Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Beckerman en Leijten over de belastingen voor woningcorporaties die Vestia willen helpen
Vragen van de leden Beckerman en Leijten (beiden SP) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën over de belastingen voor woningcorporaties die Vestia willen helpen (ingezonden 31 januari 2020).
Antwoord van Minister van Veldhoven-van der Meer (Milieu en Wonen), mede namens de
Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen
6 april 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1819. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2083.
Vraag 1
Wat is uw reactie op de brandbrief van de provincies Zuid-Holland, Noord-Brabant,
de woningmarktregio’s Haaglanden en Rotterdam, de Vereniging Sociale Verhuurders Haaglanden
en zes Vestia-gemeenten dat bij de overname van tienduizend Vestia-woningen de hulp
van de overheid nodig is?1
Antwoord 1
Vestia staat voor een grote opdracht waarin het langjarig werkt aan financieel herstel,
terwijl ze haar volkshuisvestelijke taken uitvoert. Dit kan spanning opleveren met
de volkshuisvestelijke wensen in de gemeenten waarin Vestia actief is. Zo zorgt ook
de terugtrekkende beweging van Vestia in een aantal gemeenten conform haar verbeterplan
voor uitdagingen. Voor dit complexe vraagstuk heb ik Hamit Karakus gevraagd als bestuurlijk
regisseur om oplossingen aan te dragen voor de ontstane volkshuisvestelijke situatie.
Ik ben Hamit Karakus zeer erkentelijk voor zijn rapport waarin hij aanbeveelt om de
woningen van Vestia in deze gemeenten over te dragen aan andere lokale corporaties.
Ik zie dat ook deze overdracht complex is en inzet van alle betrokken partijen vraagt.
Vraag 2 en 3
Bent u met de Vestia-gemeenten en de bestuurlijk regisseur inzake Vestia van mening
dat de sociale huurwoningen die worden verkocht, in de sociale huursector moeten blijven
en het beste in handen kunnen komen van andere (lokale) woningcorporaties? Zo nee,
waarom niet?2
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat de conclusie van de bestuurlijk
regisseur, te weten «overname van het Vestiabezit door (een) andere lokale woningcorporatie(s)
is de meest passende oplossingsrichting», wordt uitgevoerd en op welke termijn?3
Antwoord 2 en 3
Hamit Karakus beveelt aan om de woningen van Vestia in deze gemeenten over te dragen
aan andere lokale corporaties. Ik heb hem dit najaar verzocht de verkoop van Vestiawoningen
in deze gemeenten aan andere corporaties nader te onderzoeken. Naar verwachting zal
Hamit Karakus hier voor de zomer 2020 over rapporteren. Verkopen van deze woningen
aan andere partijen dan woningcorporaties zijn daarmee voorlopig niet aan de orde.
In dit kader geldt verder dat Vestia bij de uitvoering van haar verbeterplan ook rekening
moet houden met de volkshuisvestelijke consequenties van haar beleid. Verkoop van
woningen aan andere partijen dan aan woningcorporaties is niet opgenomen in het herijkt
verbeterplan van Vestia. Mocht Vestia dit willen, zal ze dit eerst aan de monitoringscommissie
bestaande uit saneerder, Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) borger en Autoriteit
woningcorporaties (Aw) moeten voorleggen, die dit voorstel mede in het licht van de
volkshuisvestelijke consequenties zullen beoordelen. Ik heb voldoende vertrouwen in
dit proces.
Vraag 4
Bent u bereid om de verhuurderheffing voor woningcorporaties af te schaffen, zodat
er meer investeringsruimte ontstaat voor alle woningcorporaties, waardoor er meer
ruimte komt voor andere corporaties om Vestia-bezit over te nemen en ook voor Vestia
zelf (en daarmee hun huurders) om meer financiële ruimte te krijgen? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Antwoord 4
Afschaffing van de verhuurderheffing enkel voor woningcorporaties is niet aan de orde,
omdat dit tot een ongelijke fiscale behandeling tussen woningcorporaties en niet-woningcorporaties
kan leiden. Momenteel werk ik aan een evaluatie van de verhuurderheffing en voer ik
een onderzoek uit naar de opgaven en middelen van corporaties (motie Ronnes). Beide
onderzoeken verwacht ik voor de zomer 2020 af te ronden.
