leden van de VVD-fractie constateren dat op 27 maart 2020 een extra vergadering
via videoconference plaats heeft gevonden. Wie vertegenwoordigde het Koninkrijk tijdens
deze vergadering? Waarom is de Kamer voorafgaand aan deze extra vergadering niet op
de normale manier geïnformeerd?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het IMF heeft aangegeven dat USD 1.000 miljard
leencapaciteit klaar staat en dat men wil onderzoeken hoe het instrumentarium kan
worden aangepast aan de behoefte van landen. Op dit moment hebben 85 landen aangegeven
gebruik te willen maken van een vorm van steun van het IMF of de noodzaak te zien
om hun bestaande IMF-programma’s uit te breiden. Waaruit bestaat de USD 1.000 miljard
leencapaciteit? In hoeverre gaat dit om nieuwe middelen? Om welke landen gaat het
en welke concrete vragen en behoefte hebben deze landen?
Het coronavirus raakt de hele wereld zwaar, ook opkomende economieën en lage-inkomenslanden.
Die crisis zullen we samen moeten bestrijden. Nederland moet dus solidair zijn, maar
ook verstandig. De leden van de VVD-fractie vinden het daarom belangrijk dat dit gericht
gebeurt en aansluit bij de vraag van de landen. Net als het kabinet vindt de VVD-fractie
tijdigheid en een tijdelijk karakter van belang. Hoe wordt hieraan vorm gegeven in
de voorliggende voorstellen? De leden van de VVD-fractie vinden daarnaast conditionaliteit
ook van belang, zodat de middelen gericht en effectief kunnen worden ingezet. Hoe
wordt hieraan vorm gegeven in de voorliggende voorstellen? Wat betekent
«tijdelijkheid» in dit kader volgens het kabinet? Hoe wordt zeker gesteld dat financiering
en ondersteuning op de plaats terecht komt waar deze het hardst nodig is?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of het IMF al een inschatting heeft
kunnen maken van de vraag welke landen steun nodig zullen hebben. De leden van de
CDA-fractie vragen de Minister eveneens aan te geven hoe de afweging wordt gemaakt
om aan landen wel of geen steun te verlenen, indien het IMF overvraagd zou worden.
Gaat een dergelijke morele afweging ook deel uitmaken van het nieuwe instrumentarium?
Aangaande de aanpassing van het instrumentarium vragen de leden van de CDA-fractie
de Minister in hoeverre de verleende steun betrekking dient te hebben op de bestrijding
van COVID-19, dus stimulering van sectoren van de economie en infrastructuur die op
termijn nodig zijn om het virus te bestrijden.
De leden van de SP-fractie willen allereerst opmerken blij te zijn met de positieve
en bereidwillige houding van het kabinet om steun te verlenen aan de initiatieven
van het IMF om de financieel desastreuze gevolgen voor midden- en lage-inkomenslanden
te helpen verlichten. Tegelijkertijd stellen de leden vast dat juist voor de interventies
die de grootste effectiviteit en solidariteit bevatten er de meeste terughoudendheid
is bij het kabinet. En dat is jammer.
3. Economische impact COVID-19
De leden van de CDA fractie constateren dat veel landen hun buitenlandse inkomsten
tevens zien teruglopen door het stilvallen van mondiale waardeketens en de terugval
in toerisme en zogeheten remittances. Zij vragen de Minister of het IMF al cijfers
beschikbaar heeft omtrent deze teruglopende inkomsten. Wordt daarbij ook de kapitaalvlucht
uit de lage en midden inkomenslanden meegenomen?
De leden van de fractie van GroenLinks maken zich net als de Minister grote zorgen
over de gevolgen van de verspreiding van het coronavirus voor de gezondheid van mensen
in en de economie en financiën van opkomende economieën en ontwikkelingslanden. In
opkomende economieën en met name ontwikkelingslanden is het lastiger om social distancing-maatregelen effectief door te voeren omdat mensen vaak noodgedwongen dichter bij elkaar
leven en afhankelijk zijn van hun blijvende inzet in de economie voor basale levensbehoeften.
Daarnaast zijn gezondheidssystemen in desbetreffende landen veelal onderontwikkeld
en zijn de financiële gevolgen van de verspreiding van het coronavirus nu al groot
wegens kapitaalvluchten en muntdevaluaties. Een snelle en omvangrijke reactie van
de internationale gemeenschap, onder andere via het IMF, is daarom niet alleen een
morele verplichting, maar ook noodzakelijk vanuit eigenbelang. De leden van de fractie
van GroenLinks appreciëren daarom de nadruk van de Minister op het gegeven dat het
IMF alle beschikbare instrumenten moet gebruiken om landen in nood te ondersteunen.
Tegelijkertijd hebben zij een aantal kritische vragen over de positie van het Koninkrijk
ten aanzien van de bijdrage van het IMF aan crisismaatregelen om de effecten van de
coronacrisis het hoofd te bieden.
4. Respons IMF COVID-19
i. Landen voorzien van urgente financiering
De leden van de VVD-fractie lezen dat het IMF de middelen voor lage-inkomenslanden
Rapid Credit Facility (RCF) wil verhogen en daarvoor een additionele aanvulling nodig
heeft van de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT). Het Koninkrijk vindt het belangrijk
dat de PRGT voldoende middelen houdt om de meest kwetsbare landen te kunnen ondersteunen
en beziet momenteel of een aanvulling van de loan-account hieraan bijdraagt. Wat gaat
het Koninkrijk daarover inbrengen tijdens de vergadering? Wat betekent «bezien» precies,
waar wordt naar gekeken? Aan welke bedragen denkt het IMF? Om welke landen gaat het?
