Nota van wijziging : Nota van wijziging
35 434 Tijdelijke voorzieningen op het terrein van het Ministerie van Justitie en Veiligheid in verband met de uitbraak van COVID-19 (Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid)
Nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 16 april 2020
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt na de puntkomma ingevoegd «of».
2. De onderdelen d en e vervallen.
3. Onderdeel f wordt verletterd tot d.
B
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In aanvulling op artikel 300 is artikel 6 van deze wet, alsmede artikel 38 lid
7, van overeenkomstige toepassing op een vergadering van het orgaan, bedoeld in artikel
300 lid 3.
C
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Tenzij sprake is van uiterste noodzaak, is het eerste lid niet van toepassing:
a. ten aanzien van de verdachte die wordt voorgeleid voor de rechter-commissaris in
verband met de inbewaringstelling;
b. ten aanzien van de verdachte die wordt gehoord bij de behandeling van een vordering
van het openbaar ministerie tot gevangenhouding of gevangenneming of tot de verlenging
daarvan.
D
Artikel 32 komt te luiden:
Artikel 32 (Tijdelijke voorziening vergaderingen Nederlandse orde van advocaten en
orde van advocaten in de arrondissementen)
De voorzitter van het college van afgevaardigden, bedoeld in artikel 19 van de Advocatenwet,
of de voorzitter van de jaarlijkse vergadering van de orde van advocaten, bedoeld
in artikel 22 van de Advocatenwet, kan bepalen dat leden en anderen geen toegang hebben
tot vergaderingen van het college van afgevaardigden of de jaarlijkse vergadering
van de orde van advocaten. In dat geval draagt de voorzitter er zorg voor dat de leden
van het college van afgevaardigden dan wel de leden van de jaarlijkse vergadering
van de orde van advocaten door middel van een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel
aan de opgeroepen vergadering kunnen deelnemen, daarin het woord kunnen voeren en
het stemrecht kunnen uitoefenen. Daartoe is vereist dat de leden via het elektronisch
communicatiemiddel kunnen worden geïdentificeerd.
E
In artikel 35, tweede lid, wordt «23 maart 2020» vervangen door «16 maart 2020».
TOELICHTING
A
Deze wijziging is toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag in de beantwoording
van de op artikel 1 betrekking hebbende vraag van de leden van de SGP-fractie (vraag
17).
B
Stichtingen hebben geen leden en dientengevolge ook geen algemene ledenvergadering.
Wel kunnen stichtingen een toezichthoudend orgaan hebben of een ander orgaan dat de
jaarrekening vaststelt, zoals bedoeld in artikel 2:300 lid 3 BW. Ook dit orgaan kan
met dezelfde beperkingen te maken krijgen als ledenvergaderingen. Om die reden wordt
artikel 6 van deze wet, die een ledenvergadering via elektronische middelen mogelijk
maakt voor verenigingen die dit nog niet in hun statuten hadden bepaald, van overeenkomstige
toepassing verklaard op dit orgaan.
C
Tweezijdige elektronische middelen als bedoeld in deze wet kunnen worden onderscheiden
naar gelang de informatie in de vorm van tekst, geluid of beeld wordt overgebracht.
Waar in de bestaande wettelijke regeling ten aanzien van de toepassing van videoconferentie
wordt uitgegaan van de totstandkoming een een directe beeld- en geluidsverbinding,
kan met de voorgestelde uitbreiding dus ook een middel worden ingezet waarin alleen
sprake is van een geluidsverbinding (telefonie).
Voor enkele situaties binnen het strafproces wordt het vervangen van elektronische
communicatie met beeldverbinding door een variant waarin alleen sprake is van een
geluidsverbinding onwenselijk geacht, tenzij sprake is van uiterste noodzaak. Voor
de beslissing over vrijheidsbeneming is de mogelijkheid voor rechter en verdachte
om elkaar niet alleen te spreken, maar ook te kunnen zien, van groot belang. Daarom
wordt een dergelijke toepassing in het tweede lid van artikel 27 in beginsel uitgesloten
voor de situatie waarin de verdachte wordt voorgeleid voor de rechter-commissaris
in verband met de inbewaringstelling en voor de zitting waarin de verdachte wordt
gehoord in verband met de behandeling van een vordering van het openbaar ministerie
tot gevangenhouding of gevangenneming of tot de verlenging daarvan. In de praktijk
hoeft dit in verreweg de meeste gevallen niet op problemen te stuiten, aangezien alle
rechtbanken, de kabinetten RC daaronder begrepen, inmiddels versneld zijn voorzien
van de voor videoconferentie benodigde apparatuur.
In verband met artikel 28 betekent deze wijziging dat het volgende. De mogelijkheid
die dat artikel biedt om een fysieke zitting achterwege te laten en te vervangen door
een mondelinge behandeling door middel van tweezijdige elektronische communicatie,
is in beginsel uitgesloten wanneer een vordering tot gevangenhouding of gevangenneming
of tot verlenging daarvan wordt behandeld (tweede lid, onderdeel a). Het gaat dan
om de raadkamer gevangenhouding of een zogenoemde pro formazitting. In die gevallen
zijn de rechters, de griffier of de officier van justitie dus in de zittingszaal aanwezig.
De verdachte en, in geval van een pro formazitting, eventuele overige procesdeelnemers,
kunnen op afstand aan de mondelinge behandeling deelnemen met behulp van tweezijdige
elektronische communicatie, zij het dat ingevolge artikel 27, tweede lid, een videoconferentie
met de over de vrijheidsbeneming te horen verdachte is vereist, tenzij sprake is van
uiterste noodzaak.
D
Artikel 32 is op verzoek van de Nederlandse orde van advocaten aangevuld. De nieuwe
tekst van deze bepaling maakt het mogelijk dat ook de jaarlijkse vergadering van de
lokale orde van advocaten in de arrondissementen langs elektronische wijze kan vergaderen
en besluiten. Omwille van de leesbaarheid is artikel 32 opnieuw vastgesteld.
E
Omdat reeds vanaf 16 maart 2020 maatregelen in verband met de uitbraak van COVID-19
zijn getroffen, wordt voorgesteld terugwerkende kracht tot en met die datum mogelijk
te maken.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid