Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wiersma en Aartsen over het bericht ‘Hoe de Facebook-CEO zichzelf zou inperken‘
Vragen van de leden Wiersma en Aartsen (beiden VVD) aan de Minister en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Hoe de Facebook-CEO zichzelf zou inperken» (ingezonden 19 februari 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 9 april
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Hoe de Facebook-CEO zichzelf zou inperken»?1
Antwoord 1
Ja, hiermee ben ik bekend.
Vraag 2
Hoe staat u tegenover de uitspraken van Věra Jourová, voormalig Europees Commissaris
voor Justitie, dat algoritmes onderworpen moeten worden aan een audit en dat academici
meer toegang moeten krijgen om algoritmes beter te begrijpen? In hoeverre gebeurt
dit al in Nederland?
Antwoord 2
Onderzoek naar algoritmes is belangrijk om grip te blijven houden op AI-toepassingen.
Kennis uit verschillende wetenschapsgebieden is van belang om te kunnen beoordelen
waaraan algoritmes kunnen voldoen. Naast de technische aspecten is er ook kennis nodig
uit de sociale en geesteswetenschappen om bijvoorbeeld te beoordelen wanneer er sprake
is van bias of andere onwenselijke gevolgen van bepaalde algoritmes. Onderzoekers hebben toegang
tot algoritmes voor zover deze openbaar zijn of indien er toegang wordt gegeven door
de rechthebbende van het algoritme. Het kabinet juicht, zoals beschreven in het Strategisch
Actieplan AI, toe dat marktpartijen hun verantwoordelijkheid nemen in aanvulling op
bestaande wettelijke vereisten. Er zijn verschillende initiatieven die hier invulling
aan geven, zoals vertrouwde derde partijen die audits uitvoeren op algoritmes.2
Naast de kennis die academici gaan inbrengen zal er ook behoefte zijn aan toezichthouders
die erop toezien, en indien nodig handhavend optreden, wanneer men algoritmes ontwikkelt
en in gebruik neemt die mogelijke ongewenste effecten tot gevolg kunnen hebben. Daarom
werken de Nederlandse toezichthouders nauw met elkaar samen om kennis te delen. Zo
is bijvoorbeeld de Inspectieraad met alle Rijksinspecties bezig met het ontwikkelen
van een programma waarin ze uitdagingen omtrent algoritmes en toezicht willen adresseren
en samen tot gepaste oplossingen willen komen.
Vraag 3
Hoe staat u tegenover hervorming van de manier waarop technologiebedrijven belasting
betalen in Nederland? Hoe zoekt Nederland de samenwerking op dit terrein binnen de
OESO en bijvoorbeeld met Frankrijk?
Antwoord 3
Bij de OESO vinden binnen het Inclusive Framework (waaronder OESO-leden en niet-leden)
discussies plaats over een nieuw internationaal stelsel voor belastingheffing in een
digitaliserende economie (Pijler 1, zie brief Staatssecretaris van Financiën van 10 oktober
2019) en over internationale afspraken om een minimumniveau van winstbelasting te
waarborgen (Pijler 2, zie brief Staatssecretaris van Financiën van 14 november 2019).3 Voor de laatste stand van zaken verwijs ik u graag naar de Staatssecretaris van Financiën
– Fiscaliteit en Belastingdienst, en zijn brief van 10 februari 2020 met zijn reactie
in het kader van twee schriftelijke overleggen hieromtrent.
Vraag 4
Wat vindt u ervan dat Facebook elke vorm van overheidsregulering tegenwerkt en dit
verdedigt door te zeggen dat de gebruiker instemt met de gebruikersvoorwaarden? Hoe
omzeilt Facebook op dit moment de nationale wetgeving? Welke andere techreuzen omzeilen
nationale of Europese wetgeving? Wat is uw inzet hierop? Zijn er lopende onderzoeken
vanuit het Nederland naar techreuzen?