Vraag 5
Waarom is er een vrijstelling van de overdrachtsbelasting mogelijk voor overname door
een Wijkontwikkelingsmaatschappij (WOM) die is opgericht ter uitvoering van een specifiek
herstructureringsplan (stedelijke vernieuwing)? Hoe vaak wordt daar gebruik van gemaakt?4
Antwoord 5
De afschaffing van de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor woningcorporaties
per 1 januari 2003 dreigde destijds de integrale wijkaanpak door samenwerking van
verschillende partijen in wijkontwikkelingsmaatschappijen (WOM) te belemmeren, omdat
partijen over de inbreng van onroerend goed in een WOM en de uiteindelijke overdracht
uit de WOM overdrachtsbelasting zouden moeten afdragen. Om te voorkomen dat de voortgang
van de stedelijke vernieuwing zou worden afgeremd, is op verzoek van de Tweede Kamer
de WOM-regeling in het leven geroepen. Partijen die samenwerken aan de vernieuwing
van een wijk of gebied en daartoe een WOM oprichten kunnen aanspraak maken op de vrijstelling.
Voorwaarde daarbij is dat de wijkontwikkelingsmaatschappij (WOM) is aangewezen door
het Ministerie van BZK en dat wordt voldaan aan de overige voorwaarden voor die vrijstelling,
zoals bijvoorbeeld het hebben van een herstructureringsplan dat uitvoering geeft aan
stedelijke vernieuwing. Uit de laatste evaluatie van de WOM-regeling komt naar voren
dat in totaal sinds de instelling van de regeling (tot 2017) 24 WOM’en zijn aangewezen.
De meeste WOM’en zijn opgericht in de periode 2004 tot en met 2006. Daarna is het
aantal aanvragen teruggelopen.
Vraag 6
Bent u bereid om van de genoemde mogelijkheid in de brandbrief om een specifieke uitzondering
te maken in de vrijstelling van de overdrachtsbelasting bij de overname van Vestia-bezit
gebruik te maken, ondanks het feit dat in de Vestia-gemeenten geen stedelijke vernieuwing
plaatsvindt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 6
Zoals in de beantwoording op vraag 5 aangegeven was in het verleden een vrijstelling
van overdrachtsbelasting van toepassing bij verkrijgingen door woningcorporaties.
Deze vrijstelling is met ingang van 1 januari 2003 komen te vervallen, omdat woningcorporaties
door die vrijstelling een concurrentievoordeel hadden ten opzichte van andere partijen.
Ook alternatieve mogelijkheden voor vrijstellingen van overdrachtsbelasting of uitbreiding
van bestaande vrijstellingen ten behoeve van woningcorporaties zijn eerder onderzocht.
De uitkomsten daarvan zijn in de brief van 30 maart 2017 door de toenmalige Staatssecretaris
van Financiën uitgebreid toegelicht. Het onderzoek geeft geen aanleiding om invoering
van een vrijstelling voor woningcorporaties of een uitbreiding van een bestaande vrijstelling
ten behoeve van woningcorporaties te heroverwegen.
Bij een overdracht van woningen door Vestia aan een andere woningcorporatie kan mogelijk
nog wel worden afgezien van heffing van overdrachtsbelasting indien op de verkrijging
een thans bestaande wettelijke vrijstelling van toepassing is. In de brief van o.a.
de provincie Zuid-Holland wordt gewezen op de vrijstelling van overdrachtsbelasting
voor de verkrijging van onroerende zaken door een WOM in het kader van stedelijke
vernieuwing. Toepassing van deze vrijstelling is gebonden aan de voorwaarde dat de
onroerende zaken worden verkregen door een door de Minister als zodanig aangewezen
WOM die uitvoering geeft aan een herstructureringsplan voor stedelijke vernieuwing.