Wat zijn de gevolgen en risico’s voor Nederland als een potentiële aanvulling van
de middelen in de loan-account door De Nederlandsche Bank (DNB) beschikbaar wordt
gesteld onder garantstelling van het Ministerie van Financiën? In hoeverre is dit
voorstel «gericht» en «tijdelijk»? Aan welke bedragen denkt het kabinet?
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie waarom maar vijftien landen bijdragen aan
het PRGT. Waarom dragen landen als de VS, Rusland, Australië, Nieuw-Zeeland, Zweden
en Finland bijvoorbeeld niet bij?
De leden van de PVV-fractie merken op dat in de verklaring is opgenomen dat het IMF
met 1.000 miljard dollar leencapaciteit klaar staat en dat er op dit moment 85 landen
hebben aangegeven gebruik te willen maken van een vorm van steun van het IMF of de
noodzaak zien om hun bestaande IMF-programma’s uit te breiden. Zitten hier ook Europese
landen tussen, en zo ja, om welke landen gaat het hierbij (incl. bijbehorende bedragen)?
Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat de PRGT gevuld is met middelen van
vijftien donorlanden waaronder Nederland. Nederland geeft aan dat het belangrijk is
dat de PRGT voldoende middelen houdt om de meest kwetsbare landen te kunnen ondersteunen
en beziet momenteel of een aanvulling van de loan-account hieraan bijdraagt. Een potentiële
aanvulling van middelen in de loan-account zou door DNB beschikbaar gesteld kunnen
worden onder garantstelling van het Ministerie van Financiën. De leden van de PVV-fractie
willen weten hoeveel Nederland momenteel hieraan bijdraagt en hoe hoog een eventuele
aanvulling hieraan zou kunnen zijn.
De leden van de D66-fractie zien een belangrijke rol voor het IMF – evenals de Wereldbank
– in het bestrijden van de gevolgen van de crisis, met name in lage-inkomenslanden
en ontwikkelingslanden. Is de Minister het met de leden van voornoemde fractie eens
dat de coronacrisis niet ten koste mag gaan van de meest kwetsbare mensen en voorkomen
moet worden dat bestaande ongelijkheden vergroot zullen worden? Deze leden steunen
de open houding die het kabinet heeft voor eventuele aanpassing van het instrumentarium
om daarmee ondersteuning te kunnen bieden aan landen die zwaar getroffen worden door
de coronacrisis. Welke rol ziet de Minister voor het IMF in hulp voor lage-inkomenslanden
en ontwikkelingslanden en welke middelen zouden volgens de Minister mogelijk zijn
om dit doel te bereiken in aanvulling op de genoemde maatregelen in de geannoteerde
agenda? Welke mogelijkheden ziet de Minister om via deze instrumenten de betreffende
landen te helpen met het verbeteren van hun openbaar bestuur om op die manier sterker
uit de crisis te komen, bijvoorbeeld zoals bij het verworpen IMF-voorstel voor swaplines
uit 2017?
De leden van de D66-fractie steunen het standpunt van het Koninkrijk dat het IMF alle
beschikbare instrumenten moet gebruiken om landen in nood te ondersteunen in de context
van deze crisis. In de verklaring van Managing Director Georgieva kondigde zij aan
dat het IMF klaarstaat met een leencapaciteit ter grootte van 1.000 miljard dollar.
Hoe verhoudt dit bedrag zich tot de oproep van 30 maart 2020 van de United Nations
Conference on Trade and Development (UNCTAD) om 2.500 miljard dollar vrij te maken
die nodig is om (onder andere) ontwikkelingslanden door deze crisis te helpen? Steunt
de Minister de oproep van UNCTAD? Welke manieren ziet de Minister om het benodigde
bedrag beschikbaar te stellen? Vindt de Minister daarnaast dat de verdubbeling van
de noodfaciliteiten RCF en RFI tot 100 miljard dollar voldoende is om landen in nood
bij te kunnen staan?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben een aantal vragen over de inzet van
het Koninkrijk ten aanzien van urgente financieringsinstrumenten (de Rapid Credit
Facility en het Rapid Financing Instrument). Deze leden lezen dat het Koninkrijk momenteel
beziet of een aanvulling van de loan-account van de Poverty Reduction and Growth Trust
bijdraagt aan het waarborgen van voldoende middelen voor de PRGT. De leden benadrukken
dat uit verslaggeving van het IMF1 blijkt dat veel leden van de Raad van Bewindvoerders van het IMF (i) reeds aangegeven
hebben dat verhoogde RCF-limieten voor toegenomen druk op de PRGT-gelden zorgt en
(ii) benadrukken dat snelle en ambitieuze additionele financiering van het PRGT noodzakelijk
is.
