Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. openstelling SDE+ voorjaarsronde 2020 (Kamerstuk 31239-313)
2020D12852 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de kabinetsbrieven
Openstelling SDE+ voorjaarsronde 2020 (Kamerstuk 31 239, nr. 313), Toelichting op de ontwikkeling van de energierekening (Kamerstuk 29 023, nr. 258), Reactie op toezegging, gedaan tijdens het Algemeen Overleg Klimaat & Energie van
4 september 2019, over het actieplan «Voor meer schone warmte» (Kamerstuk 30 196, nr. 706), Uitvoering van het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 483), Kabinetsvisie waterstof (Kamerstuk 32 813, nr. 485), De rol van gas in het energiesysteem van nu en in toekomst (Kamerstuk 32 813, nr. 486), Afbouw salderingsregeling (Kamerstuk 31 239, nr. 314), Routekaart Groen Gas (Kamerstuk 32 813, nr. 487) en Eindevaluatie programma Groene Groei (Kamerstuk 33 043, nr. 103).
De voorzitter van de commissie, Diks
De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof
Inhoudsopgave
Blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
40
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen en opmerkingen over de diverse brieven
op de agenda.
SDE+
In de eerste plaats betreft dit de openstelling van de regeling Stimulering Duurzame
Energieproductie (SDE+) voorjaarsronde 2020. De leden van de VVD-fractie lezen dat
er door de ophoging van de SDE+ middelen in deze ronde projecten gefinancierd kunnen
worden die tijdens de najaarsronde van 2019 geen kans maakten op subsidie. Kan de
Minister toelichten om welke projecten dit gaat? Geldt voor deze tijdelijke verhoging
dat er projecten in aanmerking komen voor subsidie die anders niet in aanmerking zouden
zijn gekomen omdat zij voorheen niet voldoende kosteneffectief waren? Of heeft het
extra budget hier geen invloed op?
Energierekening
De leden van de VVD-fractie zijn ten aanzien van de ontwikkeling van de energierekening
verheugd dat bij gemiddeld gebruik de energierekening 170 euro lager uitviel. Deze
leden willen dat het kabinet er scherp op toe blijft zien dat de rekening de komende
jaren niet te sterk stijgt, gezien de gemaakte afspraken in het Klimaatakkoord om
de belasting op energie ook niet te laten stijgen. Zij vragen de Minister welke mogelijkheden
er zijn om de kosten in de toekomst zo laag mogelijk te houden.
Uitvoering Klimaatakkoord
Naar aanleiding van de brief over de uitvoering van het klimaatakkoord hebben de leden
van de VVD-fractie ook diverse vragen. Deze leden lezen dat de Minister aangeeft dat
regie vereist is op de ruimtelijke dimensie van het klimaatbeleid. Daarbij wordt aangegeven
dat dit gebeurt via de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en de Regionale Energiestrategieën
(RES). Zij vragen de Minister hoe de regie precies geborgd is via de systematiek van
de NOVI. Daarbij vragen zij hoe de regie met betrekking tot de RES verloopt.
Er zal ook regie op het toekomstige energiesysteem worden gevoerd. De leden van de
VVD-fractie vragen of de Minister kan toelichten wat het programma Energie Hoofdstructuur
in zal houden. Worden hier ook keuzes in gemaakt over bijvoorbeeld het al dan niet
verzwaren van energienetten vanwege de toename van zonneweides? Of worden hier keuzes
gemaakt over het minder plaatsen van zonneweides ten faveure van andere vormen van
energieopwekking?
De leden van de VVD-fractie vragen ten aanzien van de voornemens rond de energie-intensieve
industrie hoe de energie-intensieve industrie wordt afgebakend. Betreft dit de top-twaalf
uitstoters, de vijf clusters uit het Klimaatakkoord, of de bedrijven die onder het
Europese systeem voor emissiehandel (ETS) vallen? Of is de afbakening ruimer? Wat
behelst dit programma?
Over de regie op betaalbaarheid hebben de leden van de VVD-fractie ook een aantal
vragen. Deze leden delen het uitgangspunt dat sterke industriële clusters belangrijk
zijn voor de werkgelegenheid en economische groei, en dat de opgave niet te koste
mag gaan van de bedrijvigheid. Ook in de nog te verschijnen impacttoets voor het midden-
en kleinbedrijf (mkb) zal dat wat deze leden betreft een leidend uitgangspunt moeten
zijn. De Minister verwijst voor het voeren van de (interdepartementale) regie op alle
aspecten van betaalbaarheid naar de jaarlijkse beleidscyclus op grond van de Klimaatwet.
Op welke wijze wil de Minister al deze effecten in samenhang rapporteren aan de Kamer?
Betekent dit dat in bijvoorbeeld de Monitor Klimaatbeleid een aparte uitwerking komt
van de betaalbaarheid voor het bedrijfsleven, de effecten op werkgelegenheid en economische
groei en de wijze waarop de bedrijvigheid wordt gestimuleerd en niet ten koste gaat
van de klimaatopgave?
De leden van de VVD-fractie vinden dat het kabinet terecht stelt dat het realiseren
van de klimaatopgave afhankelijk is van goed beleid rond arbeidsmarkt en scholing.
Neemt het kabinet, los van de in te stellen commissie bij de Sociaal-Economische Raad
(SER), ook zelf al initiatieven op gebied van arbeidsmarkt en scholing? Zo, ja welke?
Salderingsregeling
De leden van de VVD-fractie hebben eerder in een algemeen overleg gevraagd naar de
afbouw van de salderingsregeling. Bij die gelegenheid kwam ook het fiscale alternatief
dat door Energiebeheer Nederland is aangereikt aan de orde. Deze leden vragen de Minister
om gemotiveerd uiteen te zetten waarom dat uiteindelijk is afgevallen.
Kabinetsvisie waterstof
De leden van de VVD-fractie zijn blij met de aanbieding van de kabinetsvisie op waterstof
aan de Kamer. Zoals bekend hechten deze leden zeer aan het snel ontwikkelen van een
koploperfunctie van Nederland voor de ontwikkeling van waterstof. Het is daarom goed
te lezen dat het kabinet de ambities met betrekking tot waterstof omarmt. De visie
op waterstof wordt sterk gedomineerd door de inzet op groene waterstof. Er zijn echter
meerdere CO2-vrije technieken om waterstof te produceren, het kabinet noemt zelf ook pyrolyse
en waterstof gebonden aan andere stoffen. Kan de Minister een overzicht geven van
al het beschikbare innovatie-instrumentarium voor de andere technieken? Is dit innovatie-instrumentarium
in voldoende mate beschikbaar?
In dit verband merken de leden van de VVD-fractie op dat de middelen voor tijdelijke
exploitatiesteun komen uit een herschikking van bestaande middelen voor de subsidie
Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+). Welke gevolgen heeft dat voor de
resterende DEI+-middelen, blijven deze in voldoende mate beschikbaar? Is deze tijdelijke
exploitatiesteun, al dan niet op termijn, ook beschikbaar voor andere technieken dan
groene waterstof indien deze zich in de fase tussen demo- en uitrolfase komen te bevinden?
Ten aanzien van de 35 miljoen euro die het kabinet vanaf 2021 per jaar vrijmaakt voor
de ontwikkeling van groene waterstof uit de DEI+ lezen de leden van de VVD-fractie
dat voor blauwe waterstof genoeg geld vrijkomt via subsidiering van carbon capture
and storage (CCS) uit de Stimuleringsregeling Duurzame Energietransitie (SDE++). In
hoeverre worden projecten voor blauwe waterstof op andere wijzen gesubsidieerd? Klopt
het dat de SDE++-subsidie voor CCS naar het toepassen van CCS gaat? In hoeverre houden
bedrijven in dat geval voldoende subsidie over om ook blauwe waterstof te ontwikkelen?
Is de Minister het met deze leden eens dat ook grijze en blauwe waterstof een grote
rol zullen spelen in de energietransitie?
Tijdens de ontwikkelingsperiode van waterstof kan deze voor veel doeleinden worden
ingezet. Hoe waarborgt de Minister dat, met name in de periode dat onvoldoende CO2-vrije waterstof beschikbaar is, deze met name beschikbaar komt voor die toepassingen
die geen alternatief hebben dan gebruik van een gas. Dit geldt bijvoorbeeld in de
industrie. Is de Minister met de leden van de VVD-fractie eens dat voorkomen moet
worden dat waterstof in toenemende mate wordt gebruikt in sectoren waar alternatieven
beschikbaar zijn als dat leidt tot tekorten in sectoren die geen alternatief hebben?
Hoe beoordeelt de Minister in dit verband het gebruik van waterstof in de elektriciteitssector
in gascentrales, indachtig het feit dat dan twee keer energieverlies optreedt (bij
de omzetting van duurzame elektriciteit in waterstof, en daarna van waterstof in elektriciteit)?
Tot slot over het onderwerp waterstof willen de leden van de VVD-fractie graag weten
aan de hand van welke criteria de Minister zal monitoren of de ingezette instrumenten
voldoende kansen bieden voor de ontwikkeling van groene waterstof.
Gas
Met betrekking tot de rol van gas in het energiesysteem nu en in de toekomst steunen
de leden van de VVD-fractie de insteek van het kabinet rond kleine velden. Deze leden
lezen dat de toets van de Europese Unie (EU) op staatssteunaspecten van de investeringsaftrek
nog enige tijd op zich laat wachten. Welke gevolgen heeft dat voor de indiening van
het wetsvoorstel, aangezien dit ook door het kabinet op de lijst spoedeisende wetsvoorstellen
(te behandelen voor de zomer) is gezet? Mocht de toets op staatssteun negatief uitvallen,
dan wil het kabinet ook kijken of er alternatieven mogelijk zijn. Wat zijn deze alternatieven,
en worden deze ook nu al ontwikkeld om geen tijd te verliezen ingeval het oordeel
van de Europese Commissie negatief is?
De leden van de VVD-fractie zijn het eens met de Minister dat de productie van groen
gas eerst vergroot moeten worden voordat we besluiten over de manier waarop we groen
gas in gaan zetten. Deze leden lezen dat er diverse onderzoeken zijn aangekondigd
en de nadere uitwerking nog zal volgen. Zij vragen of de Minister kan aangeven wanneer
de Kamer deze resultaten kan verwachten van de diverse acties. Het betreft dan de
mogelijkheden om de realisatiegraad van projecten te vergoten, de inzet van diverse
instrumenten die het mogelijk maken om meer te sturen op de productie van groen gas,
de uitkomsten van de onderzoeken die zich richten op vraag-gestuurde instrumenten,
de uitkomst van de innovatiebehoefte door TKI Nieuw Gas, het onderzoek dat Energiebeheer
Nederland doet naar de potentie van het hergebruiken van locaties voor groengasproductie,
het in kaart brengen van de potentie van riool- en afvalwaterzuiveringslocaties en
tot slot de uitkomsten van de optie om te hybridiseren die verwerkt wordt in de Routekaart
van de Startanalyse aardgasvrije buurten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de regering op
de agenda van dit schriftelijke overleg staan. Deze leden denken op dit moment vooral
aan al die mensen die te lijden hebben onder corona. Zij leven mee met alle zorgmedewerkers
en iedereen die getroffen is door het virus en alle inwoners, bedrijven en instellingen
die elk op hun eigen manier willen bijdragen aan onze samenleving. In die context
hebben we nu dit schriftelijk overleg. Deze leden hopen snel weer een gewoon algemeen
overleg met elkaar kunnen voeren. Onderwerpen zoals waterstof en groen gas verdienen
het podium en vragen meer dan drie dagen voorbereidingstijd. Rond de zomer wanneer
de Minister komt met de uitkomsten van het onderzoek over waterstof en de tenders
op de Noordzee lijkt deze leden een beter moment om Waterstof uitgebreider te bespreken.
Ook schetst de Minister een beeld dat Nederland mogelijk waterstof zou kunnen importeren
uit de Zuidelijke Europese landen. Dat lijkt deze leden een mooi vergezicht. Laten
we elkaar in Europa versterken waar we kunnen, dat verdient ons land, dat verdient
Europa en zo kan een schone technologie gedreven vanuit Nederland met onze uitgangspositie
mogelijkheden bieden om in Europa samen uit de crisis te komen en we op weg gaan naar
het post coronatijdperk.
De leden van de CDA-fractie willen de Minister over de verschillende brieven die op
de agenda staan vragen voorleggen.
Verlengen looptijd SDE-beschikkingen monomestvergisting
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister opschaling van de productie van
groen gas van belang acht en op de korte termijn de SDE als het primaire instrument
ziet voor het stimuleren van groengasproductie. Deze leden zijn van mening dat het
van belang is om reeds bestaande initiatieven te blijven stimuleren en er zo goed
mogelijk voor te zorgen dat deze in ieder geval niet vastlopen. Temeer omdat de Minister
terecht zelf opmerkt dat in delen van de gebouwde omgeving de overstap naar een CO2-vrij gas de meest kostenefficiënte manier van verduurzamen kan zijn.
In dit kader vragen deze leden aandacht voor het project Jumpstart waarin momenteel
47 beschikkingen in de uitstelfase zitten, maar die bij realisatie een CO2-reductie van 42.000 ton per jaar kunnen behalen en daarnaast tevens tot een substantiële
stikstofreductie kunnen leiden. Zij vragen in het bijzonder aandacht voor het lokale
initiatief Wijnjewoude Energie Neutraal (WEN), waarvoor vier van deze SDE-beschikkingen
door Jumpstart van Friesland Campina beschikbaar zijn gesteld.
Door een uniek, maar goed reproduceerbaar, plan voor de vergisting van rundveemest
van veehouders uit het eigen dorp wil Wijnjewoude volledig onafhankelijk worden van
aardgas. Deze leden vragen de Minister of hij de mening deelt dat projecten zoals
WEN een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de ambitie uit het Klimaatakkoord
voor de realisatie van 70 petajoule (PJ) aan groen gas (3,6 megaton CO2-reductie) in 2030 en dat lokale initiatieven zoals WEN belangrijk zijn voor het draagvlak
voor de energietransitie.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de bovengenoemde beschikkingen tot september
2020 lopen en dat dit initiatieven zoals WEN, mede door de tijdrovende procedures
en de huidige coronacrisis, onvoldoende tijd biedt voor projectrealisatie. Om projecten
langer de tijd te geven voor realisatie zou een verlenging van twee jaar op de oorspronkelijk
beschikkingen, tot september 2021, uitkomst kunnen bieden. Deze leden vragen de Minister
welke mogelijkheden hij ziet om de looptijd van de SDE-beschikkingen uit het speciale
luik voor monomestvergisting te verlengen met twee jaar tot september 2021, zodat
reeds bestaande initiatieven zoals dat van WEN alsnog gerealiseerd kunnen worden.
Zij vragen de Minister daarbij de voor- en nadelen van het verlengen van de looptijd
inzichtelijk te maken. Zij vragen de Minister tevens, indien hij voor het verlengen
van SDE-beschikkingen geen mogelijkheden ziet, bij het uitwerken van de alternatieve
financieringsvormen die worden genoemd in de Routekaart Groen Gas rekening te houden
met realisatie van projecten zoals het burgerinitiatief in Wijnjewoude en inzichtelijk
te maken op welke wijze dit mogelijk is.
Kabinetsvisie waterstof
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het kabinet over
de Kabinetsvisie Waterstof en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister aangeeft dat er zich een wereldmarkt
voor waterstof gaat ontplooien en dat waterstof een wereldwijd verhandelde commodity
kan worden met grootschalige import en export. Zij constateren dat er al veel projecten
in ontwikkeling zijn die voor een aanbod aan waterstof zorgen, maar dat de ontwikkelingen
op het gebied van het daadwerkelijk ontwikkelen van de «waterstofmarkt» minder snel
gaan. Toch is de vraag «bij wie kun je straks waterstof kopen» al relevant aan het
worden. Deze leden vragen hoe de Minister aan kijkt tegen de mogelijkheden voor een
waterstofhandelsplatform. Deelt de Minister de mening dat een waterstofhandelsplatform
goed zou passen bij Nederland en aansluit bij de door ons ingediende ambitie van Nederland
in de waterstofeconomie? Op welke wijze zou een dergelijk platform tot stand kunnen
komen? Is de Minister bereid de mogelijkheden hiervoor te onderzoeken en de uitkomsten
uit te werken in het gezamenlijk met stakeholders in te richten en uit te voeren waterstofprogramma?