Antwoord 4
Ik begrijp dat u zich afvraagt of grote techbedrijven, zoals Facebook, strategisch
opereren. De nieuwe dienstverlening die dit soort ondernemingen biedt, en de wijze
waarop ze dat doen, leidt soms tot de vraag welke wet- of regelgeving van toepassing
is. Dit kan ertoe leiden dat er verschillen van mening ontstaan over de toepasselijkheid
van wet- of regelgeving. Uiteraard zullen bedrijven daarbij de voor hen meest gunstige
uitleg daarvan bepleiten, hetgeen kan betekenen dat zij zich op het standpunt stellen
dat bepaalde wet- of regelgeving niet op hen van toepassing is. In dit kader is het
positief om te zien dat deze vraagstukken worden voorgelegd aan de rechterlijke macht
zodat die daar een oordeel over kan vellen en duidelijkheid kan verschaffen. Zie bijvoorbeeld
de recente uitspraak van de rechter Amsterdam in de zaak tussen Facebook en John de
Mol, of de uitspraken van het Hof van Justitie van de EU inzake UberPop en Airbnb.
Dit soort uitspraken verduidelijkt welke wet- en regelgeving voor dit soort ondernemingen
van toepassing is voor de diensten die zij bieden. Zodra deze duidelijkheid er is,
dienen deze ondernemingen zich uiteraard daarnaar te voegen en zo nodig hun handelen
daarop aan te passen.4 Hoewel het natuurlijk ondernemingen vrij staat om wetgeving op de voor hen meest
gunstige wijze uit te leggen, doe ik een moreel appel op grote techbedrijven om hun
verantwoordelijkheid proactief te nemen gegeven hun sterke positie en bij hun handelen
oog te hebben voor het publieke belang.
Vraag 5
Hoe ondervinden Nederlandse bedrijven oneerlijke concurrentie van deze techreuzen?
Hoe gaat u dit tegen? Welke hulp biedt u aan deze bedrijven?
Antwoord 5
Nederlandse bedrijven kunnen oneerlijke concurrentie van techreuzen ondervinden doordat
deze bedrijven hun machtspositie misbruiken. Via bestaande mededingingsregelgeving
wordt via toezicht achteraf (ex post) opgetreden tegen ondernemingen die misbruik
maken van een economische machtspositie. Zo heeft de Europese Commissie in de afgelopen
jaren in verschillende zaken waarin grote platforms betrokken waren boetes opgelegd
voor het overtreden van de mededingingsregels. Tevens ondervinden Nederlandse bedrijven
dat in de digitale economie het risico bestaat dat grote platforms een dusdanig belangrijke
marktpositie hebben dat consumenten en ondernemers hier niet of nauwelijks meer omheen
kunnen (en dus een poortwachtersfunctie hebben). Ondanks dat er geen sprake hoeft
te zijn van machtsmisbruik, wordt toetreding door nieuwe ondernemingen hierdoor nagenoeg
onmogelijk. In deze situatie is alleen achteraf toezicht zoals in het huidige mededingingsrecht
onvoldoende.
Om ervoor te zorgen dat de concurrentie ook in de digitale economie wordt geborgd,
pleit ik in Europa dat er in specifieke situaties, in ieder geval op Europees niveau,
ook vooraf (ex ante) maatregelen moeten kunnen worden gesteld om de concurrentiemogelijkheden
te versterken en bewaken. Een voorbeeld van zo’n maatregel kan zijn dat een platform
specifieke data moet delen. Op 17 mei 2019 heb ik hierover een brief met mijn beleidsinzet
naar de Kamer gestuurd waarin drie maatregelen, waaronder het ex ante instrument,
worden beschreven.5 Deze maatregelen moeten er samen voor zorgen dat consumenten en ondernemers hun keuzevrijheid
behouden en die kunnen benutten om de kansen die de platformeconomie biedt optimaal
te verzilveren.
De Europese Commissie heeft op 19 februari 2020 haar digitale strategie gepubliceerd
en kondigt daarin aan om de mogelijkheid om vooraf (ex ante) in te kunnen grijpen
bij platforms met een poortwachtersfunctie te gaan verkennen en eind 2020 met een
voorstel te komen.6 Dit is in lijn met mijn beleidsinzet. Ik ben verheugd dat het uitdragen van deze
beleidsinzet bij verschillende gelegenheden effect heeft gehad en dat de Europese
Commissie ook het belang inziet van een gezamenlijke aanpak op Europees niveau voor
het borgen van de concurrentie in onze digitale economie. Uw Kamer wordt nader geïnformeerd
over de digitale strategie van de Europese Commissie middels een BNC-fiche.