De leden van de fractie vancGroenLinks vragen de Minister of hij kan toelichten of
hij deze in de Raad van Bewindvoerders breed gedragen analyse onderschrijft. Zij vragen
bovendien of het uit deze breed gedragen analyse volgt dat een aanvulling van de loan-account
noodzakelijk is om de omvang van de PRGT te waarborgen, of dat in deze waarborging
ook via andere routes voorzien kan worden. Als dit laatste niet het geval is, waarom
ondersteunt het Koninkrijk op dit moment een aanvulling van het loan-account dan nog
niet?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij de oproep van de Verenigde Naties
voor een pakket van 2.500 miljard USD aan hulp voor ontwikkelingslanden kan steunen.2 Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat het Koninkrijk er belang aan hecht dat
de Poverty Reduction and Growth Trust voldoende middelen houdt om de meest kwetsbare
landen te kunnen ondersteunen. Deelt de Minister de opvatting dat Nederland als één
van de vijftien donorlanden een bijdrage moet leveren om de PRGT van meer middelen
te voorzien? Zo ja, in welke vorm en met welk(e) bedrag(en)? Zo nee, waarom niet?
Is 100 miljard euro niet veel te weinig, kijkend naar de bedragen die in Europa en
in de VS noodzakelijk geacht worden? Is de Minister bereid het PRGT substantieel te
verhogen, ook als dat verhoogde garanties of andere middelen van Nederland vergt?
De leden van de fractie van 50PLUS stellen vast dat het Nederlandse kabinet voorstander
is van het verruimen van de RCF en de loan-account ten behoeve van de lage inkomenslanden.
Tevens stelt de Nederlandse regering «in lage inkomenslanden is de schuld geleidelijk
toegenomen en grofweg de helft van de lage inkomenslanden verkeert momenteel in schuldennood
of heeft een hoog risico daarop3». Is het geven van krediet aan landen met «schuldennood» een goede oplossing? Hoe
wordt voorkomen dat onhoudbare schulden van lage-inkomenslanden nog onhoudbaarder
worden? Wat is de status van deze leningen na de coronacrisis?
ii. Liquiditeitsbehoefte opkomende economieën
De leden van de VVD-fractie lezen dat opkomende economieën met een kapitaaluitstroom
worden geconfronteerd die omvangrijker is dan tijdens de mondiale financiële crisis.
Kan hier meer feitelijke informatie over gegeven worden? Om welke opkomende economieën
gaat het dan?
De leden van de VVD-fractie lezen dat gedacht wordt aan nieuwe instrumenten. Waarom
zijn er nieuwe instrumenten nodig? Het Koninkrijk steunt dat het IMF snel de mogelijkheden
in kaart brengt hoe deze landen geholpen kunnen worden. Wat vindt het Koninkrijk van
de nieuwe instrumenten die genoemd worden, zoals Short-term Liquidity Swap (SLS) en
Special Drawing Right (SDR)? Aan welke omvang denken het IMF en het kabinet? En aan
welke condities denk het kabinet? In hoeverre is een SDR (generieke allocatie van
bijzondere trekkingsrechten om de reserveposities van alle centrale banken te versterken)
een «gericht» instrument? In hoeverre is dit «tijdelijk»? Wanneer zou zo’n instrument
wel bespreekbaar zijn voor Nederland? De leden van de VVD-fractie zijn niet positief
over een dergelijke generieke en ongerichte maatregel, omdat ook landen die het niet
nodig hebben daarmee ook worden ondersteund.
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat een aantal economen pleitte voor het creëren
van nieuwe bijzondere trekkingsrechten (SDR’s), een munteenheid bestaande uit een
mandje van verschillende munten, maar omzetbaar in dollars waarvan de kwantiteit wordt
gecontroleerd door het IMF. In 2009 heeft het IMF 250 miljard van deze SDR’s gecreëerd.
Het IMF heeft de mogelijkheid om vandaag de dag twee keer zoveel te creëren voordat
het Amerikaanse congres voor toestemming voor nog meer moet worden gevraagd. In de
appreciatie lezen de leden van de CDA-fractie terughoudendheid bij de Minister voor
de inzet van dit instrument, omdat bij een dergelijke generieke SDR-allocatie terechtkomen
bij ontwikkelde economieën die de aanvulling naar verwachting niet nodig hebben omdat
zij niet een tekort aan reserves ervaren. Is dit de enige overweging voor terughoudendheid?
Aangezien ook enkele ontwikkelde economieën zwaar getroffen zijn door het coronavirus
is dit dan niet een welkom aanvullend instrument? De euro maakt deel uit van het mandje,
betekent dit dat Nederland in theorie hierdoor grotere gevolgen kan ondervinden dan
Denemarken of Noorwegen waarvan de munt geen deel uitmaakt van dit mandje?
De leden van de CDA-fractie vragen verder van de Minister hoe hij aankijkt tegen het
advies van onderzoekers van het IMF en de Wereldbank om collectief de schulden af
te schrijven voor de meeste arme landen, met name in Afrika. De analyse van deze onderzoekers
is dat al voor de coronaepidemie de helft van de lage inkomenslanden slechte leningen
bij dubieuze schuldeisers kennen. Deze onderzoekers zijn bang dat de noodleningen
gebruikt gaan worden door de lage-inkomenslanden om bestaande schuldeisers mee af
te lossen, waardoor het IMF met de brokken komt te zitten. Deze onderzoekers stellen
dan ook voor om collectief en gecoördineerd de schulden van deze landen voor een deel
af te schrijven. Hoe beoordeelt de Minister deze analyse? Komt dit voorstel aan de
orde in het overleg van 16 april? En ligt in eerste instantie hier niet een enorme
verantwoordelijkheid bij China, dat tussen 2000 en 2017 146 miljard geleend heeft
aan Afrikaanse overheden en Afrikaanse staatsondernemingen? Is de Minister met andere
EU-landen bereid China hierop aan te spreken en gezamenlijk te proberen China te overreden
om een deel van de Afrikaanse schuld af te schrijven?