De leden van de CDA fractie lezen dat het kabinet een nieuw, tijdelijk, instrument
voor exploitatiesteun ten behoeve van opschaling en kostenreductie van groene waterstof
voor ogen heeft en dat het kabinet hiervoor circa 35 miljoen euro per jaar zal inzetten.
Deze leden vragen de Minister inzichtelijk te maken in welke mate dit nieuwe instrument
voldoende is om invulling te geven aan de in het Klimaatakkoord geformuleerd ambitie
voor opschaling van elektrolyse naar circa 500 megawatt (MW) geïnstalleerd vermogen
in 2025 en 3–4 gigawatt (GW) geïnstalleerd vermogen in 2030.
De leden van de CDA-fractie constateren dat een groot aantal van de in de kabinetsvisie
genoemde acties nog in ontwikkeling zijn. Dit geldt voor bijvoorbeeld de implementatie
van de Richtlijn Hernieuwbare Energie, de inzet van het bestaande gasnet, het in kaart
brengen van import, de koppeling van wind op zee en waterstof, de mogelijkheden voor
een bijmengverplichting en het nationaal waterstofprogramma. Deze leden vragen de
Minister om op korte termijn een stappenplan uit te werken waarin duidelijk wordt
gemaakt op welke termijn deze acties afgerond zullen worden en wat daarvan de effecten
zijn op het behalen van de ambities uit het Klimaatakkoord op het gebied van waterstof.
Ook zouden deze leden graag zien in hoeverre er rekening wordt gehouden met het mkb
in de nadere uitwerking van het programma. In deze tijd is aanpassen van het grootste
belang en is het alle hens aan dek. Tevens vragen de leden van de CDA-fractie de Minister
inzichtelijk te maken hoe hij in het nationaal waterstofprogramma uitwerking zal geven
aan de aangenomen motie-Agnes Mulder c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 454) over het positioneren van Nederland als «hydrogen gateway to Europe» en het financieel
instrumentarium dat nodig is om daarmee stappen te maken.
De leden van de CDA-fractie lezen dat waterstof meegenomen zal worden in de leidraad
voor gemeenten voor verduurzaming en aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving. Zij
vragen de Minister duidelijk te maken op welke wijze waterstof wordt meegenomen in
deze leidraad en wat hierin het advies wordt richting gemeenten over de rol van waterstof
bij de verduurzaming en het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving.
Afbouw salderingsregeling
De leden van de CDA fractie hebben kennisgenomen van de brief van regering over de
Afbouw Salderingsregeling en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de salderingsregeling na 2023 zal worden
afgebouwd richting 2031. Deze leden maken zich zorgen over signalen die zij ontvangen
over de mogelijk negatieve impact hiervan op het plaatsen van zonnepanelen op sociale
huurwoningen. Mogelijk zou dit er zelfs toe kunnen leiden dat er 70% minder zonnepanelen
op sociale huurwoningen zullen worden geplaatst. Dit omdat zowel het bekostigen van
de investering door de corporatie uit besparing in de energierekening en instemming
van huurders op basis van het financieel voordeel dat zonnepanelen hen oplevert door
het afbouwen van de salderingsregeling in gevaar kunnen komen.
De leden van de CDA-fractie zouden dit in het kader van het streven naar zoveel mogelijk
benutting van daken, de verdere elektrificatie van de energievoorziening en het draagvlak
voor de energietransitie bijzonder ongewenst vinden. Zij vragen de Minister of hij
dit gevaar onderkend en op welke wijze hij hiermee rekening zal houden bij het voorstel
voor het afbouwen van de salderingsregeling. Deze leden vragen de Minister in zijn
antwoord tevens te reageren op de mogelijkheid om corporaties te stimuleren in te
zetten op het gebruik van zon-PV in combinatie met thermische panelen voor zowel de
verwarming van de woning als de verwarming van het tapwater. De stichting Wocozon
stelt bijvoorbeeld een oplossing voor waarin corporaties de lasten van huurders kunnen
laten dalen met enkele honderden euro’s per jaar, terwijl gas wordt bespaard, 50–60%
CO2 wordt bespaard, zonder dat daarvoor een warmtenet nodig is. Is de Minister bereid
om over deze optie te verkennen met het maatschappelijke veld?
De leden van de CDA-fractie dat er vanuit de energiesector kritiek wordt uitgeoefend
op de door het kabinet voorgestelde wijze van afbouwen van de salderingsregeling.
Door het kabinetsvoorstel zou de energienota onnavolgbaar worden, kleinverbruikers
niet worden geprikkeld tot het nemen van flexibiliteitsmaatregelen en zouden onnodige
hoge kosten en hoge administratieve lasten worden veroorzaakt. Deze leden verzoeken
de Minister een inhoudelijke reactie te geven op deze kritiek. Zij vragen de Minister
tevens om een inhoudelijke appreciatie van de door de energieleveranciers uitgewerkte
variant voor het afbouwen van de salderingsregeling, waarin voor elke teruggeleverde
kilowattuur (kWh) een vermindering van de energiebelasting wordt toegekend middels
een vast bedrag in ct/kWh dat naar 0 wordt afgebouwd in 2031. Kan de Minister duidelijk
maken op basis van welke argumenten niet voor deze variant wordt gekozen? Wat zijn
de voor- en nadelen van deze variant ten opzichte van de door het kabinet voorgestelde
aanpak?
Openstelling SDE+ voorjaarsronde 2020
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van regering over de
openstelling SDE+-voorjaarsronde 2020 en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA fractie merken op dat Holland Solar recent een oproep heeft gedaan
om de SDE+-subsidies die in 2020 verlopen met zes maanden tot een jaar te verlengen.
Dit vanwege zorgen over de voortgang van nieuwe projecten en de verlengingsmogelijkheden
van lopende beschikkingen. Ook merken deze leden op dat de installatiebranche alarm
slaat over de gevolgen van de coronacrisis en dat 62 procent van de bedrijven tussen
nu en twee weken werktijdverkorting verwacht aan te vragen.
Deze leden zijn van mening dat het gezien de huidige corona crisis begrijpelijk is
dat bedrijven de plaatsing van onder andere zonnepanelen tijdelijk uitstellen of stil
leggen, maar dat dit er niet toe moet leiden dat de Nederlandse zonnesector ook na
deze crisis nadelige gevolgen blijft ondervinden doordat SDE+-subsidies verlopen.
Deze leden zijn daarom van mening dat een verlenging van verleende SDE+-subsidies
die in 2020 verlopen zekerheid kan bieden, waardoor bedrijven blijven investeren in
de verduurzaming van hun bedrijfsvoering. Zij vragen de Minister op korte termijn
duidelijk te maken welke mogelijkheden hij ziet om SDE+-subsidies die in 2020 verlopen
met zes maanden tot een jaar te verlengen, zodat zowel de realisatie van zonne-energie
alsook de daarmee gepaard gaande werkgelegenheid kunnen worden behouden.
De leden van de CDA-fractie merken op dat groen gas een belangrijke bron zal zijn
in onze hernieuwbare energiemix. In hoeverre krijgt deze bron in de SDE het juiste
zetje in de rug? Deze leden vragen in hoeverre het behulpzaam zou kunnen om in de
SDE een onderscheid te maken tussen hernieuwbare gassen en hernieuwbare elektriciteit.
Op deze wijze zouden de meest kostenefficiënte opties voor stroom en voor gas worden
gestimuleerd, toch? Deze leden vragen de Minister in hoeverre een dergelijk onderscheid
in de SDE mogelijk is en welke voor- en nadelen de Minister ziet bij een dergelijke
benadering.
De leden van de CDA fractie merken op dat op Ameland een interessant eerste demonstratieproject
gerealiseerd wordt met een nieuwe technologie, hogedrukvergisting. Dit project kan
echter geen beroep doen op SDE-subsidie onder andere omdat de combinatie van zuiveringsslib
met groente- en fruitafval niet is toegestaan. Deze leden zouden graag zien dat dergelijke
reststromen op een duurzame wijze kunnen worden verwerkt. In hoeverre ziet de Minister
mogelijkheden knellende regelgeving en subsidievoorwaarden voor dit innovatieve demonstratieproject
tegen het licht te houden?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de termijnen tot vergunningverlening,
bijvoorbeeld voor biomassaprojecten, toenemen, onder andere door procedures bij de
Raad van State en financierings- en vergunningstrajecten die steeds meer tijd in beslag
nemen. Dit leidt er toe dat financiers van projecten afhaken en SDE-beschikkingen
in de knel komen. Deze leden vragen de Minister inzichtelijk te maken op welke schaal
het hierboven geschetste probleem met oplopende vergunningstermijnen speelt, wat hierbij
de grootste knelpunten zijn, en wat daarvan het effect is op de SDE en of hij op basis
van zijn bevindingen wil kijken wat hij er aan kan doen om in alle redelijkheid projecten
doorgang te kunnen laten vinden?
Uitvoering Klimaatakkoord
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over
de uitvoering van het Klimaatakkoord en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister, waarin
hij stelt dat het kabinet tijdens de huidige coronacrisis extra zorgvuldigheid wil
betrachten bij de besluitvorming over de maatregelen die genomen zouden moeten worden
voor de uitvoering van het Urgenda-vonnis. Deze leden begrijpen de noodzaak voor extra
zorgvuldigheid en het daarvoor benodigde uitstel van de besluitvorming over de maatregelen.
Zij vragen de Minister wel in hoeverre het kabinet momenteel bezig is met de uitwerking
van het Urgenda-pakket en op welke termijn de Minister verwacht naar buiten te komen.
In hoeverre is het mogelijk, vragen deze leden de Minister, om inzichtelijk te maken
wat de impact van de coronacrisis is op het mogelijke maatregelenpakket? In hoeverre
neemt de uitstoot van CO2 inmiddels extra af door de coronacrisis en in hoeverre zijn deze effecten tijdelijk?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de coronacrisis ook invloed zal hebben
op het proces van de RES’en, met name op het vlak van de besluitvorming door onder
andere gemeenteraden en provinciale staten en de inwonersparticipatie. Deze leden
vinden het van groot belang dat het democratisch proces rondom de RES’en zijn doorgang
vindt. Zij vragen de Minister in hoeverre er, gezien het tijdstraject van de RES’en
en de deadline voor het vaststellen van de concept-RES’en, voldoende ruimte voor deze
democratische legitimatie is nu deze onder druk komt te staan door de coronacrisis.
Deze leden vragen de Minister tevens welke mogelijkheden hij ziet om het RES-proces,
indien nodig, te temporiseren en daarmee het democratische proces van zowel de inwonersparticipatie
als de besluitvorming in gemeenteraden en provinciale staten te waarborgen. In dit
kader vragen deze leden de Minister tevens op welke termijn hij de Kamer zal informeren
over de uitvoering van de motie-Agnes Mulder c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 455) met betrekking tot de inventarisatie van burgerparticipatie en de best practices.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het bij de uitvoering van het Klimaatakkoord
van groot belang is ervoor te zorgen dat dit voor iedereen haalbaar en betaalbaar
is. Een belangrijk element daarbij is het streven naar woonlastenneutraliteit. Deze
leden merken op dat om woonlastenneutraliteit te bewerkstelligen er voor de warmtetransitie
goede gegevens over eindgebruikerskosten nodig zijn, maar dat deze nog niet zijn opgeleverd.
Deze leden vragen de Minister daarom om er voor te zorgen dat inzicht in de eindgebruikerskosten
op woningtype zo spoedig mogelijk beschikbaar komt, zodat onder andere gemeenten deze
kunnen benutten bij de Transitievisie Warmte en het bepalen van de volgorde van wijken.
De leden van de CDA-fractie merken tevens op dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG) vermoedt dat woonlastenneutraliteit voor het overgrote deel van de woningen
niet haalbaar is. Zij vragen de Minister of hij dit vermoeden deelt. Deze leden vragen
de Minister in zijn antwoord op de voorgaande vraag ook duidelijk te maken voor welk
gedeelte van de woningen woonlastenneutraliteit haalbaar is, op welk moment in de
toekomst dit haalbaar wordt en wat hierbij de verwachte impact is van de huidige coronacrisis.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat naast draagvlak voor maatregelen ook
de draagkracht van ondernemers van belang is bij de uitvoering van het Klimaatakkoord.
Deze leden vragen de Minister daarom te beschrijven wat de impact is van de huidige
coronacrisis op de implementatie van het Klimaatakkoord, met name als het gaat om
de draagkracht van ondernemers voor het treffen van maatregelen die uitvoering geven
aan het Klimaatakkoord.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de impacttoets op de specifieke effecten
voor het mkb van het pakket aan maatregelen uit het Klimaatakkoord op korte termijn
gereed zal zijn. Zij merken op dat de detailhandel in deze toets niet als specifieke
branche is meegenomen. Kan de Minister aangeven of en hoe de detailhandel wordt meegenomen
in de mkb-impacttoets?
Indirecte kostencompensatieregeling ETS
De leden van de CDA-fractie merken op dat de indirecte kostencompensatieregeling in
2021 komt te vervallen en dat de Europese ETS Richtlijn lidstaten oproept om ook in
fase 4 van het ETS een compensatieregeling voor indirecte emissiekosten te implementeren.
Van een aantal ons omringende landen is inmiddels duidelijk dat zij ook de vierde
fase van het ETS een compensatieregeling voor indirecte emissiekosten zullen implementeren.
Nederland heeft hierover nog geen duidelijkheid gegeven. Gezien het feit dat de huidige
compensatieregeling in 2021 afloopt zorgt deze onduidelijkheid voor onzekerheid voor
Nederlandse bedrijven. Deze leden vragen de Minister daarom op welke termijn hij verwacht
een vervolg op de indirecte kostencompensatieregeling te kunnen publiceren. Zijn hierover
gesprekken gaande met de Nederlandse industrie?
Disproportionele financiële gevolgen ODE-heffing
De leden van de CDA-fractie constateren dat onder andere levensmiddelenfabrikanten
disproportioneel veel getroffen worden door financiële gevolgen van de heffing Opslag
Duurzame Energie (ODE), mede omdat verduurzamingstechnieken die voor hun installaties
relevant zijn vooralsnog niet in aanmerking komen voor subsidies. Tijdens de behandeling
van het Belastingplan 2020 in de Eerste Kamer afgelopen december is een door CDA-Senator
Essers ingediende motie aangenomen (35.304, F), die de regering verzoekt om te onderzoeken
welke mogelijkheden er zijn om de extreme lastenstijging voor onder andere de glastuinbouw,
de voedselverwerkende industrie, papier en chemie te verminderen en eventueel te temporiseren
en daarover in overleg te treden met deze sectoren. Deze leden vragen de Minister
om een stand van zaken te geven over de uitvoering van deze motie. Welke mogelijkheden
zijn er onderzocht om de extreme lastenstijging te verminderen en/of temporiseren?
Wat zijn de uitkomsten van het overleg met deze sectoren? Op welke termijn verwacht
de Minister een voorstel te kunnen doen voor het verminderen en/of temporiseren van
de extreme lastenstijging voor deze sectoren als gevolg van de ODE-heffing?
380 kV-verbinding Moerdijk
De leden van de CDA-fractie merken op dat er door TenneT een planstudie is uitgevoerd
om te onderzoeken op welke wijze tracéoptimalisaties van een nieuwe 380 kilovolt (kV)-verbinding
kunnen bijdragen aan het verlichten van de ruimtelijke druk in Moerdijk. Deze planstudie
heeft plaatsgevonden in de vorm van werkateliers samen met belanghebbenden.
Uit de planstudie kwam een minimaal verschil in de ruimtelijke druk naar voren tussen
twee varianten van het 380 Kv-tracé. Een belangrijk verschil was wel dat er bij een
van de twee varianten meer woningen in Zevenbergschen Hoek in de magneetveldzone komen
te liggen dan bij de andere variant. Dit leidde onder bewoners tot zorgen over mogelijke
gezondheidseffecten van de hoogspanningsverbinding. Ondanks de minimale verschillen
tussen deze varianten is er door de Minister toch voor de eerstgenoemde variant gekozen.
Deze leden hebben signalen ontvangen dat er bij inwoners en regionale overheden grote
onvrede bestaat over de uitkomsten van deze planstudie, met name als het gaat om het
participatietraject. Zij willen de Minister hierover de volgende vragen voorleggen.
Hoe kan het dat ondanks een uitgebreid participatietraject in aanwezigheid van deskundigen
vanuit onder ander TenneT en het Ministerie van EZK er pas in het besluit van de Minister
negatieve effecten zijn geconstateerd van de door de inwoners gekozen voorkeursvariant
op het gebied van milieu, nettechniek, technische complexiteit en overlast en kosten?
Klopt het dat alleen het kostenaspect bekend was bij de bewoners en dat slechts in
mindere mate is aangegeven dat deze variant technisch iets lastiger uitvoerbaar zou
zijn maar zeker niet onmogelijk was? Waarom is niet in een eerder fase duidelijkheid
verschaft aan bewoners over andere negatieven effecten van de door hun gekozen voorkeursvariant?
Klopt het dat de door de samenwerkende overheden en bewoners gewenste variant ongeveer
10 miljoen euro duurder is dan de nu gekozen variant? Kan de Minister aangeven hoe
deze meerkosten zich verhouden tot de geplande uitkoop van negen gevoelige bestemmingen
in het gebied?
Kan de Minister tevens aangeven welke andere tracéoptimalisaties zijn bestudeerd?
Is hierbij de optie van ondergrondse verkabeling overwogen? Zo ja, op basis van wel
argumenten is niet voor deze optie gekozen?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens duidelijke te maken wat volgens
hem de waarde is geweest van de uitgebreide participatie die hier heeft plaatsgevonden
met bewoners, de betrokken gemeenten, provincie en waterschap. Welke waarde heeft
dit proces gehad nu een gezamenlijk opgesteld advies van zoveel overheden voor dit
gebied, waar extra aandacht voor was gevraagd door voormalig Minister Kamp, niet opgevolgd
is door de Minister? Hoe ziet de Minister de gevolgen van het niet opvolgen van dit
gezamenlijk opgestelde advies met betrekking tot het vertrouwen van bewoners en de
betrokken lokale overheden?
De Minister heeft aangegeven aan TenneT te zullen vragen of er andere manieren zijn
om bij te dragen aan de leefbaarheid in relatie tot de nieuwe hoogspanningsverbinding
en om bij de uitwerking van het landschapsplan extra aandacht te geven aan het gebied.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hieruit worden geconcludeerd mag
worden dat de er weer een participatietraject met onder andere gedupeerden zal worden
gestart. Zo ja, op welke wijze zal dit participatietraject plaatsvinden en welk budget
trekt de Minister daarvoor uit?
Onderzoek langer openhouden kerncentrale Borssele mogelijk maken
De leden van de CDA fractie ontvangen signalen dat het vanwege belemmeringen uit de
Kernenergiewet momenteel niet mogelijk is om, bijvoorbeeld in het verlengde van de
aangenomen motie-Yeşilgöz/Agnes Mulder (Kamerstuk 35 167, nr. 15), onderzoek te doen naar op welke wijze de kerncentrale in Borssele langer veilig
open gehouden kan worden. Deze leden vragen de Minister of het juist is dat artikel 15a
van de Kernenenergiewet een aanvraag voor bedrijfsduurverlenging van de kerncentrale
in Borssele op dit moment niet mogelijk maakt. Indien dit het geval is, is de Minister
dan bereid om stappen te ondernemen om de wet op dit punt zodanig aan te passen zodat
het mogelijk wordt om onderzoek te doen naar het langer open houden van de kerncentrale
in Borssele?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
In deze uitzonderlijke tijden staat de strijd tegen corona natuurlijk op één. De leden
van de D66-fractie willen allereerst hun steun en bewondering uitspreken voor het
personeel in ziekenhuizen dat keihard werkt om zoveel mogelijk Nederlanders te genezen
van de gevolgen van het coronavirus.
Daarnaast hebben deze leden grote waardering voor de tomeloze inzet van het kabinet
om Nederland door deze crisis heen te slepen, met een economisch steunpakket dat in
zeer korte tijd moest worden samengesteld.
Tegelijkertijd ziet de D66-fractie ook het belang van vooruit blijven kijken naar
een schone toekomst. Deze leden maken daarom graag gebruik van deze schriftelijke
behandeling van dringende energie- en klimaatzaken.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennis genomen van de geagendeerde
stukken en hebben de volgende vragen.
Gevolgen corona
Door de coronacrisis vallen veel projecten voor schone energie stil. De leden van
de D66-fractie waarschuwen voor het risico op afstel van hernieuwbare energieprojecten,
die van significante waarde zijn voor het behalen van de klimaatdoelen. Hoe ziet de
Minister dit risico? Wat onderneemt hij om dit te voorkomen?
Deze leden vragen bovendien of de realisatietermijn voor afgegeven subsidiebeschikkingen
(zoals in de SDE) verlengd kan worden voor projectontwikkelaars die nu buiten hun
schuld vertraging oplopen.
Door de coronacrisis zijn huishoudens opgeroepen om zoveel mogelijk thuis te werken.
Hierdoor verschuiven kosten voor elektriciteits- en gasverbruik van kantoren naar
huishoudens. Heeft de Minister in beeld welke effecten dit heeft voor de vaste lasten
van huishoudens? Is het kabinet bereid om huishoudens in deze extra, zeer onvoorziene
uitgaven, eventueel tegemoet te komen?
In deze tijden van thuiswerken en intensieve zorg, zijn we als Nederland afhankelijk
van een betrouwbare elektriciteitslevering. In dat licht vragen de leden van de D66-fractie
of de coronacrisis mogelijk ook effecten kan hebben voor de leveringszekerheid in
Nederland.
De leden van de D66-fractie hebben er alle begrip voor dat de strijd tegen corona
op dit moment de hoogste prioriteit heeft. Tegelijkertijd verwachten zij ook dat er
snel een pakket ligt waarmee kan worden voldaan aan het Urgenda-vonnis, inclusief
maatregelen die zorgen voor een lagere energierekening voor bedrijven en inwoners.
De hoogste rechter oordeelde immers alweer drie maanden geleden dat de Staat haar
inwoners moet beschermen tegen de gevaarlijke gevolgen van klimaatverandering. Daarvoor
moet ons land in 2020 25% CO2-emissiereductie bereiken. Dat vraagt om snelle actie, zodat de maatregelen echt nog
dit jaar kunnen worden uitgevoerd.
Deze leden vragen de Minister inzicht te geven op welke termijn het kabinet een maatregelenpakket
presenteert. Ten behoeve van de vormgeving van het Urgendapakket heeft Tennet een
onderzoek uitgevoerd naar de effecten van maatregelen op de Nederlandse leveringszekerheid.
Deze leden vragen de Minister of de onderzoeksresultaten met de Kamer gedeeld kunnen
worden.
Warmtenetten
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van
de Minister op het D66-actieplan «Voor meer schone warmte: zet de bewoner op 1 voor
betaalbare warmtenetten.» Deze leden vragen de Minister hoe concreet de actiepunten
uitgewerkt worden in de warmtewet 2.0. Zij vragen ook of het gesprek dat de Minister
zou hebben met de VNG over warmtenetten al heeft plaatsgevonden, en in het bijzonder
zijn deze leden daarbij benieuwd of hierbij het slechts tijdelijk aanwijzen van warmtekavels
en warmtebesparing als randvoorwaarde zijn besproken. Verder begrepen de leden uit
de eerdere brief over de nieuwe warmtewet dat de Minister wil dat een warmtebedrijf
de gehele markt in zijn bezit krijgt. Deze leden willen juist ruimte voor innovatie
en buurtinitiatieven. Hoe wordt dat geborgd in de nieuwe warmtewet?
SDE++
De leden van de D66-fractie waarderen de introductie van een nieuwe SDE++-categorie
voor windmolens van 150 meter tiphoogte. Zij vragen echter in hoeverre hiermee voldoende
goede voorwaarden worden gecreëerd voor windparken op land met draagvlak. Kan de Minister
daarom onderbouwen in welke behoefte de nieuwe SDE++-categorie voorziet? Is de Minister
bereid om hiervoor een lijst aan te leveren met locaties of projecten die nu wel vooruit
kunnen?
De leden van de D66-fractie ontvangen bijvoorbeeld zorgelijke signalen uit Noord-Brabant,
waar behoefte bestaat aan kleinere windparken, met een maximale tiphoogte van 180
meter. Hoger is niet haalbaar, vanwege verstoring van de defensieradar in de regio.
Deze windparken dreigen onder de huidige SDE++-voorwaarden echter niet gerealiseerd
te worden. Is de Minister daarom bereid om de speciale SDE++-categorie voor windmolens
op land te verbreden tot molens van 180 meter hoogte? In het verlengde hiervan vragen
zij de Minister om duidelijkheid van de Minister of het klopt dat radar(verstoring)
niet telt als objectief vast te stellen hoogtebeperking.
Kabinetsvisie waterstof
De leden van de D66-fractie ondersteunen de doelstelling van het kabinet om de inzet
van groene waterstof in Nederland te laten groeien tot 500 MW in 2025 en 3 tot 4 GW
in 2030. Deze leden vragen of de genoemde stimuleringsmiddelen daadwerkelijk volstaan
om deze doelen te bereiken. Kan de Minister onderbouwen hoe we hiermee groene waterstof
snel tot volle wasdom laten komen in ons land?
Uitvoering Klimaatakkoord
De leden van de D66-fractie hebben met interesse de brief van de Minister over de
voortgang van de uitvoering van het Klimaatakkoord gelezen. Hoewel deze leden begrip
hebben voor de beperkte plenaire debatmogelijkheden in de Kamer tijdens de coronacrisis,
verwachten zij wel een snelle voortgang in de uitvoering van de CO2-heffing voor de industrie en de minimum CO2-prijs voor de elektriciteitssector. Voorts vragen deze leden hoe ondertekenaars van
het Klimaatakkoord betrokken blijven bij de besluitvorming.
De leden van de D66-fractie willen dat duurzaamheid in de kern komt te staan van onze
economie. Gerichte duurzame investeringen van financiële instellingen zijn daarvoor
cruciaal, en het Sustainable Development Scenario (SDS) van het Internationaal Energie
Agentschap (IEA) wijst investeerders de weg. Dit scenario is echter niet toereikend
voor de benodigde versnelling, aangezien het de kans op een maximale temperatuurstijging
van 1,5 graad onvoldoende aannemelijk maakt. Deze leden vragen de Minister daarom
of hij bereid is, om samen met zijn EU-collega’s, het IEA te bewegen om nog dit jaar
een scenario te publiceren dat minimaal 66% kans geeft op maximaal 1,5 graad temperatuurstijging.
De leden van de D66-fractie hebben begrip voor het besluit van het kabinet om de huidige
vormgeving van saldering tot 2023 te behouden en daarna een zorgvuldige afbouw in
te zetten waarbij de investering van zonnepanelen financieel te dragen blijft voor
huishoudens. In het Klimaatakkoord wordt gesproken over een terugverdientijd van circa
zeven jaar. Nu blijkt dit voor huishoudens die na deze kabinetsperiode investeren
op te lopen tot negen jaar. Kan de Minister onderzoeken hoe dit dichter bij zeven
jaar kan worden gebracht? Organisaties als de Consumentenbond en de Verenging Eigen
Huis wijzen er tenslotte op dat dit belangrijk is voor de bereidheid van mensen om
in zonnepanelen te investeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben grote waardering voor alle inspanningen
om de gezondheidscrisis die veroorzaakt wordt door het coronavirus het hoofd te bieden.
Ook is er waardering voor het generieke steunbeleid om inkomens van burgers veilig
te stellen en zo veel mogelijk faillissementen te voorkomen. Daar bovenop leven er
bij deze leden wel zorgen over de gevolgen van de crisis rondom COVID-19 voor de energietransitie.
Gevolgen corona
Een ledenraadpleging van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE) toont aan
dat twee derde van de bedrijven die actief zijn in de energietransitie, lopende projecten
hebben die stilliggen als gevolg van de maatregelen rondom COVID-19. Er zijn grote
zorgen voor een daling van de omzet. Participatieprocessen liggen stil en vergunningsprocedures
worden stil gelegd. Voor een deel zijn deze ontwikkelingen helaas onontkoombaar, maar
voor een deel kan de Minister hier maatregelen voor treffen. Is de Minister bijvoorbeeld
bereid om de realisatietermijn voor afgegeven SDE-beschikkingen te verlengen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de stand van zaken is rondom het gunnen
van een jaar verlenging van de realisatietermijn vanwege de problemen rondom de netcapaciteit,
zoals ook is beschreven in de aangenomen motie-Van der Lee/Sienot (Kamerstuk 32 813, nr. 429)? Deze leden krijgen te horen dat dit nog steeds niet officieel is verkondigd en
beschikkinghouders nerveus worden. Is de Minister bereid met provincies en gemeentes
in overleg te gaan en op te roepen tot het zoveel mogelijk doorgaan van de processen
rondom de RES’en en warmtevisies? Heeft de Minister inzicht in hoeverre deze processen
wel of niet doorgaan volgens planning? Schat de Minister in dat de planning van de
RES’en moet worden aangepast en zo ja, wat betekent dat voor de voortgang van het
Klimaatakkoord? Kan de energietransitie (grotendeels) worden aangemerkt als een vitaal
proces zodat het werk rondom warmtelevering en snellaadstations ten allen tijde door
kan gaan?
Deze leden stellen verder vast dat Invest-NL in een bijzondere tijd is gestart. In
hoeverre kan Invest-NL een rol spelen bij het opvangen van deze klappen voor de energietransitie
in deze moeilijke tijden? Is de Minister op andere manieren voornemens om te voorkomen
dat de energietransitie stokt? Deze leden vinden het belangrijk blijft dat de CO2-heffing per 1 januari 2022 wordt ingevoerd, zoals aangekondigd. Wanneer komt de CO2-heffing in consultatie?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden met het kabinet dat de crisis in de zorg
op dit moment de allerhoogste prioriteit heeft, maar roepen het kabinet op om, zoals
ook in EU-verband is afgesproken, de vergroening van de economie tot een essentieel
onderdeel te maken van de toekomstige inspanningen om te herstellen van de schok veroorzaakt
door de COVID-19 pandemie. Is de Minister hiertoe bereid? Welke voorbereidende stappen
zet het kabinet daartoe?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben begrip voor het feit dat de aankondiging
van de maatregelen om aan het Urgenda-vonnis te voldoen even op zich laat wachten
en niet conform de motie-Van der Lee (Kamerstuk 35 236, nr. 7) vóór 1 april bij de Kamer is ingediend. Deze leden zijn wel van mening dat dit uitstel
niet al te lang moet duren, deelt de Minister deze mening? Kan wat meer worden uitgediept
welke vragen er nog liggen, waardoor een beperkt uitstel van het presenteren van het
pakket nodig was? Wanneer verwacht het kabinet het pakket dan wel te kunnen presenteren?
Is de Minister bereid en in staat om toe te zeggen dat dit bijvoorbeeld voor 1 mei
is?
RES’en
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd naar de voortgang van de RES’en.
Lopen deze vertraging op? Is er al een indicatie van de opstelsom van de biedingen
van alle regio’s? Deze leden ontvangen veel signalen van degenen die betrokken zijn
bij de regionale energiestrategieën over zaken die de regio’s nodig hebben van de
rijksoverheid. Is de Minister hierover in een goed gesprek met alle betrokkenen? Deze
leden zien dat men behoefte heeft aan bepaalde beleidsopties die de medeoverheden
kunnen gebruiken om de energietransitie te sturen. Zo is er behoefte om te sturen
op participatie, zodat energieprojecten met een hoge mate van participatie voorrang
krijgen op energieprojecten met minder participatie. Kan dit mogelijk worden gemaakt?
Kunnen er juridische mogelijkheden worden geschapen om duurzame energieprojecten financieel
te benutten met het oog op wederkerigheid? Zo kan de opbrengst van een duurzaam energieproject
bijvoorbeeld (deels) worden gebruikt voor de aanleg van natuur.
De leden van de GroenLinks-fractie zien graag dat er extra bevoegdheden komen voor
medeoverheden voor verplichtingen rondom zonne-energie op daken. Ziet de Minister
dit ook graag? Welke mogelijkheden zijn er hiervoor? Is de Minister bereid om in gesprek
te gaan met de ondertekenaars van het Klimaatakkoord over aanpassing van de terugverdientijd
naar zeven jaar bij de actualisatie van de wet Milieubeheer, in ieder geval met betrekking
tot energieopwekkende maatregelen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Nederlandse WindEnergie Associatie
(NWEA) waarschuwt dat in RES’en vaak gekozen wordt voor ouderwetse en te kleine windmolens.1 Deze windmolens worden soms niet meer gebouwd en soms worden er onnodige hoogtebeperkingen
gehanteerd. Is de Minister bekend met deze waarschuwing van NWEA? Erkent de Minister
deze waarschuwing en gaat de Minister deze waarschuwing overbrengen naar de dertig
energieregio’s?
De leden van de GroenLinks-fractie verwachten dat elke regio een verschillend bod
zullen doen. Sommige regio’s dragen relatief veel bij aan de energietransitie, anderen
relatief weinig. Wanneer de totale optelsom uiteindelijk boven de 35 terawattuur (TWh)
ligt zal het hierbij blijven en zullen sommige regio’s veel meer bijdragen aan de
energietransitie dan andere regio’s. Deze leden vinden dit oneerlijk. Is de Minister
het met deze leden eens dat het wellicht interessant zou zijn om regio’s die relatief
veel bijdragen ook bepaalde voordelen te geven, zoals extra financiering voor isolerende
maatregelen, zodat er een extra stimulans ontstaat voor regio’s om ambitieuze plannen
te maken?
Informatievoorziening aan burgers
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse het onderzoek van I&O Research2 gelezen, waarin wordt geconcludeerd dat burgers voor het nemen van klimaatmaatregelen
vaak wachten op de overheid maar niks hoort van die overheid. Burgers verwachten informatie
van gemeenten, maar krijgt die niet. Het lijkt er op dat gemeenten afwachtend zijn
met het geven van informatie omdat zij de plannen voor de energietransitie eerst compleet
willen hebben. Maar zo ontstaat er een «mismatch» tussen de behoefte van burgers en
de acties rondom informatie van gemeenten. Kan de Minister een korte reactie geven
op dit onderzoek en deze onderzoeksresultaten meenemen in de verdere uitwerking van
het Klimaatakkoord, ook in gesprekken met gemeenten?
Warmtelevering
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het weinig verrassend dat het advies van
ACM3 over de marktwerking rondom warmtelevering vooral in lijn lijkt te zijn met de huidige
wetgeving, gezien het feit dat de taakbeoefening van het ACM ook sterk is ingekaderd
door te toetsten op de bestaande regulering en wetgeving. De nieuwe Warmtewet geeft
echter de kans om de huidige wetgeving te verbeteren en toekomstbestendig te maken.
Daarom is «out of the box» denken gewenst. Deze leden lijkt het nuttiger om adviezen
te vragen van andere deskundigen die met verrassende en vernieuwende ideeën kunnen
komen over de marktordening van warmtelevering. Is de Minister hiertoe bereid? Is
de Minister bereid een wetenschappelijk panel samen te stellen en hierop mee te laten
denken? Welke wetswijzigingen zijn nodig indien wordt besloten om netwerkbedrijven
een volwaardige rol te geven in de aanleg en beheer van warmtenetten? Is het huidig
kader dat door de ACM gebruikt wordt om kruissubsidiering te voorkomen tussen netbeheerder
en netwerkbedrijf ook geschikt voor de warmtemarkt? Zo nee, waarom niet? Welke financiële
risico’s ziet de Minister die alleen van toepassing zijn op een netwerkbedrijf en
niet bij andere spelers op de warmtemarkt?
De leden van de GroenLinks-fractie horen van energieleveranciers dat er zorgen zijn
rondom het complexer worden van de energienota als gevolg van de plannen voor de afbouw
van de salderingsregeling. Is de Minister bekend met deze zorgen? Kan de Minister
met energieleveranciers hierover in gesprek gaan? Hoe kunnen huishoudens extra gestimuleerd
worden om energie vooral zelf te gebruiken, hetzij door opslag, hetzij door slimme
oplossingen, hetzij door opgewekte stroom te gebruiken op momenten van opwek?
Kabinetsvisie waterstof
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse de kabinetsvisie over waterstof
gelezen. Deze leden weten dat er nog veel baanbrekend onderzoek moet gedaan rondom
waterstof, zo dient er nog veel te worden gewerkt aan het opschalen van elektrolysers.
Zij hebben daarom behoefte aan een tijdslijn van de onderzoeken: wanneer is welk onderzoek
gereed? Kan er een schema komen over de te behalen doelen en de lessen per activiteit
zodat de samenhang duidelijker wordt? Verder wordt in de kabinetsvisie aangekondigd
dat er een exploitatiesubsidie wordt ingesteld. Deze leden staan achter deze subsidie,
maar vragen hoe wordt gemonitord en geëvalueerd dat de ingezette middelen tot opschalingsmogelijkheden
en kostenefficiëntie leiden. Hoe wordt middels deze subsidie ook rekening gehouden
met de vraagkant van waterstof?
Deze leden merken op dat sommige gemeenten in hun planvorming voor de warmtetransitie
nog zwaar leunen op de belofte van toekomstige waterstof. Als gevolg daarvan is er
een risico dat bijvoorbeeld woningisolatie onvoldoende dreigt te worden aangepakt.
Is de Minister bereid om gemeenten een realistisch beeld te geven van de mogelijkheden
en onmogelijkheden van waterstof in de gebouwde omgeving? Deelt de Minister mening
dat de inzet van groene waterstof primair zal moeten worden ingezet voor de transitie
in de industrie of ter vervanging van sterk vervuilende brandstoffen in de zware transportsector,
dan als warmtebron in de gebouwde omgeving? Het aanbod van CO2-vrije gassen is beperkt terwijl de potentiele vraag groot is. Is de Minister bereid
een cascaderingsladder voor CO2-vrije gassen opstellen, waardoor een zo hoogwaardig mogelijke inzet wordt gegarandeerd?
Is de Minister van mening dat er momenteel voldoende fundamenteel en toegepast onderzoek
wordt gedaan naar het optimaliseren van groene waterstofproductie, het opschalen en
verbeteren van elektrolysemethoden en opslagtechnieken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom
niet? Welke aanvullende stappen zijn hier wanneer nodig en mogelijk? Volgens FME,
de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie, blijven de plannen voor
waterstof met de op dit moment toegezegde financiering een theoretisch verhaal: er
moet meer geïnvesteerd worden in waterstof. Wat is de reactie van de Minister op deze
waarschuwing van FME? Hoe staat het in dit verband met het op Prinsjesdag aangekondigde
investeringsfonds. Gaat dit nog door en wordt het mogelijk om grootschalige waterstofprojecten
via dit fonds (mede) te financieren?
Routekaart Groen Gas
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de Routekaart Groen Gas dat de Minister
mogelijk een lagere energiebelasting voor groen gas wil onderzoeken. Hoe zou zoiets
praktisch uitvoerbaar zijn? Waarom zou dit specifiek voor groen gas een mogelijkheid
moeten zijn? Deze leden zien een beperkte rol voor groen gas gezien de beperkte beschikbaarheid
van duurzame biomassa, maar wachten het duurzaamheidskader voor biomassa met interesse
af. Wanneer kan de Kamer dit duurzaamheidskader verwachten?
Kamervragen klimaatsceptici
De leden van de GroenLinks-fractie zijn teleurgesteld over de antwoorden op de vragen4 over de invloed van klimaatsceptici. Deze leden begrijpen dat er geen complete lijst
van bezoeken aan het ministerie door invloedrijke klimaatsceptici kan worden gegeven,
maar zijn van mening dat er een completer beeld kan worden geschetst van de acties
van de genoemde personen richting het ministerie en dat er op zijn minst een appreciatie
kan worden gegeven van wat dit kabinet eigenlijk vindt van het feit dat fossiele bedrijven
via het financieren van derden geprobeerd hebben twijfel te zaaien over klimaatverandering
en kabinetsbeleid te beïnvloeden. Is de Minister hiertoe bereid?
Klimaattop Glasgow
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat de klimaattop in Glasgow helaas
wordt uitgesteld. Welke gevolgen heeft dit, volgens de inschatting van de Minister?
Is het redelijk om aan te nemen dat deze klimaattop plaatsvindt in de eerste helft
van 2021? Wat voor gevolgen heeft dit uitstel voor het vaststellen van het EU-doel
voor 2030? Is de Minister bereid om zich te blijven inspannen voor een ambitieus EU-doel?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende agenda. Deze leden
hebben de volgende vragen en opmerkingen.
Gevolgen corona
De leden van de SP-fractie roepen op, nu alle zeilen terecht worden bijgezet om de
huidige coronacrisis te bestrijden, de strijd tegen klimaatverandering niet «in de
wacht» te zetten. Deze leden stellen dat juist nu die maatregelen genomen moeten worden
die niet alleen leiden tot de benodigde reductie, maar die ook zorgen voor de realisatie
van een rechtvaardig en sociaal klimaatbeleid. Welke maatregelen kunnen op korte en
middellange termijn worden ingevoerd om zowel huishoudens, midden- en kleinbedrijf
(mkb) als grotere bedrijven die wel serieus werk maken van verduurzaming te ondersteunen?
Hoe wordt voorkomen dat bedrijven het nemen van verduurzamingsmaatregelen nu helemaal
laten varen?
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat het thuisblijven een grote invloed heeft
op het energieverbruik. Hoe wordt voorkomen dat een grotere groep mensen in de problemen
komt door een hoge naheffing? Hoe worden de huishoudens die nu al in energiearmoede
leven ondersteund? Ook vragen deze leden juist nu extra aandacht voor de zeer noodzakelijke
verbetering en verduurzaming van ongezonde schimmelwoningen. Ook hierom is het essentieel
dat klimaatmaatregelen en verduurzaming van woningen doorgang moet blijven vinden.
Zeker de garantie van kostenneutraliteit is in deze tijden van én extra kosten én
voor veel mensen het verlies van inkomsten zo belangrijk. Zij vragen de Minister op
deze zorgen in te gaan.
De leden van de SP-fractie merken dan ook op dat nu er voor miljarden euro’s aan overheidssteun
wordt uitgetrokken om de impact van de coronacrisis op te vangen, dit niet zonder
meer naar de fossiele sectoren mag verdwijnen. Deze leden delen de zorgen en noodzaak
om direct te reageren, maar dringen er bij de Minister op aan de juiste keuzes te
maken. Wanneer de huidige crisis ten einde komt, wacht ons nog steeds de klimaatcrisis.
Grijp het pakket aan maatregelen en ondersteuning aan om van fossiel naar verduurzaming
te sturen, aldus deze leden. Stel duurzaamheidseisen en verduurzamingsplannen als
voorwaarde voor steun, zo roepen zij op. Anders dreigt deze crisis de volgende crisis
alleen maar te vergroten. Wanneer er nu voor miljarden euro’s in de luchtvaart en
fossiele bedrijven wordt gestoken zodat zij op de oude voet verder kunnen gaan, creëren
we de problemen van morgen. Zij zien hier graag een uitgebreide reactie en reflectie
van de Minister op.
Ook willen de leden van de SP-fractie graag weten hoe de uitvoering van de Green Deal
nu verder loopt. Nu vrijwel alle debatten en overige parlementaire overlegmomenten
zijn stilgelegd, is er onvoldoende zicht op besluitvorming van de Europese raden en
Europese Commissie menen zij. Deze leden waarschuwen ervoor dat het parlement niet
buiten spel mag komen te staan bij verdere besluitvorming. Hoe wordt hier op dit moment
vorm aan gegeven? Ook zien zij berichten dat er lidstaten zijn (Tsjechië en Polen)
die zolang de coronacrisis en de economische problemen die hieruit volgen niet zijn
opgelost, klimaatbeleid willen uit- dan wel afstellen. De leden van de SP-fractie
merken op dat ook binnen de EU-klimaatbeleid alleen rechtvaardig en sociaal tot stand
kan komen, zeker nu. Hoe gaat de Minister daar in Europa voor pleiten?
SDE+ en maatregelen 1 april
De leden van de SP-fractie hebben geschrokken kennisgenomen van het bericht dat uit
een enquête van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE) blijkt dat bij twee
derde van bedrijven in de hernieuwbare energiesector duurzame projecten stil zijn
komen te liggen als gevolg van de coronacrisis. Grotere projecten worden niet uitgevoerd,
maar ook is het werken in woningen stil komen te liggen. Deze leden vragen of het
verlengen van subsidiebeschikkingen mogelijk is, om bedrijven langer de tijd te geven
projecten alsnog te realiseren. Aan welke andere maatregelen specifiek voor deze duurzame
projecten kan worden gedacht? Deze leden vragen ook hoe huishoudens die verduurzamingsplannen
op stapel hadden staan tegemoet gekomen kan worden.
Welke maatregelen om nog dit jaar de CO2-uitstoot met 11 à 12 megaton terug te dringen zodat de doelen worden gehaald kunnen
wel worden genomen? Op welke termijn wordt hierover een knoop doorgehakt?
Ontwikkeling energierekening
De leden van de SP-fractie hebben met verbazing gereageerd op de brief van de Minister
van 3 maart 2020, waarin wordt gesteld dat de energierekening van huishoudens omlaag
zou gaan. Zij roepen de Minister op eerlijker te communiceren en duidelijk te maken
dat hier geen sprake is van een daadwerkelijke daling, maar een minder forse stijging
dan verwacht. Klopt het dat de gemiddelde energierekening ten opzichte van bijvoorbeeld
2018 in 2020 gewoon hoger is en de komende jaren alleen maar verder zal stijgen?
Deze leden benadrukken het belang om vooral nu rechtvaardig klimaatbeleid te voeren.
Nu vele huishoudens de economische en financiële impact direct voelen, zijn juist
zij gebaat bij energiebeleid dat hen verder helpt in plaats van de rekeningen nog
verder verhoogt.
De leden van de SP-fractie vragen waarom alleen voor bedrijven in de 2e tot en met 4e schijf de mogelijkheid wordt gecreëerd om geen energiebelasting en ODE te betalen,
maar gaat dit niet op voor huishoudens en mkb-bedrijven in de 1e schijf, die ook hard zijn geraakt door de coronacrisis? Op welke wijze worden zij
ondersteund, willen deze leden weten.
De leden van de SP-fractie vinden het zeer wrang te constateren dat de Minister stelt
dat de lasten eerlijker zijn verdeeld door de schuif in de ODE. Erkent de Minister
dat de ODE op de lagere tot middeninkomens relatief veel zwaarder drukken dan op de
grote vervuilende bedrijven? Ook merken deze leden op dat de ODE de komende jaren
fors zal stijgen. Hoe helpt dit huishoudens verder, zo vragen zij de Minister.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister uit te leggen hoe hij denkt dat van
een verschuiving van belasting op elektriciteit naar gas juist de lagere en middeninkomens
zullen profiteren. Zijn het niet juist deze inkomensgroepen die weinig tot geen keus
hebben om de benodigde verduurzamingsmaatregelen te nemen die leiden tot een lagere
energierekening?
De leden van de SP-fractie hebben al meerdere voorstellen gedaan om tot een rechtvaardig
klimaatbeleid te komen. Zo kunnen er meer zonnepanelen geïnstalleerd worden die niet
alleen voor een groter aandeel duurzame energie zorgen, maar ook de energierekening
verlaagt. Waarom zet het kabinet daar niet vol op in? Hetzelfde gaat op voor grootscheepse
isolatie van woningen, te beginnen met de meest tochtige schimmelwoningen. Zij wijzen
de Minister erop dat het komen tot een duurzame en klimaatneutrale samenleving een
collectieve verantwoordelijkheid is waarbij de overheid de regie moet nemen en de
benodigde investeringen moet doen, in plaats van het nu maken tot een individuele
zorg en kostenpost. Zij vragen de Minister hierop te reageren.
Afbouw salderingsregeling
De leden van de SP-fractie merken op dat de aangekondigde vervanging van de salderingsregeling
voor een veel soberdere terugleververgoeding het stimuleren van zonnepanelen niet
helpt. Deze leden roepen nogmaals op deze keuze te herzien en juist meer in deze duurzame
energievorm dicht bij de mensen zelf te investeren. De verwijzing naar de kosten voor
de belastingbetaler vinden zij absurd, aangezien dit de enige regeling is waar juist
die belastingbetaler van kan profiteren, in tegenstelling tot de hoge kosten van de
ODE die via de SDE worden ingezet waar de belastingbetaler helemaal niets van terug
ziet.
In de brief deze week over de afbouw van de salderingsregeling wordt gesteld dat TNO
is uitgegaan van de meest gunstige omstandigheden, zowel in ligging als kwaliteit
van en hoeveelheid panelen. Waarom is daar voor gekozen, vragen de leden van de SP-fractie.