Vraag 6
Heeft de sterke marktpositie van techreuzen gevolgen voor innovatie, bijvoorbeeld
doordat innovatieve bedrijven en/of concurrenten worden opgekocht door grote techbedrijven?
Zo ja, wat kan hier aan worden gedaan? Zo nee, waarom denkt u dat? Kunt u in dat verband
ook toelichten wat een land als Nederland meer zou kunnen doen bij dit soort risico’s?
Antwoord 6
Grote platforms hebben binnen de digitale economie op verschillende manieren invloed
op innovatie in de markt. Aan de ene kant kunnen ze een positieve invloed hebben op
innovatie, omdat het ervoor kan zorgen dat bij de overname van een startup een bepaalde
innovatie waar de startup aan werkt, wordt doorontwikkeld door een kapitaalkrachtig
bedrijf. Om die reden is het bedrijfsmodel van sommige startups ook om een innovatie
op de markt te zetten en vervolgens te worden overgenomen door een groot platform.
Aan de andere kant komt het ook voor dat grote bedrijven concurrenten overnemen die
een potentiële bedreiging voor ze vormen. Vooral bedrijven met marktmacht kunnen een
prikkel hebben om toekomstige concurrenten over te nemen en hun innovaties stop te
zetten. Een bedrijf met een duurzame machtspositie ervaart immers minder druk om te
investeren in innovatie.
Op dit moment zijn de meldingsdrempels in het concentratietoezicht gebaseerd op omzet.
Overnames van relatief kleine innovatie startups, die te weinig omzet maken om boven
de meldingsdrempels uit te komen, blijven nu buiten het zicht van toezichthouders.
Deze overnames kunnen de mededinging en daarmee de innovatie toch significant beperken.
Om ervoor te zorgen dat zowel de potentiële beperking van de mededinging als de mogelijke
voordelen voor bijvoorbeeld innovatie en daarmee consumenten beoordeeld kunnen worden,
is het belangrijk dat de toezichthouder ook deze fusies of overnames in het vizier
krijgt. Daarom pleit ik in Europa voor aanpassing van de huidige meldingsdrempels
voor fusies – bijvoorbeeld door ze te baseren op de transactiewaarde van een fusie
of de verhouding tussen de omzet en transactiewaarde. Op die manier zullen ook deze
fusies en overnames van bedrijven die (nog) geen hoge omzet hebben, maar wel ingrijpende
mededingingseffecten kunnen hebben, in het vizier van de toezichthouder komen.
Daarnaast zet ik me in voor de aanpassing van de Europese richtsnoeren waar de toepassing
van mededingingsregels in is vastgelegd. Zo kan bijvoorbeeld worden verduidelijkt
hoe kan worden beoordeeld of bij een overname door een groot platform sprake is van
een potentiële concurrent. In haar digitale strategie heeft de Europese Commissie
aangekondigd de mededingingsregels te evalueren en een mogelijke aanpassing van de
mededingingsregels te verkennen om te zorgen dat de toepassing van de regels nog effectief
blijft in een digitaliserende wereld.
Vraag 7
Hoeveel werkgelegenheid heeft Nederland te danken aan grote techbedrijven zoals Google,
Amazon, Facebook, Apple en Netflix? Hoeveel is dit in vergelijking met andere sectoren?
Antwoord 7
De werkgelegenheid die techbedrijven voor Nederland opleveren bestaat allereerst uit
directe werkgelegenheid, zoals de ruim 5.000 medewerkers die voor Booking.com in Amsterdam
werken. Techbedrijven zijn geen aparte bedrijfstak in de officiële statistieken, dus
de werkgelegenheid die deze bedrijven opleveren wordt niet bijgehouden. Ook de werkgelegenheid
dit indirect tot stand komt als gevolg van de aanwezigheid van kantoren van techbedrijven
in Nederland wordt niet bijgehouden. Daarnaast werkt ongeveer 0,4% van de beroepsbevolking
via techbedrijven in de «kluseconomie»: maaltijdbezorging, huishoudelijke dienstverlening.
Hierbij is het de vraag in hoeverre dit additionele werkgelegenheid is, en welk deel
ervan slechts vervanging van reeds bestaande werkgelegenheid is. Het CBS is verder
bezig om te kijken naar mogelijkheden om platformen in Nederland te meten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.