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de appreciatie
van de verschillende voorgestelde maatregelen. Aan welke criteria zal het kabinet
de voorstellen toetsen die het IMF op dit moment nog uitwerkt? Zijn er meer criteria
dan de genoemde tijdigheid, tijdelijkheid en het criterium of de instrumenten voldoen
aan de vraag van de betreffende landen? Zo ja, welke? Op welke wijze vindt de Minister
dat het instrumentarium tijdelijk dient te zijn? Is dat volgens de Minister verbonden
aan het verloop van het coronavirus of de eventuele economische crisis die ermee kan
samenhangen? Daarnaast constateren de leden van voornoemde fractie dat het Koninkrijk
de inspanningen van het IMF ondersteunt om mogelijkheden in kaart te brengen om opkomende
economieën te ondersteunen die met forse kapitaaluitstroom geconfronteerd worden.
Als voorbeelden worden de generieke allocatie van SDR’s en de invoering van SLS genoemd.
Een generieke allocatie van SDR’s zorgt dat relatief veel reserves terechtkomen bij
ontwikkelde landen die het instrument niet in eerste instantie nodig hebben. Is de
Minister bereid om ook te onderzoeken of het haalbaar is dat ontwikkelde landen SDR’s
uitlenen aan landen die daar sterke behoefte aan hebben?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben een aantal vragen over de inzet van
het Koninkrijk ten aanzien van de SLS. In de uitwerking van het SLS-instrument door
de staf van het IMF wordt benadrukt (p. 19) dat de SLS enkel gebruikt dient te worden
voor landen die (naast dat ze sterke economische fundamentals hebben) slechts zeer
beperkte betalingsbalansbenodigdheden hebben, die gelimiteerd zijn in omvang en in
het uiterste geval slechts «fine-tuning» van het centrale bankbeleid van een land
vragen.4
De leden van de fractie van GroenLinks vragen voorts of toegelicht kan worden of het
Koninkrijk een inzet van het SLS enkel voor beperkte betalingsbalansbenodigdheden
onderschrijft. In aanvulling hierop vragen zij hoe het Koninkrijk de effectiviteit
van het SLS-instrument beziet als dit enkel voor het ledigen van beperkte betalingsbalansnoden
dient, juist nu zoveel opkomende economieën en ontwikkelingslanden lijden onder extreme
kapitaalvluchten, grote betalingsbalansproblemen hebben en geen aansluiting hebben
op de swaplijnen van de centrale banken als de FED. Zij vragen daarnaast of de buitengewone
financieel-economische situatie van nu het Koninkrijk ertoe noopt te pleiten voor
de toepassing van het SLS voor veel verdergaande betalingsbalansbenodigdheden en of
dit overeenkomt met de inzet van het IMF zelf op dit punt.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben nog enkele andere vragen over de inzet
van het Koninkrijk ten aanzien van de SLS. Gegeven de huidige financieel-economische
omstandigheden onderschrijven zij de positieve houding van het Koninkrijk ten aanzien
van de SLS. Tegelijkertijd merken zij op dat het Koninkrijk eerder zeer kritisch was
over de SLS.5 Zij vragen het Koninkrijk in te gaan op haar herziene positie ten aanzien van het
nut en de noodzaak van de SLS en vragen daarbij het Koninkrijk ook in te gaan op de
vraag hoe zij op dit moment de samenhang beziet tussen het gebruik van SLS en het
gebruik van de Flexible Credit Line (FCL) en Precaucionary and Liquidity Line (PLL).
Is de Minister het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat het gebruik
van SLS, ondanks de relatief korte financieringstermijn, de voorkeur heeft boven de
FCL en PLL wegens het gebrekkige economische nut van op de korte termijn en op structurele
hervormingen gerichte conditionaliteiten in de huidige crisiscontext?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben een aantal kritische vragen over de
inzet van het Koninkrijk ten aanzien van de inzet van SDR’s. De Minister wijst op
een gebrekkige doelmatigheid van een generieke SDR-allocatie; de leden van de fractie
van GroenLinks zijn benieuwd of de Minister bereid is zich in te zetten voor een meer
gerichte allocatie van SDR’s. Een dergelijke allocatie is immers mogelijk.
De UNCTAD heeft uiteengezet dat de creatie van extra SDR’s door het IMF doelmatig
zal zijn, als landen die de extra SDR’s net als Nederland niet nodig hebben deze herverdelen
richting hulpbehoevende landen.6 SDR’s belanden dan snel daar waar ze nu de meeste waarde toevoegen. Is de Minister
bereid een positieve grondhouding ten aanzien van de denkrichting van het UNCTAD-voorstel
aan te nemen? Welke stappen wil de Minister zetten om invulling te geven aan het UNCTAD-voorstel?
Is de Minister bereid om voor de creatie van nieuwe SDR’s te pleiten als deze op doelmatige
wijze gealloceerd worden?
De leden van de fractie van GroenLinks wijzen daarnaast op voorstellen om reeds aangehouden
SDR’s binnen bepaalde randvoorwaarden uit te lenen aan het IMF, zodat het IMF deze
kan alloceren daar waar ze nu de meeste noden lenigen.7 Zij vragen om een appreciatie van deze denkrichting. Ziet de Minister dat met dergelijke
leningen een doelmatige allocatie van SDR’s op korte termijn zou kunnen plaatsvinden?