Dit geeft toch geen reëel beeld van de gemiddelde omstandigheden en benadeelt zo toch
die de gemiddelde huishoudens met zonnepanelen? Zij vragen hierop een reactie van
de Minister.
De leden van de SP-fractie benadrukken nogmaals dat juist de installatie van zonnepanelen
belangrijk is in de transitie. Zowel voor het draagvlak, het meedelen in de veranderingen,
eigenaarschap, lokale opwek en het vergroten van het aandeel duurzame energie is zon
op dak het uitgelezen instrument. Deze leden begrijpen dan ook niet dat een succesvolle
regeling die dit alles stimuleert wordt omgezet in een zo sobere regeling dat eerder
een teruggang te verwachten is dan een verdere stijging van het aandeel zonne-energie.
Zij verzoeken de Minister zeer scherp te monitoren wat het effect is van deze wijziging.
Is de Minister bereid, wanneer blijkt dat het aandeel zon op dak bij particulieren
minder snel stijgt dan onder de salderingsregeling het geval is geweest of zelfs een
dalende trend waar te nemen is, er onmiddellijk wordt ingegrepen en te komen tot een
regeling die wel grootschalig zon op dak stimuleert?
De leden van de SP-fractie verwijzen verder naar een e-mailbericht die zij hebben
ontvangen, waaruit blijkt dat een energieleverancier krap een maand na vastzetting
van de tarieven voor enkele jaren, de terugleververgoeding voor zonnestroom naar beneden
bijstelt. Kan dit zomaar, vragen zij? Wat zijn de gevolgen van deze praktijken voor
particulieren en energiecoöperaties die hun investeringen hebben gedaan uitgaande
van andere tarieven? Want de schade bestaat niet alleen uit de lagere tarieven dan
afgesproken, maar ook valt bij netto-teruglevering het voordeel van het vervallen
van energiebelastingen en ODE weg. Zij vragen de Minister hierop te reageren.
Is de Minister het met deze leden eens dat dit zon op dak niet stimuleert maar steeds
meer mensen afschrikt?
Uitvoering Klimaatakkoord
De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze de uitvoeringsagenda wordt belemmert
door de coronacrisis. Hoe kan ervoor gezorgd worden dat we de reductiedoelen op een
rechtvaardige en sociale manier halen, aangezien dit moeizamer zal blijken naarmate
de tijd verstrijkt en klimaatbeleid vertraging heeft opgelopen als gevolg van de coronacrisis?
Hoe wordt er geanticipeerd op de voorgenomen verhoogde doelstelling van 55% reductie
in 2030, een doel waar Nederland binnen de EU actief voor pleit? Welke extra maatregelen
worden overwogen?
Wat betreft regie, merken de leden van de SP-fractie op dat het nu belangrijker dan
ooit is dat de overheid deze pakt en zijn verantwoordelijkheid neemt. In deze onzekere
tijden zullen juist bedrijven niet snel in de benodigde verduurzamingsmaatregelen
investeren. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat ook zij toch doen wat nodig is,
om niet als deze huidige crisis achter de rug is op een te grote achterstand te staan?
Welke zekerheid kan geboden worden aan de werknemers die nu al vrezen voor hun baan?
Deze leden vragen of de lange termijnvisie voor de energie-intensieve industrie nog
volgens planning naar de Kamer komt of dat deze nu herzien wordt met het oog op de
huidige omstandigheden. Zij vragen ook of in deze langetermijnvisie oplossingen worden
geboden voor de werknemers in de fossiele sector.
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre gemeenten wel of niet verder gaan met
de wijkaanpak. Deze leden vragen er bij gemeenten op aan te dringen zich maximaal
in te spannen voor vroegtijdige en adequate informatieverstrekking aan inwoners en
zich actief in te spannen om draagvlak te creëren. Zij benadrukken hoe belangrijk
het is met de inwoners van de wijken direct in gesprek te gaan over de mogelijkheden
en de rol die bewoners hierin kunnen vervullen. Ook stellen zij dat het streven naar
50% eigendom meer moet zijn dan een los streven. Zij willen dit als voorwaarde stellen
voor gemeentelijke verduurzamingsplannen in de wijken. Juist in deze onzekere tijden
is het essentieel inwoners niet met nog meer onzekerheden te confronteren maar zorgvuldig
te werk te gaan en verzekerd te zijn van maximaal draagvlak en de verzekering dat
iedereen mee deelt.
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de zogenaamde «rijksvisie marktontwikkeling
voor de energietransitie». Zij menen dat de energievoorziening een publieke taak behoort
te zijn. Houdt de Minister de mogelijkheid open dat uit deze en andere studies zal
blijken, dat gezien de omvang en urgentie van de energietransitie, deze transitie
veel meer door de overheid opgepakt en uitgevoerd dient te worden in plaats van dit
aan de markt te laten?
Wat betreft de betaalbaarheid verwijzen de leden van de SP-fractie naar de vragen
en opmerkingen die zij plaatsten bij het agendapunt over de ontwikkeling van de energierekening.
Deze leden maken zich grote zorgen over de onbetaalbaarheid van deze transitie voor
huishoudens en mkb. Zij menen dat dit onvoldoende wordt onderkend door dit kabinet
en te weinig naar de stapeling van hogere lasten wordt gekeken. De zogenaamde «lastenverlichting»
die de Minister aanhaalt wanneer hij verwijst naar de schuif in ODE en energiebelasting
is absoluut onvoldoende. Deze leden vragen opnieuw hoe de Minister huishoudens en
mkb echt gaat ondersteunen bij de verduurzamingsmaatregelen die iedereen moet gaan
nemen. Ook nu benadrukken zij dat dit een collectieve verantwoordelijkheid is die
door de overheid gefaciliteerd moet worden, in plaats van een individuele verantwoordelijkheid
die alleen maar tot hoge individuele lasten leidt. Ook in deze context vragen zij
hierop een reactie van de Minister.
Wat betreft arbeidsmarkt en scholing vragen de leden van de SP-fractie of verder ingegaan
kan worden in de nieuw in te richten commissie bij de SER. Uit welke afgevaardigden
zal deze commissie gaan bestaan en met welke concrete vragen en mogelijke oplossingen
gaan zij zich bezig houden?
Schone warmte
Ook de leden van de SP-fractie benadrukken het belang van transparantie ten aanzien
van de tarieven. Warmte is nu vaak erg duur en dit helpt niet om huishoudens de overstap
te laten maken. Ook maken deze leden zich zorgen over de kosten voor huurders die
helemaal geen keuze hebben gehad en zich nu geconfronteerd zien met een ondoorzichtige
totstandkoming van tarieven en hoge rekeningen. Gaat de nieuwe Warmtewet deze problemen
nu echt oplossen, zo vragen deze leden. Kan nu worden bevestigd dat er een einde wordt
gemaakt aan de koppeling aam de gasprijs, vragen zij. Verder vragen deze leden hoe
er gezorgd gaat worden voor voldoende draagvlak bij de aansluiting van een wijk op
een warmtenet. Ook benadrukken zij nogmaals dat wijken niet aangesloten moeten worden
op biomassacentrales en andere niet-duurzame vormen van verwarmen die «lock-in»-effecten
geven.
Waterstof en de rol van (groen) gas
De leden van de SP-fractie vragen voor welke specifieke sectoren in de industrie waterstof
ingezet gaat worden. Is dat alleen voor die bedrijven die afhankelijk zijn van zeer
hoge temperaturen of zijn er andere (groepen) bedrijven waar waterstof een grote rol
zal gaan spelen? Waarom wordt waterstof beschouwd als duurzame oplossing voor de gebouwde
omgeving? Zijn daar niet meer voor de hand liggende oplossingen, gezien de hoeveelheid
elektriciteit die nodig is om waterstof te produceren? Deze leden zien graag meer
toelichting op deze specifieke toepassingsmogelijkheden.
De leden van de SP-fractie vragen welke mogelijkheden de Minister ziet voor verdere
internationale samenwerking zonder verder verstrikt te raken in de Europese Energie
Unie. Er wordt aan het eind van de brief kort verwezen naar bilaterale samenwerking
met bijvoorbeeld Duitsland. Kan er verder worden ingegaan op dit soort mogelijke samenwerkingsverbanden?
De leden van de SP-fractie vragen wat gaat de rol zijn van CCS binnen de ontwikkeling
van waterstof. Kan dit verder worden toegelicht? Kan meer worden gezegd over de hoeveelheid
elektriciteit die nodig gaat zijn voor de realisatie van waterstof op deze gewenste
schaal? Wanneer zal al deze elektriciteit duurzaam geproduceerd zijn?
Verder vragen deze leden wat de rol van Energie Beheer Nederland (EBN) in deze ontwikkeling
kan zijn. Kan de energie en de middelen die dit (staats-) bedrijf nu nog steekt in
de zoektocht naar nieuwe winningsgebieden voor fossiele energie deze niet beter steken
en de meer publieke ontwikkeling van duurzame energie zoals bijvoorbeeld waterstof?
De leden van de SP-fractie vernemen verbaasd dat er zelfs voor 2050 nog wordt uitgegaan
van 30–50% gas voor de energiebehoefte. Kan deze behoefte per sector verder worden
uitgesplitst en gespecificeerd? Kan verder worden toegelicht waarom dit de enige wijze
zou zijn?
De leden van de SP-fractie vinden het absurd dat fossiele bedrijven door middel van
de investeringsaftrek nog meer worden gestimuleerd om te zoeken naar gaswinningslocaties.
Waarom worden deze middelen niet ingezet om schone energie te stimuleren, vragen deze
leden. Zij roepen op de investeringsaftrek niet verder te verhogen, het is bizar om
deze bedrijven nog meer steun te verlenen dan nu al het geval is.
De leden van de SP-fractie begrijpen dat voor meer afgelegen en dunbevolkte gebieden
een duurzame energieoplossing lastig is. Maar kan er vanuit worden gegaan dat in de
rest van Nederland de piekbelasting anders opgevangen kan gaan worden dan met (groen)
gas? Is dit niet op te vangen door meer te investeren in betere opslagmogelijkheden?
Waarom gaat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) er vanuit dat de gasvraag de
komende decennia gelijk zal blijven, vragen de leden van de SP-fractie. Hoe kan deze
vraag drastisch worden verlaagd? De grootste afnemers binnen de industrie zetten stappen,
maar is dat genoeg? En hoe zit het met de afname van alle andere bedrijven? Hoe wordt
die vraag verminderd?
De leden van de SP stellen dat wanneer er werk wordt gemaakt van grootschalige isolatie
van woningen, bijvoorbeeld onder regie van en gefaciliteerd door de overheid, deze
vraag voor huishoudens veel verder omlaag kan dan wanneer daar niet toe wordt overgegaan.
Zij vragen de Minister hierop te reageren.
Ook willen deze leden graag weten of dit percentage volledig uit echt groen gas kan
bestaan, waarbij de CO2-uitstoot ook wanneer gekeken naar de gehele keten zo goed als nul is. Dat het kabinet
meer wil inzetten op de zogenaamde «droge» vormen, zoals (rest)hout, baart de leden
van de SP-fractie grote zorgen. Wil het kabinet naast de onmogelijk op duurzame schaal
te produceren hoeveelheden hout voor de biomassacentrales nu ook groen gas uit deze
bron produceren? Hoeveel hout moet hiervoor worden geïmporteerd en waar gaat dat vandaan
komen? Deze leden waarschuwen dat wij niet zogenaamd «duurzame» sier kunnen maken
door op andere plakken in de wereld massale boskap te faciliteren om aan onze vraag
te kunnen voldoen. Zij vragen de Minister hier op te reageren.
De leden van de SP-fractie uiten bovenstaande zorgen ook met betrekking tot mestvergisting.
Hoe past dit streven in het streven naar een meer duurzame vorm van landbouw, met
minder dieren en minder mest? Wordt dit met het subsidiëren van deze vorm niet teniet
gedaan, maar nog grootschaliger vee houden hierdoor gestimuleerd? Deze leden vragen
een uitgebreide reactie op deze zorgen.
In hoeverre wordt bij de huidige Garanties van Oorsprong naar de gehele keten gekeken
en getoetst in de praktijk naar duurzaamheid? De leden van de SP-fractie vrezen dat
hoe grootschaliger op groen gas wordt ingezet, hoe minder duurzaam de herkomst hiervan
zal zijn. Kan de Minister hier verder op ingaan?
De leden van de SP-fractie benadrukken nogmaals dat het voor de veiligheid van de
Groningers van essentieel belang is dat er zo snel mogelijk een einde komt aan de
bestaande gaswinning. Ook willen zij de waarborg dat er zo snel als mogelijk een einde
komt aan de winning uit kleine velden.
Groene groei
De leden van de SP-fractie concluderen dat er zeer weinig uit het programma Groene
Groei is voortgekomen. Zijn er plannen om in de nabije toekomst opnieuw dergelijke
programma’s op te zetten? Zo ja, op welke wijze worden deze opgezet en hoe wordt ervoor
gezorgd dat deze wel resultaat hebben? Zo nee, wordt er op andere wijze ingezet op
meer kennis over en een betere ontwikkeling van groene groei?
Overig
De leden van de SP-fractie zijn zeer teleurgesteld in de beantwoording van de Minister
op de door hun gestelde Kamervragen over compensatie voor omwonenden van de windparken
Oostermoer en N335. Deze leden menen dat omwonenden recht hebben op een eerlijke compensatie van de
waardedaling van hun woning. Een gebiedsfonds verandert daar immers niets aan. Zij
roepen nogmaals op een eerlijke tegemoetkoming aan gedupeerden toe te kennen en dit
recht voor andere (huidige en toekomstige) gedupeerden bij wet te regelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben de volgende vragen en opmerkingen.
Gevolgen corona
De leden van de PvdA-fractie hebben er begrip voor de vanwege de huidige coronacrisis
de aandacht tijdelijk niet ten volle op het onderwerk klimaat en energie gericht kan
zijn met de nadruk op «tijdelijk». Dat neemt niet weg dat de gestelde klimaatdoelen
en het tijdspad daarnaar toe naar de mening van deze leden volledig overeind dienen
te blijven staan. Deelt de Minister deze mening? Zo nee, waarom niet?
De uitbraak van het Coronavirus gaat gepaard met ernstige economische repercussies.
Bij de leden van de PvdA-fractie leven meerdere vragen. Welke impact gaat dit hebben
op de uitvoering van het Klimaatakkoord? Wat betekent dit voor de investeringscapaciteit
van huishoudens en het bedrijfsleven? De aan het woord zijnde leden begrijpen dat
het te vroeg is om nu al gedetailleerde antwoorden op de vragen naar de impact van
de coronacrisis te verlangen, maar is de Minister bbereid om na het verstrijken van
de acute fase van de coronacrisis de te verwachten impact in kaart te brengen? Is
de Minister in dit kader bereid om de partijen in de Voortgangsoverleggen en Uitvoeringsoverleggen
en wellicht de desbetreffende planbureaus over de te verwachten impact te consulteren
en de bevindingen met de Kamer te delen?
Een hoeksteen van het Klimaatakkoord is het verduurzamen van het grondstoffen- en
brandstoffenverbruik van de industrie, zo menen de leden van de PvdA-fractie. Nu zichtbaar
wordt dat zowel de olieprijzen in elkaar zijn gestort en de prijs voor emissierechten
CO2 scherp is gedaald, neemt de prikkel af om CO2-besparende maatregelen te nemen. Deelt de Minister opvatting van deze leden dat een
langdurige afname van de prijsprikkels om te verduurzamen onwenselijk is? Is de Minister
bereid om binnen de EU een inspanning te plegen om de trendbreuk in de prijsontwikkeling
van CO2-emissierechten te keren? Is de Minister bereid om op nationaal niveau het relatieve
voordeel op het gebruik van fossiele energie, dat nu is ontstaan, zo veel mogelijk
ongedaan te maken? Biedt de prijsdaling van fossiele energie meer ruimte om deze zwaarder
te belasten in combinatie met een terugsluis van de opbrengst om innovatie en verduurzaming
te stimuleren? Wil de Minister daar op korte termijn studie naar laten doen en beleidsalternatieven
voor ontwikkelen en aan de Kamer voorleggen?