Als er geen sprake is van stedelijke vernieuwing, zoals in de brief door de partijen
zelf is aangegeven, kan deze vrijstelling reeds om die reden geen toepassing vinden.
Daarnaast kunnen woningcorporaties die over een ANBI-status beschikken (vrijwel alle
woningcorporaties beschikken over een ANBI-status) onder voorwaarden mogelijk gebruik
maken van de vrijstelling van overdrachtsbelasting in het kader van een taakoverdracht
tussen twee of meer ANBI’s. Voor toepassing van die vrijstelling geldt een aantal
voorwaarden. Er moet sprake zijn van overdracht van alle activa en passiva die betrekking
hebben op de overgedragen taak en voortzetting van de daarbij behorende werkzaamheden
(volkshuisvestelijke taken). Voor toepassing van de vrijstelling geldt voorts de voorwaarde
dat geen koopsom wordt bedongen of indien op grond van publiekrechtelijke regelgeving
toch een koopsom wordt bedongen, mag deze niet meer bedragen dan de boekwaarde van
de overgedragen bestanddelen. Onder boekwaarde wordt voor de toepassing van deze regelgeving
verstaan: de historische kostprijs minus de afschrijvingen. Of in het onderhavige
geval wordt voldaan aan alle voor toepassing van de vrijstelling geldende voorwaarden
zal aan de hand van de feiten en omstandigheden van het geval beoordeeld moeten worden
door de inspecteur van de Belastingdienst. Wij streven ernaar om met betrokken partijen
voor de zomer duidelijkheid te krijgen of en op welke wijze een dergelijke taakoverdracht
tussen ANBI’s binnen de vrijstelling kan vallen.
Ingeval binnen de bestaande vrijstellingen geen ruimte bestaat voor een vrijstelling
van overdrachtsbelasting, dan zal ik beleidsalternatieven buiten de sfeer van de overdrachtsbelasting
onderzoeken en rond de zomer uw Kamer over de uitkomst informeren.
Vraag 7
Kunt u in een overzicht laten zien hoe vaak sinds 2015 gebruik wordt gemaakt van alle
vrijstellingen van de overdrachtsbelasting per vrijstelling en de kosten per vrijstelling
per jaar?
Antwoord 7
Momenteel wordt in een verkennend onderzoek naar de overdrachtsbelasting geprobeerd
om onder meer het gebruik van de vrijstellingen in kaart te brengen. Het Ministerie
van Financiën verwacht het onderzoek dit jaar af te ronden en uw Kamer hierover te
informeren.
Vraag 8
Waarom vindt u het rechtvaardig om geen overdrachtsbelasting te heffen op de koop
van landgoederen, maar wel op reguliere koopwoningen en sociale huurwoningen? Kunt
u uw antwoord toelichten?
Antwoord 8
Een algehele vrijstelling voor woningen heeft grote budgettaire gevolgen en past niet
in het kabinetsbeleid. Ook een vrijstelling uitsluitend voor de gehele gereguleerde
huursector – dus ook niet-woningcorporaties die daar actief zijn – acht het kabinet
geen reëel alternatief. Een vrijstelling voor alle ondernemingen die zich met verhuur
in de gereguleerde huursector bezighouden zal als selectief voordeel voor deze ondernemingen
beschouwd worden en daarmee als staatssteun kunnen kwalificeren.
De vrijstelling van de overdrachtsbelasting bij verkrijging van een landgoed (Natuurschoonwet
1928) heeft onder andere het bevorderen van de instandhouding en het creëren van natuurschoon
tot doel. De in die wet opgenomen voorwaardelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting
vormt een prikkel om het natuurschoon op het landgoed in stand te houden. De overdrachtsbelasting
is immers alsnog verschuldigd indien binnen 25 jaar na verkrijging van het landgoed
niet voldaan wordt aan de zogenoemde instandhoudingseis. Dat de Natuurschoonwet 1928
een belangrijke bijdrage levert aan het behoud van landgoederen en aan de ontwikkeldoelstelling
voor nieuwe natuur en nieuw bos, wordt bevestigd door de beleidsevaluatie die onderzoeksbureau
Ecorys in 2014 heeft verricht.