Is de Minister, nu de nood bij andere landen hoog is en ze zelf voldoende reserves
heeft, bereid SDR’s uit te lenen aan het IMF om de noden van hulpbehoevende landen
te ledigen? Welke andere stappen is de Minister bereid te zetten om bij te dragen
aan een dergelijke allocatie?
In meer algemene zin vragen de leden van de fractie van GroenLinks waarom de Minister
voornamelijk afwacht en naar het IMF kijkt ten aanzien van dit soort creatieve oplossingen.
Is de Minister bereid vanaf nu een voortrekkersrol te nemen op het gebied van het
(tijdelijk) beschikbaar stellen van SDR’s dan wel het doeltreffend en doelmatig alloceren
van nieuwe SDR’s, nu hulpbehoevende landen deze evident harder nodig hebben dan Nederland?
Wat vraagt solidariteit op dit punt, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks.
Wat kunnen wij, zo vragen deze leden bovendien, de komende tijd op dit punt van de
Minister verwachten?
Het valt de leden van de fractie van GroenLinks op dat verschillende gerenommeerde
instituten en ontwikkelingseconomen8 pleiten voor in tijd, omvang en doelstelling afgebakende maatregelen die aan internationale
kapitaalstromen beperkingen opleggen, om zo de ergste kapitaalvluchten op korte termijn
tegen te gaan. Juist nu, zo benadrukken zowel experts als deze leden, is te zien dat
de internationale mobiliteit van kapitaalverkeer opkomende economieën en ontwikkelingslanden
onevenredig hard raakt. Experts stellen dat dergelijke beperkingen een belangrijke
bijdrage kunnen leveren aan de uitstroom van met name dollars. Deze experts stellen
ook dat het IMF een centrale rol kan spelen in het multilateraal vormgeven van de
kapitaalstroombeperkingen. Dit is belangrijk om het politieke en economische stigma
van beperkingen voor individuele landen te voorkomen. Hoewel de Minister onderschrijft
dat de recente kapitaalvluchten zeer negatieve economische uitwerkingen hebben op
veel economieën, blijft onduidelijk wat de inzet van de Minister is ten aanzien van
afgebakende, op het voorkomen van verdere kapitaalvluchten gerichte beperkingen aan
kapitaalstromen. Ziet de Minister dat dit een belangrijk mechanisme is om op de korte
termijn kapitaalvluchten te beperken? Is de Minister bereid een positieve grondhouding
aan te nemen ten aanzien van deze denkrichting? En wil hij hier in IMF-verband actief
voor pleiten? Waarom wel of niet? Heeft hij ook andere maatregelen op zijn radar die
kapitaalvluchten zouden kunnen indammen? Zo ja, kan hij een inhoudelijke appreciatie
van die maatregelen geven?
De leden van de SP-fractie kunnen zich niet ontdoen van de indruk dat het gehele hulppakket
enkel op steun van deze regering kan rekenen als het alleen het eigenbelang dient.
Niet alleen in de vorm van leningen zoals reeds bevraagd, maar ook de positie van
deze regering met betrekking tot de SDR’s, een uniek internationaal financieringsinstrument
dat gelijkwaardiger is en werkelijk solidair aangezien er geen beleidsvoorwaarden
aan verbonden zijn. Gezien de cruciale rol die het vrijgegeven van de SDR’s heeft
gespeeld voor ontwikkelingslanden in de nasleep van de financiële crisis van 2008,
roepen zij op dit instrument volop te steunen. Graag een reactie. Als de Minister
het als nadeel ervaart dat de ontwikkelde landen hier ook van profiteren, kan hij
de ontvangen SDR’s toch doneren aan ontwikkelingslanden? Is er ook geen manier om
in het systeem op te nemen dat bepaalde landen geen gebruik maken van de SDR zodat
vooral de landen die dit nodig hebben profiteren?
Hoe anders wil de Minister op een billijke manier voorkomen dat het financieringsgat
van 70 miljard USD voor landen in sub-Sahara Afrika, zoals berekend door Goldman Sachs9, leidt tot catastrofe, zo vragen de leden van de fractie van de SP.
De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen over lage-inkomenslanden die hard worden
geraakt door COVID-19 en vinden uitstel van rentebetalingen en aflossingen daarom,
vanuit een moreel oogpunt, voor de hand liggen. Vindt de Minister ook dat lage-inkomenslanden
die zwaar worden getroffen door COVID-19 vanuit morele overwegingen uitstel van rentebetalingen
en aflossingen dienen te krijgen, dus ook als de schuldhoudbaarheid niet in het geding
is? Zo ja, hoe gaat Nederland zich inzetten om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom
niet?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat belastingontwijking wereldwijd nog altijd
een groot probleem is. Mede door de rol van Nederland lopen zowel ontwikkelingslanden
als ontwikkelde landen jaarlijks miljarden aan overheidsinkomsten mis. Is de Minister
het eens dat in deze tijden van crisis eens te meer blijkt hoe belangrijk het is belastingontwijking
tot een halt te roepen? Kan de Minister een reactie geven op het recente rapport van
Tax Justice Network, waar eens te meer wordt aangetoond welke rol Nederland speelt10? Is de Minister bereid belastingontwijking en solide bijdragen van bedrijven aan
overheden te agenderen bij het IMF?