De leden van de PvdA-fractie zouden er in dit verband op willen wijzen dat er in het
Klimaatakkoord is afgesproken dat er voor de industrie een CO2-heffing zou komen. Wat is de stand van zaken ten aanzien van deze heffing en het
daarvoor benodigde wetsvoorstel? Deelt de Minister de mening dat de invoering van
deze heffing niet substantieel vertraagd mag worden? Zo ja, hoe gaat de Minister een
dergelijke vertraging voorkomen? Zo nee, waarom niet?
In het kader van de economische gevolgen van de coronacrisis vragen de leden van de
PvdA-fractie of de Minister de mening deelt dat het wenselijk kan zijn om bedrijfsspecifieke
steun voor relatief vervuilende bedrijven conditioneel te maken op de realisatie van
duurzaamheidsdoelen. Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe zorgt de Minister ervoor dat
hier rekening mee wordt gehouden bij de vormgeving van steunmaatregelen?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat de kans reëel
is dat als gevolg van de coronacrisis de luchtvaartsector in een proces van grondige
herstructurering geraakt, waarbij naar verwachting ook een beroep wordt gedaan op
overheden. Zo nee, waarom deelt de Minister die mening niet? Zo ja, is de Minister
bereid in kaart te brengen of en op welke wijze de herstructurering gepaard kan gaan
met het realiseren van duurzaamheidsdoelen, het structureel reduceren van vliegverkeer,
het bevorderen van een verschuiving van luchttransport naar andere transportmodaliteiten
en het werk maken van het principe van «true pricing»?
De leden van de PvdA-fractie vragen hoeveel lopende duurzame energieprojecten en vergunningsprocedures
ten gevolge van de coronacrisis nu stilliggen? Was is het gevolg daarvan voor de aanvraag
van aanvragen voor de najaarsronde van SDE++? Wat zijn de gevolgen voor eerder afgegeven
beschikkingen: lopen deze projecten het risico de realisatietermijn te overschrijden?
Acht de Minister het nodig en wenselijk dat dergelijke projecten een verlenging van
de realisatietermijn krijgen aangezien het project buiten de schuld van de initiatiefnemer
stil is komen te liggen. Is de Minister bereid tot een generieke verlenging van de
realisatietermijn in de SDE+? Zo ja, met welke termijn? Zo nee, waarom niet?
SDE++ en CCS
De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen over de SDE++-regeling met betrekking
tot CCS. Deze leden krijgen signalen van natuur- en milieuorganisaties dat de werkelijke
kosten van de opslag van CO2 hoger zouden zijn dan waarvan in de SDE++ wordt uitgegaan. Bijvoorbeeld omdat er
gerekend wordt met een afschrijvingstermijn van 30 jaar terwijl die termijn eerder
15 jaar zou moeten zijn? Kan de Minister hierop ingaan? Is het waar dat de kosten
van de voor CCS benodigde infrastructuur en belangrijke verzekeringen worden meegerekend
in de kosten van CCS? Zo ja, waarom is dat het geval en kan dit gecorrigeerd worden?
Zo nee, wat is er dan niet waar?
De leden van de PvdA-fractie vragen of het waar is dat de CO2-uitstoot die meetelt in de SDE++-beoordeling niet tot uitdrukking brengt dat er in
het gehele CCS-proces in werkelijkheid sprake is van een hogere CO2-uitstoot, bijvoorbeeld vanwege niet meegerekende uitstoot bij winning, compressie
en transport. Zo ja, wat zegt dat over de daadwerkelijke bijdrage van de opslag van
CO2 aan het halen van de klimaatdoelen en wat zegt dat over de mate waarin de SDE++ effectief
voor dit doel wordt gebruikt? Zo nee, waarom is dit niet waar? Op grond van welke
berekeningen is de CO2-besparing door CCS gebaseerd? Kan de Minister inzichtelijk maken wat de integrale
CO2-besparingen zijn en wat de totale CO2-uitstoot in het gehele CCS-proces is? Beschikt de Minister over onafhankelijke berekeningen
over effectiviteit van de opslag van CO2 in relatie tot de kosten daarvan, de benodigde subsidie en de uiteindelijk verminderde
CO2-uitstoot? Zo ja, wat zijn die berekeningen, door wie zijn die gevalideerd en kan
de Minister ze aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, kunt u die berekeningen dan alsnog
laten valideren en de Kamer hierover informeren?
De leden van de PvdA-fractie zouden graag willen weten in hoeverre de SDE++ ruimte
gaat bieden voor projecten die voortkomen uit de RES’en. Deze leden vrezen dat doordat
de SDE++ alleen op laagste kosten rangschikt het risico bestaat dat dergelijke projecten
niet voor SDE++ in aanmerking zullen komen. Bijvoorbeeld projecten voor wind en zon
(«hernieuwbaar op land») die in de RES’en uitkomst zijn van een zorgvuldig ruimtelijk
ontwerp en afwegingsproces, deze worden in de SDE++ niet anders behandeld dan projecten
die deze basis niet hebben. Deelt de Minister deze vrees? Zo ja, waarom en is dit
aanleiding om projecten die voortvloeien uit RES’en in de SDE++ anders te laten beoordelen?
Zo nee, waarom deelt de Minister die vrees niet en waaruit blijkt dat dergelijke projecten
wel een kans op SDE++ hebben?
Salderingsregeling en zonne-energie
Wat betreft de salderingsregeling hebben de leden van de PvdA-fractie kennisgenomen
van zowel de steun van de brancheverenging Holland Solar6 als ook de bezwaren van Energie-Nederland tegen het voorstel van de Minister voor
afbouw tot 2031. Volgens de energieleveranciers zou het voorstel onder andere leiden
tot onnavolgbare facturen en offertes voor consumenten en hoge implementatie- en uitvoeringskosten
die gesocialiseerd worden over alle huishoudens (ook niet PV-bezitters) met hogere
energierekening als gevolg. Deze en andere bezwaren die Energie-Nederland tegen het
voorstel opwerpt zijn te vinden op de website van Energie-Nederland.7 Kan de Minister op deze bezwaren ingaan? Hoe verhouden die bezwaren zich tot de steun
die de branchevereniging aan het voorstel geeft?
De leden van de PvdA-fractie hebben ten aanzien van de opwekking van elektriciteit
door middel van zonne-energie de volgende vraag. Naar de mening van deze leden is
het van belang dat opwekkers van zonne-energie worden geprikkeld om zo veel mogelijk
opgewekte elektriciteit te gebruiken op het moment van opwekken dan wel op te slaan.
Zij menen dat daarmee voorkomen kan worden dat grote hoeveelheden zonne-energie het
net extra belasten. Ook is een goede balans tussen vraag en aanbod gewenst voor de
stabiliteit van het energiesysteem. Deelt de Minister die mening? Zo ja, deelt de
Minister dan ook de mening dat het om piekbelasting op het net te verminderen en een
goede balans te krijgen tussen vraag en aanbod te krijgen het gewenst is om de consument
te prikkelen, te leren en te verleiden om vormen van opslag te gaan benutten en om
het gebruik van elektriciteit zo veel mogelijk af te stemmen met aanbod op het net?
Zo ja, hoe gaat de Minister hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Arbeidsmarkt en scholing
De leden van de PvdA-fractie delen de mening van de Minister dat het realiseren van
de klimaatopgave «mede afhankelijk [is] van goed beleid rond arbeidsmarkt en scholing»
(Kamerstuk 32 813, nr. 483). Kan de Minister concreet in cijfers aangeven hoe naar verwachting vraag en aanbod
van de arbeidsmarkt ten aanzien van voor de energietransitie benodigd personeel zich
zal ontwikkelen? Wat doet de Minister nu al om ervoor te zorgen dat er voldoende arbeidskrachten
zullen komen om de energietransitie mogelijk te maken? Welke instrumenten zet de Minister
daar nu voor in? De aan het woord zijnde leden lezen dat er in 2020 een nieuwe commissie
«arbeidsmarkt en transities» wordt ingericht bij de SER. Wat gaat deze commissie concreet
doen en wanneer zijn er welke resultaten te verwachten?
Energienota’s
De leden van de PvdA-fractie zouden erop willen wijzen dat in eerdere overleggen zorgen
zijn uitgesproken over de leesbaarheid en begrijpelijkheid van de energienota. Is
de Minister bereid samen met in de energieleveranciers in overleg te treden met organisaties
die zich inzetten voor begrijpelijke communicatie met laaggeletterden om de leesbaarheid
en begrijpelijkheid van de energienota’s te verbeteren?
Routekaart Groen Gas
De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen naar aanleiding van Routekaart Groen
Gas. Zo vragen deze leden hoe de Minister de doelmatige inzet van dit schaarse duurzame
gas in bestaande bouw gaat bevorderen en het waar mogelijk beperken van de inzet van
groen gas in nieuwbouw. Daarbij zouden zij erop willen wijzen dat de systeemwaarde
van groen gas in de gebouwde omgeving groot is, met name door lagere kosten voor woningaanpassingen
en vermeden kosten voor het aanpassen van het energienetwerk. Op welke wijze kan de
Minister rekening houden met deze systeemwaarde van groen gas?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister bekend is met de inzet het netwerkbedrijf
Rendo die in samenwerking met de overheden in het werkgebied van Rendo een inzet plegen
om een infrastructuur en businesscase voor de distributie van groen gas te realiseren.
Deelt de Minister de opvatting van deze leden dat de uitrol van groen gas in het bijzonder
in buitengebieden bijdraagt aan de vergroening van het energiesysteem en de hiaten
vult in gebieden waar de aanleg van warmtenetten niet haalbaar is? Zo ja, is de Minister
bereid de inzet van Rendo en de overheden te ondersteunen en de Kamer periodiek in
kennis te stellen van de voortgang van het project? Zo nee, waarom niet?
Kan de Minister zeggen wat de administratieve en andere uitvoeringsconsequenties van
een gedifferentieerd belastingtarief voor groen gas zouden zijn?
Waterstofvisie
Over de kabinetsvisie op Waterstof hebben de leden van de PvdA-fractie enkele vragen.
Zo vragen deze leden of de Minister de mening deelt dat de 35 miljoen euro exploitatiesubsidie
slecht als eerste stap kan dienen en dus vervolgstappen nodig zijn. Zo ja, waar denkt
de Minister aan? Zo nee, waarom niet? Daarnaast menen deze leden dat het wenselijk
is om voor het gebruik en de opschaling van de productie van waterstof ook de vraagzijde
te stimuleren door een tijdpad te maken voor de introductie van waterstof, waarbij
de industrie stapsgewijs wordt verplicht om waterstof in de mix van te gebruiken energie
op te nemen, dit naar analogie van het stapsgewijs verplicht stellen van het opnemen
en bijmengen van biobrandstof in fossiele autobrandstoffen. Deelt de Minister die
mening? Zo ja, hoe gaat de Minister dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van
de brieven van het kabinet over de uitvoering van het Klimaatakkoord en overige brieven
over de transitie naar een duurzame samenleven. Deze leden hebben op een aantal punten
nog vragen aan de Minister.
Gevolgen corona
De leden van de ChristenUnie-fractie willen beginnen met de observatie dat de roerige
tijd waarin wij ons bevinden, met de coronacrisis, ook effecten heeft op de weg naar
een duurzame economie. Laten wij erop letten dat, hoewel nog onduidelijk is hoe groot
de effecten van de coronacrisis op de economie gaan zijn, we oog blijven houden voor
de duurzame koers die wij hebben ingezet voor die economie. Juist de Corona-crisis
wijst ons indringend op de noodzaak om onze economie vorm te geven binnen sociale
en ecologische grenzen. Alhoewel de lucht inmiddels schoner is dan afgelopen decennia,
zijn er veel ontwikkelingen die deze leden zorgen baren. Zo keldert de olieprijs en
is de eerste grote investeerder, Vattenfall, gestopt met de subsidieloze tender. Ook
de prijs voor CO2 in het ECTS is inmiddels gekelderd. Deelt de Minister de zorgen van deze leden hierover?
Zij vragen wat de invloed van de coronacrisis op de planning van de uitvoering van
het Urgenda-vonnis en het Klimaatakkoord gaat zijn. Wanneer krijgt de Kamer hier meer
duidelijkheid over?
SDE+ en SDE++
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat volgens een inventarisatie van
de Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie twee op de drie projecten door de
coronacrisis stilliggen. Dat zal effect op de najaarsronde van de SDE++ van dit jaar
hebben, en op reeds afgegeven beschikkingen: aangewezen projecten lopen zo de kans
uit de realisatietermijn te lopen. Deze projecten liggen buiten de schuld van de initiatiefnemer
stil. Is de Minister bereid tot een generieke verlenging van de realisatietermijn
in de SDE+?
De leden van de ChristenUnie-fractie willen opmerken dat de coronacrisis ook kansen
biedt. Projecten waarvoor de straat open moet of waarbij op andere wijze gebruik moet
worden gemaakt van de openbare weg lenen zich uitstekend voor uitvoering in deze tijd.
De overheid kan ook haar inkoopmacht gebruiken om de overgang naar een duurzame economie
te stimuleren. Gaat de Minister van deze kansen gebruik maken? Is de Minister bereid
om tijdens deze crisis op deze wijze te sturen naar een duurzamere economie?
Salderingsregeling
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met de door de Minister gepresenteerde
opvolger van de salderingsregeling. Met een voorspelbare afbouw en een acceptabele
terugverdientijd, blijven zonnepanelen voor huishoudens interessant. Deze regeling
biedt ook voldoende zekerheid op langere termijn voor leasebedrijven en woningcorporaties.
Op deze wijze zullen huishoudens met zonnepanelen op het eigen dak ook in de toekomst
een goed rendement behouden zonder verregaande administratieve lasten.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de afbouw brengt wel een nieuwe
uitdaging met zich meebrengt, aangezien het zogenaamde eigenverbruik van de zonnestroom
de meest voordelige optie wordt. De vraag naar opslagmogelijkheden voor stroom voor
huishoudens zal gaan stijgen. Welke (veilige) manieren van opslag van stroom worden
nu ondersteund door de Minister? Op welke wijze? Is er bijvoorbeeld al voldoende stilgestaan
bij de risico’s en veiligheidseisen voor waterstofproductie door particulieren? Hoe
wordt in de nieuwe regeling de consument geprikkeld om opgewekte stroom te gebruiken
op momenten van opwek, dan wel op te slaan om op een later moment te gebruiken, zodat
opslag minder noodzakelijk wordt? Is de Minister bereid om nog een keer te kijken
hoe marktconforme beprijzing goed geregeld kan worden voor teruglevering en wil de
Minister met stakeholders in gesprek gaan over prikkels om het eigen verbruik te optimaliseren?
Tevens vragen deze leden of de zorgen van de energieleveranciers over de begrijpelijke
energienota voldoende zijn meegenomen door de Minister. Een begrijpelijke energienota
levert inzicht op voor de consument, en kan daarmee energiebesparing en/of eigen opwek
ondersteunen. Met de nu voorgestelde regeling zijn de (teruglever)volumes op de nota
voor de klant niet meer te herleiden tot de geregistreerde meterstanden.
Warmte
De leden van de ChristenUnie-fractie krijgen signalen dat warmte een ondergeschoven
kindje in de RES’en is. Herkent de Minister deze signalen en wat gaat de Minister
daarmee doen? Kan de Minister inzicht geven in de totstandkoming van de RES’en? Liggen
gemeenten op koers en wordt participatie voldoende vormgegeven? Welke invloed heeft
de coronacrisis op de totstandkoming van de RES’en?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat middels de RES’en ingezet wordt op
zowel energieopwekking als de warmtevraag. Voor energieopwekking zijn zon en wind
de aangewezen technieken. Voor de warmtevraag zijn er naar naast zon- en windenergie,
andere technieken/innovaties mogelijk zoals duurzame waterstof, zonneboilers of geothermie.
Is hier binnen de RES’en voldoende aandacht voor? Hoe wil de Minister bevorderen dat
er volop gebruik wordt gemaakt van deze duurzame technieken?
Routekaart groen gas
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij dat de Minister gaat kijken naar mogelijkheden
tot optimalisering van de SDE++ voor groen gas en tegelijkertijd alternatieve instrumenten
onderzoekt. Deze leden delen de noodzaak om zo snel als mogelijk af te stappen van
het Groninger gas. Er zal naast verduurzaming ook (tijdelijke) vervanging gevonden
moeten worden, ter overbrugging naar een gasvrij energiesysteem. Maar moet deze vervanging
daadwerkelijk uit eigen land komen, in het bijzondere de kleine velden op land, zeker
wanneer dit betekent dat kwetsbare natuurgebieden extra risico lopen of dat slapende
vergunningen «gewekt» worden en onrust veroorzaken bij omwonenden? Wat is de belangenafweging
van de Minister hierin?