Vraag 9
Klopt het dat Vestia in hoger beroep gaat tegen de bewoners van de Tweebosbuurt in
Rotterdam, maar dat Vestia met de accountants van KPMG en Deloitte een schikking treft
en zodoende een rechtszaak vermijdt in tegen stelling tot de eigen huurders? Hoe kunt
u dit verklaren?5 6
Antwoord 9
De twee zaken houden geen direct verband met elkaar en kunnen andere afwegingsgronden
kennen. De casus in de Tweebosbuurt betreft een lokale aangelegenheid, waarbij Vestia
in samenspraak met de gemeente een afweging maakt. De casus met de accountants betreft
een stelselaangelegenheid waarbij Vestia in samenspraak met de toezichthouder Autoriteit
Woningcorporaties (Aw) een afweging maakt. In dit kader geldt dat corporaties, zo
ook Vestia, zich in dienen te spannen om geleden schade te verhalen. De Aw ziet daarop
toe, ook in hoeverre het meer in het volkshuisvestelijk belang is om te schikken dan
wel een rechtszaak af te wachten.
Vraag 10
Klopt het dat met de genoemde schikking 84 miljoen euro is gemoeid?
Antwoord 10
Aangezien dit het verloop met deze partijen niet ten goede komt, kan de Aw hier geen
mededelingen over doen.
Vraag 11
Wat zijn de kosten voor Vestia om een hoger beroep in te stellen, wat jaren kan duren
en verloren kan worden? Kunt u verschillende scenario’s toelichten en daarbij aangeven
of het voor Vestia niet goedkoper zou zijn om af te zien verder procederen tegen de
Tweebosbuurt?
Antwoord 11
Het betreft hier een lokale aangelegenheid waarover Vestia in samenspraak met de gemeente
een afweging moet maken. Ik meng mij niet in dergelijke lokale aangelegenheden.
Vraag 12
Waar komt de Rijksbijdrage van 25.000 euro per sloopwoning in de Tweebosbuurt vandaan?
Bent u bereid deze bijdrage niet door te laten gaan nu de deadline van april voor
de sloop niet wordt gehaald? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
In 2016 is door BZK in een Kamerbrief een additionele bijdrage van Rijkszijde toegezegd
voor de aanpak van de kwetsbare (met name particuliere) voorraad in Rotterdam Zuid,
gekoppeld aan investeringen in het sociale- en middensegment. Dit is onderdeel van
het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ). Deze bijdrage, die in omvang gelijk
is aan de inbreng van de gemeente Rotterdam, heeft zijn uitwerking gekregen in een
verruiming van de voorwaarden voor de heffingsvermindering van de Verhuurderheffing
(voor zowel sloopwoningen alsook voor betaalbare nieuwbouwwoningen) voor corporaties
in Rotterdam Zuid. Deze regeling is op 1 juli 2018 stopgezet, hetgeen eerder was dan
op voorhand gedacht. Omdat voorzien werd dat de termijnen bij een aantal projecten
onder druk kwam te staan is in de woondeal van de Zuidelijke Randstad de eerdere toezegging
uit 2016 verder bekrachtigd. Deze toezegging geldt nog steeds.
Vraag 13
Op welke manieren gaat u ervoor zorgen dat de bewoners van de Tweebosbuurt in hun
huizen kunnen blijven en een wooncoöperatie kunnen starten, waardoor Vestia geen kosten
meer heeft en de bewoners in hun buurt kunnen blijven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 13
Het betreft hier een lokale aangelegenheid waarover Vestia in samenspraak met de gemeente
een afweging moet maken. Ik meng mij niet in dergelijke lokale aangelegenheden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen -
Mede namens
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.