De leden van de fractie van 50PLUS lezen in een artikel op Bloomberg van 6 april jongstleden
het volgende: «The IMF is probing other ways to increase its firepower. It has already
asked Group of 20 leaders to support creating a sizable quantity of reserve assets
called SDRs, or special drawing rights, as it did in the 2009 global financial crisis».11
Is de Nederlandse regering in dit kader benaderd door het IMF? Indien ja, wat is de
beoogde omvang van deze «versterkte vuurkracht» en hoe wordt deze gefinancierd? Ligt
er een voorstel van het IMF? Indien nee, waarom niet? Zeker samen met België in de
kiesgroep, behoort Nederland toch tot de G20, zo stellen de leden van de fractie van
50PLUS.
iii. Steun aan lage-inkomenslanden (LICs)
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Koninkrijk in principe positief staat tegenover
het voorstel van het IMF en de Wereldbank voor uitstel van rentebetalingen en aflossingen.
Hoe ziet het kabinet de uitwerking voor zich en aan welke voorwaarden wordt gedacht?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Koninkrijk zal bijdragen aan de Catastrophe
Containment en Relief Trust (CCRT) via de BHOS-begroting, voor schuldverlichting bij
de armste landen. Aan welke bedragen denkt het kabinet? Hoe wordt ervoor gezorgd dat
dit ook een gericht instrument is/wordt dat terecht komt bij de armste landen die
geraakt worden door het coronavirus en niet bij andere landen? Hoe wordt voorkomen
dat deze landen het gebruiken voor andere zaken dan de binnenlandse crisisbestrijding?
Welke voorwaarden worden hieraan gesteld? Welke andere landen gaan hieraan bijdragen
en in welke omvang?
In het verlengde van het bovenstaande benadrukken de leden van de VVD-fractie dat
betrokkenheid van alle lenende landen bij schuldverlichtingsinitiatieven cruciaal
is. Onderstreept de Minister deze stelling? Zo nee, waarom niet? In hoeverre doen
andere schuldeisers ook mee? Is hun deelname een voorwaarde voor het programma? En
is een voorwaarde dat landen die worden geholpen niet extra schulden bij derde partijen
met minder verantwoorde leningsvoorwaarden mogen maken? Zo nee, waarom niet?
Wat betekenen de verschillende voorstellen voor de begroting van Nederland dan wel
wat is de omvang van de garantstellingen? In hoeverre vallen extra bijdragen, bijvoorbeeld
in het kader van PRGT en CCRT, onder de ODA-norm? Zo nee, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of er al een schatting gemaakt kan
worden van de hoogte van het voorstel van het IMF en de Wereldbank tot uitstel van
rentebetalingen en aflossingen voor landen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister betreffende de aanpassing van het instrumentarium
ten slotte om het besluitvormingsproces daaromtrent te schetsen.
De leden van de D66-fractie verwelkomen het initiatief van Nederland om een gezamenlijke
EU-verklaring op te stellen ten aanzien van het eerste pakket maatregelen van de Wereldbank.
Op welke manier spant de Minister zich in om tot gezamenlijke Europese actie te komen
in voorbereiding op deze vergadering van het IMF? Op welke manier heeft de Minister
contact met andere landen binnen de Nederlands-Belgische kieskring van het IMF ten
aanzien van de coronacrisis? Is Nederland voldoende op de hoogte van de economische
en gezondheidssituatie in deze landen en specifiek in economisch kwetsbare landen
die relatief veel besmettings- of sterftegevallen hebben zoals Moldavië, Armenië en
Bosnië en Herzegovina? Op welke manier wordt dit meegenomen in de standpuntbepaling
voor de IMF-aanpak van de coronacrisis?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben twee vragen over schuldverlichting.
Zij ondersteunen de positieve inzet van de Minister ten aanzien van het voorstel van
het IMF en de Wereldbank om tot tijdelijke schuldverlichting te komen. Zij wijzen
er tegelijkertijd op dat ook schuldverlichting door private crediteuren, die in opkomende
economieën en ontwikkelingslanden grote uitzettingen hebben, noodzakelijk is. Deze
leden begrijpen dat het ingewikkeld kan zijn en het zelfs averechtse effecten kan
hebben om individuele private crediteuren onder druk te zetten. Tegelijkertijd vragen
zij of de Minister ruimte ziet om bijvoorbeeld het Institute of International Finance,
dat ongeveer 450 wereldwijd opererende financiële partijen vertegenwoordigt, te betrekken
in een deal waardoor ook private crediteuren een crediteurenregime van tijdelijke
schuldverlichting doorvoeren. Kan de Minister hier op IMF-niveau voor pleiten? Welke
mogelijke andere stappen wil hij zetten om private crediteuren zoveel als mogelijk
te bewegen tot een crediteurenregime van tijdelijke schuldverlichting over te gaan?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Minister ook welke landen wat de
Minister betreft in aanmerking komen voor schuldverlichting. De Minister refereert
aan 33 IDA-landen, terwijl er op dit moment 76 IDA-landen zijn12 en de inzet van het IMF ook gericht is op 76 landen.13 Kan de Minister duidelijkheid verschaffen op dit punt? Hoe relateert zijn inzet voor
33 landen zich aan de inzet van de Wereldbank en het IMF voor 76 landen?