Kabinetsvisie waterstof
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met de inzet van de Minister op duurzame
waterstof. Er worden vele onderzoeken uitgevoerd, kan de Minister de Kamer voorzien
van een tijdslijn van de te verwachten data dat de onderzoeken gereed zijn?
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de ontwikkelingen van een geïntegreerde
waterstofeconomie in Nederland bieden veel kansen bieden voor de regio en met name
de regio Noord-Nederland, waar na decennia van gaswinning succesvol ingezet wordt
op de nieuwe waterstof-economie, bijvoorbeeld voor het faciliteren van waterstofwijken.
De Minister kondigt een exploitatiesubsidie van 35 miljoen euro per jaar aan om de
realisatie van een substantiële kostenreductie van groene waterstof op de meest kosteneffectieve
manier vorm te geven. Kan de Minister onderbouwen dat deze inzet voldoende is om de
ambitie van 500 MW elektrolyse-capaciteit in 2025 te realiseren? Is hierbinnen nog
voldoende ruimte voor innovatie- en demonstratieprojecten, die hard nodig zijn om
innovatie van waterstof technologieën te bevorderen? Deze leden vinden het van belang
dat zowel innovatie als de doelstelling van 500 MW in 2025 gerealiseerd worden.
Woonlastenneutraliteit
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het van het grootste belang dat de energietransitie
haalbaar en betaalbaar is voor burgers en bedrijven. In dat verband vragen zij de
Minister wat hij verstaat onder een «overgrote meerderheid van huishoudens» bij woonlastenneutraliteit.
Deelt de Minister de visie van deze leden dat de kosten voor netverzwaring niet volledig
voor rekening van burgers mag worden gebracht? Wat gaat de Minister doen om de energierekening
voor burgers betaalbaar te houden?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben de Minister erop gewezen dat de afbouw
van de salderingsregeling negatieve effecten heeft op de energietransitie in de gebouwde
omgeving, bijvoorbeeld als het gaat om nul op de meter-projecten waarbij salderen
een onderdeel is van de businesscase. Onder andere Aedes heeft hierop gewezen. Kan
de Minister aangeven wat het resultaat van het overleg met de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties hierover is geweest?
Voorlichtingscampagne
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat veel burgers wel bereid zijn om bij
te dragen aan de transitie naar een duurzame samenleving, maar vragen hebben als «hoe
dan», «waar begin ik» en «waar kan ik terecht voor advies». Deze leden moeten vaststellen
dat de klimaatcampagne «Iedereen doet wat» van de rijksoverheid om burgers en bedrijven
te helpen bij het maken van duurzame keuzes onvoldoende bekend is en mensen niet helpt
om antwoorden te vinden op hun vragen. Daarom vragen deze leden op welke wijze de
Minister de aangenomen motie-Dik-Faber/Sienot (Kamerstuk 32 813, nr. 466) gaat uitvoeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de stukken
en hebben daarover nog enkele kritische vragen en opmerkingen.
Uitvoering Urgenda-vonnis
Het kabinet schreef de Kamer dat ze het eerder toegezegde pakket maatregelen inzake
het Urgenda-vonnis uit zal stellen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie
begrijpen dat de coronacrisis op dit moment voor de nodige mate van overmacht heeft
gezorgd op het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Toch willen deze leden
er ook op wijzen dat Urgenda de Klimaatzaak al won in 2015 en dat ruim daarvoor al
bekend was dat de klimaatcrisis om stevige extra maatregelen vraagt. Diverse kabinetten
deden veel te weinig om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Na de uitspraak
in 2015 stond de regering destijds ook niets in de weg om uitvoering te geven aan
het vonnis. Sindsdien hebben het huidige en het vorige kabinet echter bijzonder weinig
ondernomen om de absolute ondergrens van minimaal 25% minder uitstoot van broeikasgassen
ten opzichte van 1990 met zekerheid te halen.
De betreffende kabinetten hebben volgens de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
kostbare tijd verspeeld. In plaats van het vonnis uit te voeren, gingen deze kabinetten
in beroep en in cassatie. Aanvullende maatregelen bleven lange tijd uit. Ook de Hoge
Raad stelde Urgenda inmiddels in het gelijk. Erkent de Minister dat dit en het vorige
kabinet al veel eerder maatregelen hadden kunnen en moeten nemen met als doel het
Urgenda-doel met zekerheid te halen? Zo nee, waarom niet?
Erkent de Minister dat, vanwege het cumulatieve effect van broeikasgassen, het opnieuw
uitstellen van klimaatmaatregelen er voor zorgt dat de nog te nemen maatregelen steviger
van aard zullen moeten zijn dan wanneer de regering eerder was begonnen met het nemen
van maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Wanneer mogen we die extra maatregelen alsnog verwachten? In hoeverre gaat de Minister
de lessen van de coronacrisis meenemen in deze set maatregelen? Wordt het een pakket
van maatregelen dat op meerdere terreinen een positief effect zal hebben? Zo nee,
waarom niet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister ook hoe het staat
met de uitvoering van een aantal aangenomen moties. Ten eerste de aangenomen motie-Thieme
(Kamerstuk 35 300, nr. 28) waarin de regering wordt verzocht een uiterste inspanning te leveren om het reductiedoel
voor broeikasgassen in 2020 te halen. Ten tweede de aangenomen motie-Van Raan (Kamerstuk
35 235, nr. 6) waarin de regering wordt verzocht om het risico te minimaliseren dat de ondergrens
van minimaal 25% CO2-reductie in 2020 gemist zou worden. Ten derde de aangenomen motie-Van Raan (Kamerstuk
35 236, nr. 4) waarin de regering wordt verzocht om ook de door Urgenda gepresenteerde uitbreidingen
van het 40-puntenplan serieus te nemen en de Kamer per maatregel te informeren over
de afwegingen om deze wel of niet te nemen. Wat kan de Minister daar over vertellen?
Met betrekking tot het informeren over de uitbreidingen van het 40-puntenplan – inmiddels
heeft Urgenda 54 maatregelen gepresenteerd – vragen de leden van de Partij voor de
Dieren-fractie ook om de eerdere 40 maatregelen opnieuw serieus te bekijken. Is de
Minister daartoe bereid? Zo nee, waarom niet? Destijds hanteerde de Minister – in
strijd met de uitspraak in de Klimaatzaak – nog vier zeer beknellende criteria bij
de uitvoering van de aangenomen motie-Van Raan c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 362), waarin de regering wordt verzocht om alle door Urgenda geïnventariseerde maatregelen
serieus te nemen en de Kamer per maatregel te informeren over de afwegingen om deze
wel of niet te nemen. Als gevolg daarvan werden enkele effectieve maatregelen geblokkeerd.
Inmiddels heeft de Hoge Raad het oordeel in de Klimaatzaak definitief gemaakt. Nederland
mag de ondergrens van 25% broeikasgasreductie niet missen. Is de Minister daarom bereid
om zijn eerdere criteria flexibeler te hanteren, zeker waar ze het realiseren van
het vonnis in de weg staan? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid om meer nadrukkelijk
te sturen op snelheid van reductie als belangrijkste criterium? Zo nee, waarom niet?
Coronamaatregelen en klimaatbeleid
Het reeds gepresenteerde generieke noodpakket voor banen en economie inzake de coronacrisis
kon rekenen op steun van de Partij voor de Dieren-fractie. Deze leden zijn ook uitgesproken
voorstander van een nadere uitbreiding van dit pakket voor de groepen die nu nog buiten
de boot dreigen te vallen. Denk onder andere aan zelfstandigen zonder personeel, artiesten,
sekswerkers, grenswerkers, oproepkrachten, uitzendkrachten, flexwerkers en andere
personen met een onzekere positie op de arbeidsmarkt.
Naast deze generieke maatregelen, lijkt het waarschijnlijk dat er ook individuele
bedrijven zullen aankloppen voor extra financiële injecties. Meer specifiek stonden
KLM en Schiphol bijvoorbeeld al op de stoep van de regering. De luchtvaart in haar
huidige verschijning is echter een zeer ontwrichtende sector die radicaal moet hervormen.
Een stevige krimp van het aantal vliegbewegingen is noodzakelijk voor klimaat, leefomgeving
en veiligheid van mens en dier. Erkent de Minister deze noodzaak tot transitie van
de luchtvaartsector? Zo nee, waarom niet? Deelt de Minister de mening dat eventuele
extra financiële steun voor de luchtvaartsector niet kan bestaan zonder strenge voorwaarden
voor het inzetten van deze onvermijdelijke transitie? Zo nee, waarom niet? Kan de
Minister meer vertellen over welke andere bedrijven of sectoren momenteel al hebben
aangeklopt voor mogelijke extra financiële steun?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de coronacrisis aantoont
dat er alom maatschappelijk begrip is voor stevige maatregelen om de crisis aan te
pakken. De urgentie is voor bijna iedereen duidelijk. De klimaatcrisis is voor sommigen
mogelijk wat abstracter, maar zal helaas in staat blijken te zijn om voor nog veel
grotere negatieve gevolgen te zorgen. Op het moment dat we deze gevolgen aan den lijven
zullen ondervinden, is het echter mogelijk al te laat om er nog iets aan te kunnen
doen. Deelt de Minister de mening dat het juist daarom noodzakelijk om de klimaatcrisis
met een net zo grote urgentie te behandelen? Zo nee, waarom niet?
In het licht van de financiële en economische noodpakketten die nu loskomen, in Nederland
en bij regeringen wereldwijd, wijzen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
op het feit dat ook vóór de coronacrisis de noodzaak al bestond om onze economie radicaal
te hervormen en in lijn te brengen met de grenzen van onze aarde. Het oude «business
as usual» heeft er voor gezorgd dat we ons nu middenin de klimaatcrisis en biodiversiteitscrisis
bevinden. Eventuele bedrijfsspecifieke of sectorspecifieke financiële injecties kunnen
daarom nooit als doel hebben om terug te keren naar dat oude ontwrichtende «business
as usual». Deelt de Minister deze zienswijze? Zo nee, waarom niet?
Erkent de Minister dat er in het huidige fiscale beleid, daterend uit het pre-coronatijdperk,
nog veel ruimte is voor vergroening? Zo nee, waarom niet?
Erkent de Minister dat onze economie in het algemeen nog niet in lijn is met de doelstellingen
uit het Parijsakkoord? Zo nee, waarom niet?
Deelt de Minister de mening dat het eeuwig zonde zou zijn om de nu ontstane financiële
ruimte nu niet te benutten om onze economie versneld in de duurzame en toekomstbestendige
stand te zetten? Zo nee, waarom niet?
Erkent de Minister dat er in diverse sectoren bedrijven zijn die aanhikken tegen het
inzetten van de onvermijdelijke transitie naar een duurzamer verdienmodel? Zo nee,
waarom niet? Erkent de Minister dat diverse welwillende bedrijven het financieel zeer
zwaar zullen krijgen en op termijn mogelijk zelfs failliet zullen gaan of uitgekocht
moeten worden, indien ze er niet in slagen om de transitie naar een duurzamer verdienmodel
in te zetten? Zo nee, waarom niet?
Erkent de Minister dat het voor diverse van deze bedrijven erg schadelijk zou zijn
als bepaalde aanvullende financiële injecties in de economie zouden worden ingezet
om terug te keren naar het oude en ontwrichtende «business as usual»? Zo nee, waarom
niet?
Wat is de visie van de Minister op het helpen van zo veel mogelijk bedrijven met het
inzetten van de onvermijdelijke transitie naar een duurzamer en toekomstbestendig
verdienmodel, juist in het kader van de mogelijke aanvullende bedrijfsspecifieke of
sectorspecifieke financiële injecties?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat dit bij uitstek
het moment is om na te denken over slimme voorwaarden aan bedrijfsspecifieke of sectorspecifieke
financiële injecties. Deelt de Minister deze zienswijze? Zo nee, waarom niet?
Deelt de Minister het uitgangspunt dat bedrijfsspecifieke of sectorspecifieke financiële
injecties gebruikt moeten worden om mensen en natuur te beschermen? Zo nee, waarom
niet?
Deelt de Minister het uitgangspunt dat bedrijfsspecifieke of sectorspecifieke financiële
injecties niet gebruikt moeten worden om vervuilende sectoren te beschermen, maar
juist om deze vervuilende sectoren versneld te laten verduurzamen en daarmee te helpen
om toekomstbestendig te worden? Zo nee, waarom niet?
Deelt de Minister het uitgangspunt dat bedrijfsspecifieke of sectorspecifieke financiële
injecties gepaard moeten gaan met voorwaarden omtrent het stoppen met fossiele investeringen
en investeringen die leiden tot nadere aantasting van de biodiversiteit? Zo nee waarom
niet?
Deelt de Minister het uitgangspunt dat bedrijfsspecifieke of sectorspecifieke financiële
injecties gepaard moeten gaan met voorwaarden omtrent het opstellen van ambitieuze
klimaatplannen door deze bedrijven en sectoren, met als doel om de uitstoot van broeikasgassen
zo snel mogelijk terug te dringen? Zo nee, waarom niet?
Uitvoering Klimaatakkoord
De transitie van onze economie vergt de nodige omscholing van werknemers, zo staat
onder andere ook opgenomen in het Klimaatakkoord. De consistente aanpak om dit te
realiseren is volgens de leden van de Partij voor de Dieren-fractie echter nog niet
goed zichtbaar. Welke stappen gaat de Minister zetten op dit punt? Hoe gaat de Minister
werknemers van fossiele bedrijven helpen om over te stappen naar duurzame bedrijfstakken?
Deelt de Minister het uitgangspunt dat bedrijfsspecifieke of sectorspecifieke financiële
injecties gepaard moeten gaan met voorwaarden omtrent werkgelegenheid en sociale voorzieningen?
Bijvoorbeeld door een goed sociaal plan op te stellen en door werknemers van fossiele
bedrijven te helpen om over te stappen naar een duurzame sector?
Het versterken van een duurzame samenleving en economie is juist op dit moment mogelijk
en kan volgens de leden van Partij voor de Dieren-fractie juist een rol spelen in
het vitaliseren van de economie en het beperken van de schade. Denk bijvoorbeeld aan
het stimuleren van de vraag naar verduurzaming van de gebouwde omgeving, wat ook een
nadrukkelijk doel is uit het Klimaatakkoord. Installatiebedrijven zouden nu de scholen
dicht zijn bijvoorbeeld op grote schaal zonnepanelen kunnen installeren op schooldaken,
zoals onder andere ook werd gesuggereerd door Urgenda8, 9.
Wat is de zienswijze van de Minister op het inzetten van de vrijgekomen budgetruimte
om, naast bedrijven, ook burgers te helpen bij het verder verduurzamen van de samenleving?
Ziet de Minister mogelijkheden voor een ophoging van subsidies voor woningisolatie
of het installeren van zonnepanelen en groene daken? Erkent de Minister dat een dergelijke
aanpak ook economische kansen biedt, bijvoorbeeld voor de isolatiebranche, installatiebedrijven,
hoveniers en ondernemers in duurzame energie? Zo nee, waarom niet?
Is de Minister van plan om, juist omdat de economie nu harde klappen krijgt, de vraag
naar klimaatvriendelijke producten en diensten aan te wakkeren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister de brief van de
Grootouders voor het Klimaat kent.10 Is de Minister het eens met de beoordeling in de «stoplichten rapportage» dat we
nog niet snel genoeg gaan om de doelen van Parijs te halen? Zo nee, kan de Minister
dan per onderwerp in de rapportage aangegeven waar het beeld gunstiger is en waarom?
Hoe gaat de Minister het enthousiasme van burgers inzake deelname aan lokale energiecoöperaties
behouden en vergroten? Welke ruimte ziet de Minister nog om complexe regelgeving te
vereenvoudigen, met als doel om lokale duurzame initiatieven sneller op gang te helpen?
Ziet de Minister bijvoorbeeld een mogelijke rol voor een klimaatcommissaris om vertraging
tijdens de bestuurlijke processen sneller vlot te trekken? Zo nee, waarom niet?
Is de Minister bereid om bij de herziening van de Postcoderoosregeling in te zetten
op een verruiming zodat burgers meer mogelijkheden krijgen zelf het heft in handen
te nemen en daarmee het draagvlak voor de uitbouw van duurzame energie op land aanzienlijk
te vergroten? Zo nee, waarom niet?