De leden van de SP-fractie stellen vast dat het kabinet de zorgen deelt over de schuldenlast
van ontwikkelingslanden, zoals geuit door het IMF (en de Wereldbank) en het probleem
onderschrijft. Tegelijkertijd zijn alle instrumenten zoals voorgesteld gebaseerd op
leningen. Worden er op die manier niet extra schulden gecreëerd op langere termijn,
met als gevolg dat de totale schuldenlast alleen maar stijgt? Hoe denkt de Minister
dat te gaat oplossen? Waarom wordt er niet geïnvesteerd in de subsidy-account van
het de Poverty Reduction and Growth Trust, dat juist wel op giften gebaseerd is? Waarom
wordt er niet nagedacht over het verruimen van de criteria voor het gebruik van de
CCRT zodat meer landen hier gebruik van mogen maken? Kan de Minister dit voorstellen
bij het IMF? Kan de Minister de Kamer informeren of er meer mogelijkheden zijn in
de vorm van giften (al dan niet voorwaardelijk) die nu niet worden voorgesteld?
Hoewel de leden van de SP-fractie tevreden zijn om te lezen dat Nederland de beslissing
steunt om de CCRT aan te vullen zodat schuldverlichting kan plaatsvinden, roepen de
leden de Minister op dit niet op de rekening van de BHOS-begroting te plaatsen. Deelt
de Minister ons standpunt dat deze crisis vraagt om solidariteit en dat het verrekenen
van schuldenverlichting met bestaand ontwikkelingsgeld daar niet toe behoort? Zo nee,
waarom niet?
De leden van de fractie van 50PLUS vragen of er als gevolg van de coronacrisis, besparingen
optreden op de beleidsmatige uitgaven van de begroting voor ontwikkelingssamenwerking,
bijvoorbeeld omdat programma’s tijdelijk zijn stilgelegd. Kan de Minister een inschatting
geven van de omvang van deze besparingen? Indien er geen sprake is van besparingen,
waarom niet?
De leden van de fractie van 50PLUS vragen of ngo’s die actief zijn in lage-inkomenslanden
op een of andere manier steun ontvangen van de Nederlandse overheid, in het kader
van de crisismaatregelen. Welke regelingen zijn voor hen toegankelijk en wat is ongeveer
de geaggregeerde omvang van deze steun aan ngo’s?
5. Mondiale financieel-economische situatie – voorafgaand aan COVID-19
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat economieën weerbaar(er) zijn
en voldoende begrotingsbuffers hebben. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat het
IMF dat ook als insteek heeft?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister waarom het IMF juist van India denkt
dat de economische gevolgen van het COVID-19 virus zo groot zijn.
De leden van de D66-fractie constateren dat Nederland blijft pleiten voor voldoende
begrotingsbuffers om economieën weerbaarder te maken. Ook de leden van voornoemde
fractie zijn van mening dat voldoende begrotingsbuffers van belang zijn voor een weerbare
overheid. Op welke manier komt dit pleidooi in de aankomende periode aan de orde en
op welke manier wordt de context van de coronacrisis meegenomen in de Nederlandse
standpuntbepaling? Tot welke hoogte vindt de Minister dat begrotingsbuffers voldoende
zijn voor een weerbare economie en in welke mate vindt de Minister dat landen zich
daartoe dienen in te spannen terwijl zij hard geraakt worden door het coronavirus?
De leden van de D66-fractie steunen de Nederlandse inspanningen van harte om klimaatrisico’s
mee te nemen in het instrumentarium van het IMF. De leden van voornoemde fractie vinden
het goed om te lezen dat DNB een voortrekkersrol speelt in het ontwikkelen van stresstesten
om energie(transitie)risico’s voor de financiële sector op een adequate manier inzichtelijk
te maken. Welke streeftermijn hanteert de Minister voor de implementatie van klimaatrisico’s
in het surveillancewerk van het IMF en de Artikel IV-landenanalyses? Welke concrete
actie onderneemt de Minister om die streeftermijn te halen? Ziet de Minister mogelijkheden
om klimaatrisico’s te betrekken bij de nieuwe op te zetten instrumenten met betrekking
tot het coronavirus om op die manier sterker uit de crisis te komen?
Het kan volgens de leden van de SP-fractie niet de bedoeling zijn dat we, nu veel
ontwikkelingslanden nauwelijks nog overheidsmiddelen hebben om de coronacrisis te
bestrijden, politiek economische structurele aanpassingen als voorwaarden opleggen
voor deze noodmaatregelen. Welke empirische grondslag heeft de Minister, wanneer hij
stelt «het belang van structurele hervormingen dan ook blijvend [te] benadrukken»?
Ziet de Minister niet in dat concurrentie in crisistijd averechts aan het werken is,
waardoor bijvoorbeeld essentiële hulpmiddelen als mondkapjes en vaccins nu juist voor
woekerprijzen worden verhandeld? Wie wordt daar beter van? Is het ook niet een stuk
makkelijker voor Nederland om te zeggen dat de begroting op orde moet zijn waar dat
voor vele landen toch een stuk ingewikkelder is, en waarbij veel meer offers moeten
worden gebracht voor een solide begroting, zeker nu? Is de Minister het met de leden
van de SP-fractie eens dat het feit dat nu bijna de helft van de landen in «debt distress»
zit laat zien dat het huidige economische systeem aan het falen is? Is de Minister
het hiernaast met deze leden eens dat inkomsten middels belastingen veel effectiever
werken voor landen dan grote belastingvoordelen voor de hoge inkomens en sporadisch
geld richting de samenleving middels filantropie?
6. IMF-governance
De leden van de VVD-fractie hebben al meermaals gevraagd naar de omvang van de bijdrage
van Nederland. Er wordt nu wederom aangegeven dat de Tweede Kamer over een wijziging
van de NAB- en BBA-middelen (New Arrangements to Borrow en de Bilateral Borrowing
Arrangements) via de begroting 2021 nader wordt geïnformeerd. Kan het kabinet nu eindelijk
eens concreet aangeven waar het nu precies om gaat als het gaat om de vijftiende quotaherziening
en de gevolgen voor Nederland (de Nederlandse begroting, garantiestellingen en risico’s)?
Waarom kan het kabinet dat niet nu al aangeven?
De leden van de PVV-fractie merken allereerst op dat de huidige Nederlandse garantie
aan het IMF 43,6 miljard euro bedraagt. Bij een verdubbeling van de NAB-middelen en
een verlenging van een deel van de BBA’s zal de Nederlandse garantie aan het IMF naar
verwachting met circa 1 miljard euro afnemen. De leden van de PVV-fractie willen weten
of met de uitbraak van het coronavirus nog steeds sprake is van het gegeven dat er
meer landen zullen zijn die bijdragen aan de NAB dan aan de BBA’s en daarmee dus ook
of het zeker is dat de Nederlandse garantie aan het IMF met 1 miljard zal afnemen.
Kan de Minister tevens het bedrag van 43,6 miljard euro uitsplitsen in NAB en BBA’s?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister erop te reflecteren wat er gebeurt
als de crisis zo groot wordt (financieel gezien) dat ook de middelen van het IMF uitgeput
raken. Deze leden vragen de Minister of in dit kader de ophoging van de New Arrangements
to Borrow een goed idee is, of is een pas op de plaats juist handiger gezien de mogelijke
risico’s. In hoeverre zal of kan de samenwerking tussen het IMF en de Wereldbank tot
meer middelen leiden?
7. IMF-programma's
De leden van de fractie van de VVD vragen welke gevolgen de coronacrisis heeft voor
de verschillende programma’s in Argentinië en Oekraïne.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aangaande Argentinië welke opties er
op tafel liggen en wat er gebeurt als hun schuldenherstructurering mislukt en welke
risico’s het IMF en daarmee ook Nederland dan loopt.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aangaande Griekenland of er nog een
IMF-programma loopt met Griekenland en zo ja wat is hier de laatste stand van zaken
van.
8. Mondiale publieke schulden
De leden van de VVD-fractie steunen de inzet van het Koninkrijk om schuldhoudbaarheid
en het vergroten van transparantie in de hoogte en samenstelling van de schuld prioriteit
te geven.
De leden van de D66-fractie steunen de positie van het Koninkrijk om prioriteit te
geven aan de transparantie van de hoogte en samenstelling van schuld. De bewindvoerder
van de Nederlands-Belgische kiesgroep Anthony De Lannoy gaf afgelopen week aan dat
het niet de bedoeling is dat landen aankloppen voor steun bij het IMF en dat het geld
vervolgens wordt gebruikt om schulden aan China terug te betalen. Steunt het Koninkrijk
dit standpunt van De Lannoy en welke actie zal ondernomen worden om dit te voorkomen,
specifiek in het licht van het aangekondigde pakket maatregelen om landen te ondersteunen
in de coronacrisis?
De leden van de fractie van 50PLUS constateren dat de Nederlandse regering stelt dat
«het huidige groeimodel van lage-inkomenslanden voor ongeveer 75% gedreven is door
met schulden gefinancierde investeringen en niet door productiviteitswinsten, normaal
gesproken een belangrijke motor van structurele economische groei. Volgens het IMF
hebben deze investeringen beperkt geresulteerd in macro-economische productiviteitswinsten;
iets wat in opkomende markten in dezelfde fase van ontwikkeling veelal wel het geval
is geweest.» Welke beleidsmaatregelen en programma’s kent het IMF, om het oorzakelijke
probleem van lage productiviteitswinsten aan te pakken, zo vragen deze leden. Welke
beleidsmaatregelen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking zijn er vanuit Nederland,
om de productiviteitsontwikkeling in lage inkomenslanden te bevorderen?
Boekt het IMF (bij voorbaat) al verliezen op de steun aan lage-inkomenslanden of gaat
men er in de eerste instantie van uit dat alle leningen zullen worden terugbetaald?
De leden van de fractie van 50PLUS stellen vast dat lage-inkomenslanden reeds veel
schulden hebben gemaakt tegen behoorlijk hoge rentepercentages. De IMF-faciliteiten
kennen een rentesubsidie. Waarom zouden lage-inkomenslanden prioriteit geven aan het
aflossen van IMF-leningen met lage rente boven het aflossen van staatsleningen met
een veel hogere rente? Deelt de Minister het standpunt dat lage-inkomenslanden beter
eerst hun dure schulden kunnen aflossen? Zouden IMF-leningen aan lage-inkomenslanden
gebruikt kunnen worden om andere schulden met hogere rentepercentages af te lossen?
Indien nee, waarom niet?
Wat zou het kosten om de IMF-steun aan lage-inkomenslanden om te zetten in voorwaardelijke
giften, ervan uitgaande dat de leningen in de toekomst toch niet worden terugbetaald?
9. IMF-herzieningen
De leden van de VVD-fractie van merken op dat het surveillanceraamwerk wordt herzien
met als doel om dit te versterken. Wat is de appreciatie van het Koninkrijk hoe het
IMF hieraan werkt?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.