Visie gassen in het toekomstige energiesysteem
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie danken de Minister voor zijn uitgebreide
brieven over zijn visie op gassen in het toekomstige energiesysteem. Deze leden hebben
daarover een aantal kritische vragen.
Voor deze leden is het van belang dat de oplossingen die gekozen worden duurzaam zijn.
Oplossingen waarbij CO2 uitgestoten wordt zijn daarom onwenselijk.
Kan de Minister daarom toelichten waarom hij spreekt over CO2-vrije gassen wanneer hij daarmee ook doelt op biogassen? Klopt het dat bij de verbranding
van biogas (of groen gas zoals de Minister het noemt) CO2 en/of andere broeikasgassen vrij komen (los van of deze wellicht worden afgevangen)?
Deelt de Minister de mening dat het feit dat de uitstoot niet geregistreerd hoeft
te worden niet betekent dat uitstoot niet plaatsvind? Deelt de Minister de mening
dat CCS of carbon capture utilization (CCU) bij de bepleite inzet van biogassen in
de gebouwde omgeving of de mobiliteitssector niet of nauwelijks mogelijk is? Op welke
manier en met welke kosteneffectiviteit is dat wel mogelijk volgens de Minister?
Deze leden vragen de Minister zich te onthouden van het gebruik van promotietaal (zoals
«groen» gas of «CO2-vrij» gas) omtrent deze gassen omdat die een valselijk beeld schetst over de bijdrage
van deze gassen aan de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer en de klimaatverandering.
Is de Minister daartoe bereid? Onderschrijft de Minister dat promotietaal niet gewenst
is? Zo nee, waarom niet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat in
2050 30 – 50% van het finale energieverbruik ingevuld zal moeten worden doormiddel
van gassen. De inzet zoals die is beschreven in de brieven lijkt vrijwel geheel op
die aanname te berusten. Deze leden vragen de Minister deze aanname beter uit te werken
en te beargumenteren. Kan de Minister specifiek aangeven waarop de marge van 337–775
PJ waarover hij schrijft gebaseerd is? Waar in het Berenschot-rapport is deze marge
terug te vinden?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen welke volgorderlijkheid volgens
de Minister wenselijk is. Moet er eerst uitgezocht worden welke gassen en welke volumes
op een wenselijke, en daadwerkelijk duurzame, wijze geproduceerd kunnen worden óf
moet eerst uitgezocht worden welke vraag er zal zijn in 2050 en vervolgens bedacht
hoe die in te vullen?
In die context vragen deze leden de Minister verder waar het duurzaamheidskader biomassa
is dat de Kamer beloofd was voor maart 2020. Kan de Minister dit zo snel als mogelijk
aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Is de Minister met deze leden van mening dat het uiteenzetten van een visie over de
inzet van biogassen, terwijl nog onvoldoende bekend is over de duurzaamheid en de
beschikbaarheid van biomassa, nooit een volledige visie kan zijn en daarmee onwenselijk
is? Zo nee, waarom niet? Dit is relevant aangezien de Minister het nog te ontvangen
duurzaamheidskader wel al integraal van toepassing verklaart op de door hem nu uiteengezette
toekomstvisie. Op basis van welke informatie verklaart de Minister dit kader reeds
integraal van toepassing?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de brieven van de Minister
dat de inzet van gassen voor de gebouwde omgeving nodig is in oude stadskernen en
buitengebieden omdat een warmtenet of elektrificatie daar beperkt haalbaar is. Deze
leden vragen de Minister duidelijker aan te geven waarom elektrificatie voor de gebouwde
omgeving in het buitengebied middels elektrificatie in combinatie met lokale opwek
en beperkte opslag onvoldoende mogelijk is.
Deelt de Minister de mening van de leden van de Partij voor de Dieren dat vanwege
de onvermijdelijke krimp van de veestapel in Nederland het onwenselijk is om voor
de energievoorziening afhankelijk te worden van de grootte van die veestapel? Zo nee,
waarom niet?
Heeft de Minister kennisgenomen van alle reeds verschenen rapporten/adviezen die de
overheid adviseren de veestapel te doen krimpen? Zoals de rapporten van het PBL en
de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (RLI).
Van – bij benadering – welke omvang van de veestapel gaat de Minister uit (in 2030
en 2050)?
Erkent u dat bij het tot stand komen van dierlijke mest onvermijdelijk zeer actieve
broeikasgassen zoals methaan vrijkomen? Kan daarom volgens de Minister wel gesteld
worden dat energie afkomstig uit de vergisting van mest geen bijdrage levert aan de
klimaatverandering? Zo ja, waarom?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen op basis van welke gegevens de
Minister tot de conclusie komt dat er momenteel slechts 3% van de mest wordt vergist.
Hoe beoordeeld de Minister dat wetende dat er tussen 2007 en 2017 al 2,5 miljard aan
subsidie is gegeven aan mestvergisters, mestvergassers en andere manieren van energie
opwekking uit dierlijke resten en excrementen? Hoeveel subsidie is dat tussen 2017
en 2020 nog geweest?
Kan de Minister aangeven of hij tevreden is over het behaalde rendement van de subsidies
in deze sector aangezien mestvergisters en vergassers naast de vele schadelijke neveneffecten
die zij hebben dus ook nog eens bijzonder duur zijn? Hoe is de voorgenomen inzet van
de Minister op biogas te rijmen met het standpunt van de regering, dat lange tijd
zeer stringent gehandhaafd werd, dat maatregelen kosten efficiënt moeten zijn? Kan
de Minister aangeven met welke prijs per ton vermeden CO2 de Minister denkt dat mestvergisters gaan draaien? Is de Minister bereid, gegeven
de hoge prijs en de vele schadelijke neveneffecten zijn inzet op biogassen te heroverwegen?
Kan de Minister de omzet (130 miljoen) die hij benoemt van de biogassector uitsplitsen
naar de verschillende bronnen (mest, slib of biomassa) waaruit dit gewonnen is? Zo
nee, waarom niet?
Biobrandstoffen
De Minister schetst verder een vergelijking tussen de voorgenomen werkwijze omtrent
de garanties van oorsprong (GvO) voor de biogassen en de huidige praktijk bij biobrandstoffen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister bekend is met
de fraudegevoeligheid van dit systeem bij biobrandstoffen. Is de Minister bekend met
de grootschalige fraude die daar reeds plaatsvind? Deze leden zijn van mening dat
een soortgelijk systeem zoals nu gebruikt wordt bij biodiesels in de praktijk onmogelijk
waterdicht is te krijgen. Zij vragen de Minister daarom deze systematiek te heroverwegen
en kenbaar te maken hoe hij fraude gaat voorkomen. Is de Minister daartoe bereid?
Zo nee, waarom niet? Welke garantie kan de Minister geven dat er geen fossiele gassen
ingezet of gerekend zullen worden als zogenaamd duurzame biogassen?
Kabinetsvisie waterstof
Is de Minister met de leden van de Partij voor de Dieren-fractie van mening dat waterstof
gemaakt moet worden met duurzame energie? Kan de Minister in het licht daarvan ingaan
op de relatie tussen de beschikbaarheid, nu en in de toekomst, van duurzame energie
in Nederland en de productie van waterstof? Kan de Minister in het licht van de beschikbaarheid
van duurzame energie ook reflecteren op de «unieke uitgangspositie van Nederland»
voor waterstof? Maakt de beperkte beschikbaarheid van duurzame energie Nederland volgens
de Minister een geschikt land voor grootschalige waterstofproductie? Zo ja, hoe dan?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister aangeven welke
soort waterstof hij bedoeld wanneer hij spreekt over CO2 vrije waterstof. Op welke schaal denkt de Minister op dit moment gebruik te gaan
maken van CCS voor de productie van waterstof?
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie stellen graag enkele onderwerpen inzake klimaat en
energie aan de orde.
Gevolgen corona
Als eerste een vraag die onvermijdelijk is in de situatie waar wij ons bevinden. De
leden van de 50PLUS-fractie vragen op welke wijze de huidige situatie van «intelligente
lockdown» de voortgang van de klimaatmaatregelen beïnvloedt. Inmiddels is via de media
duidelijk geworden dat de regering om deze reden extra plannen die vanwege Urgenda
genomen moesten worden, heeft uitgesteld. Maar klopt de berichtgeving dat de ministerraad
het Urgendapakket inmiddels al wel heeft goedgekeurd?
Dat de volksgezondheid op dit moment de acute aandacht vraagt, lijkt de leden van
de 50PLUS-fractie duidelijk en terecht. Maar deze crisis is relatief kort geleden
begonnen, slechts enkele weken geleden. Je mag dus verwachten dat er op zijn minst
gebrainstormd was, dat er eigenlijk plannen bedacht en ontwikkeld waren. Kan de Minister
daar iets over zeggen? Zijn er nog meer klimaatmaatregelen die worden uitgesteld of
aangepast, vanwege de huidige situatie? Worden er bijvoorbeeld investeringen opgeschort,
of misschien wel afgeblazen? Wat zijn de gevolgen voor de Europese Green Deal?
We zitten immers in een unieke situatie. De leden van de 50PLUS-fractie vragen welke
informatie de noodzakelijke maatregelen en gebeurtenissen in het kader van de coronacrisis
ons geven over de effectiviteit en uitvoering van klimaatmaatregelen. Welke invloed
hebben deze op het klimaat? Wat leren wij hiervan? Zijn er ook blijvende gevolgen
van de huidige beperkingen?
Netcapaciteit
De leden van de 50PLUS-fractie merken op dat al eerder is toegezegd dat de Minister
met een plan van aanpak zou komen voor wat betreft dit onderwerp. Dat zou al eind
2019 zijn, maar uiteindelijk in het eerste kwartaal van 2020. Deze leden hebben echter
nog niets gezien. Dat er in de huidige situatie vertraging zou optreden zouden zij
zich kunnen voorstellen. Maar het plan had er al lang moeten zijn. Graag ontvangen
deze leden een toelichting. Wanneer komt dit plan, waarom heeft het zo lang geduurd
en welke invloed heeft de huidige situatie op de voortgang? Welke effecten heeft thuiswerken
op de (spreiding van) de belasting van het energienetwerk; en op het verbruik an sich?
Energiebelasting en Opslag Duurzame Energie
De leden van de 50PLUS-fractie hebben vernomen dat het kabinet momenteel de vormgeving
van het uitstel van de heffing van energiebelasting en/of Opslag Duurzame Energie
samen met de energieleveranciers onderzoekt. Uitstel van betaling van ODE en energiebelasting
zou tot minder schade aan de liquiditeitspositie van bedrijven kunnen leiden. Kan
de Minister hier al meer over vertellen? Zou dit ook invloed kunnen hebben op de verlaging
van de ODE voor particulieren? Kan de Minister garanderen dat dit in elk geval in
stand blijft?
De verwachting was voor de crisis al dat door leveringstarieven, nettarieven én door
toenemende elektrificatie de energierekening zal stijgen. Ondanks de procentuele daling
van het gehalte aan energiebelastingen. Voor velen zal dit, zeker na dit gebeuren,
zwaar zijn. Het mantra van deze leden is altijd geweest: haalbaar en betaalbaar. Hoe
houden we dat zo?
Salderingsregeling
De leden van de 50PLUS-fractie vragen wat betreft de afbouw van de salderingsregeling
of de regering nader kan specificeren op welke cijfers de berekeningen van Milieu
Centraal inzake de terugverdientijd van zonnepanelen zijn gebaseerd. Deze leden horen
namelijk ook andere geluiden. Graag reactie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
ODE/SDE++
De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de gevolgen van de verhoging
van de ODE-heffing voor het bedrijfsleven, met name die voor stroom. Onder meer sectoren
als de glastuinbouw en de voedselverwerkende industrie kunnen rekenen op forse lastenverhogingen.
De recente openstelling van de SDE++-regeling leert dat er voor deze sectoren relatief
weinig mogelijkheden zijn om de lastenverhoging te compenseren via de SDE++. De Eerste
Kamer heeft een motie aangenomen voor onderzoek naar de mogelijkheden om de extreme
lastenstijging in overleg met de getroffen sectoren te verminderen of te temporiseren.
De leden van de SGP-fractie zijn benieuwd of dit onderzoek en overleg al loopt en
wat de stand van zaken is. Is het de bedoeling om eventuele aanpassingen in het nieuwe
Belastingplan op te nemen of al eerder in te laten gaan? Kijkt de Minister ook naar
de mogelijkheid om een deel van de lastenverhogingen in verband met de vanwege de
Corona-crisis uitgestelde belastingheffing helemaal te schrappen? Gaat de Minister
ook in overleg met de getroffen sectoren over de invulling en benutting van de SDE++-regeling?
De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de nieuwe SDE++-regeling. In
de regeling zitten geen schotten. Tegelijkertijd is in het kader van het Klimaatakkoord
de inschatting gemaakt dat voor duurzame warmte en groen gas (van belang in het kader
van de gemeentelijke warmteplannen) naar schatting ongeveer 135 miljoen euro per jaar
uit de SDE++ nodig is. Omdat deze bronnen verhoudingsgewijs vaak duurder zijn dan
andere duurzame energieproductie is de kans reëel dat zij in de SDE++ het onderspit
delven. Hoe verhoudt zich dat tot de inschatting/wens in het kader van het Klimaatakkoord?
Ook in het kader van de RES’en worden na bestuurlijke en maatschappelijke afwegingen
keuzes gemaakt voor bepaalde duurzame energiebronnen. Of deze waargemaakt kunnen worden,
staat of valt met het verkrijgen van SDE++-subsidies. Daaromtrent kan met de huidige
invulling van de SDE++-regeling geen zekerheid gegeven worden. Hoe wil de Minister
hiermee omgaan? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat bij het opstellen van warmteplannen
RES’en rekening gehouden wordt met kosteneffectiviteit en dat bij de invulling van
de SDE++-regeling recht gedaan wordt aan gemaakte keuzes in warmteplannen en RES’en?
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat veel initiatiefnemers van duurzame
energieprojecten aanlopen tegen het feit dat procedures en vergunningtrajecten vanwege
de coronacrisis stilliggen en het risico bestaat dat de realisatietermijn van de SDE-beschikking
niet gehaald wordt. Is de Minister bereid te kijken naar verlenging van deze realisatietermijn?
Vanuit het ruimtelijke spoor heeft de Kamer aangedrongen op het toepassen van een
zonneladder: zoveel mogelijk zonnepanelen op daken en zo min mogelijk op goede landbouwgrond.
Dat wringt volgens de leden van de SGP-fractie met de SDE++-regeling die stuurt op
kosteneffectiviteit en aanleg van zonneparken op akkers en weilanden stimuleert. Deelt
de Minister deze analyse? Ook krijgen deze leden signalen dat in de RES’en de zonneladder
onvoldoende recht wordt gedaan, omdat het eenvoudiger is om zonneparken in te boeken
dan zonnepanelen op daken. Herkent de Minister dit? Zij vragen hoe de Minister in
zijn beleid recht wil doen aan de gewenste zonneladder.
Uitvoering Klimaatakkoord
Gemeenten hebben onder meer voor het opstellen van de hun warmteplannen behoefte aan
duidelijkheid over de verwachte eindgebruikerskosten voor het aardgasvrij maken van
woningen op basis van data. De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat de Leidraad
van het Expertisecentrum Warmte en de Startanalyse van het Planbureau voor de Leefomgeving
dit inzicht nog niet geven. Kan de Minister aangeven wanneer deze data en het gewenste
inzicht in de eindgebruikerskosten beschikbaar komen, zo vragen deze leden. Is dat
binnen nu en een half jaar?
Het kabinet wil regie voeren op de samenhang in het klimaatbeleid. De leden van de
SGP-fractie vragen in dit verband aandacht voor de gebouwde omgeving. Het kabinet
wil in 2030 1,5 miljoen huizen aardgas vrij krijgen. Daarbij is het uitgangspunt dat
dit voor het overgrote deel van de huishoudens woonlastenneutraal moet gebeuren. De
leden van de SGP-fractie constateren op basis van signalen van experts dat woonlastenneutraliteit
met de beschikbaar gestelde budgetten voor onder meer het Warmtefonds in het overgrote
deel van de gevallen niet haalbaar zal zijn. Wat betekent dit voor de ambitie en inzet
van de Minister? Is het niet verstandig om meer in te zetten op energiebesparing als
voorbereiding op de relatief dure stap naar 100% aardgasvrij?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
L.N. Kruithof, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.