Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Baudet over de RVU-boete
Vragen van het lid Baudet (FvD) aan de Staatssecretaris van Defensie over de RVU-boete (ingezonden 5 maart 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Visser (Defensie) (ontvangen 27 maart 2020).
Vraag 1
Hoeveel militairen hebben sinds 2010 (gedwongen) gebruik gemaakt van de Regeling Vervroegde
Uittreding?
Antwoord 1
Vanaf het moment van leeftijdsontslag ontvangt de gewezen militair een uitkering op
grond van de Uitkeringswet Gewezen Militairen (UGM). De UGM wordt aangemerkt als een
Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU) op grond van de Wet op de Loonbelasting
1964, artikel 32ba. Van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2019 zijn 6.971 militairen
met verplicht leeftijdsontslag gegaan.
Vraag 2
Hoe hoog is het totaalbedrag dat Defensie sinds 2010 heeft moeten afdragen als gevolg
van de boete op basis van de Regeling Vervroegde Uittreding?
Antwoord 2
Defensie kent een aantal regelingen die door de Belastingdienst als een regeling vervroegde
uittreding wordt aangemerkt en draagt hier eindheffing voor af. Onderstaande tabel
geeft een overzicht van het bedrag dat Defensie heeft afgedragen als gevolg van de
boete op basis van de Regeling Vervroegde Uittreding. Het gaat om de regelingen voor
het Functioneel Leeftijdsontslag voor burgers (FLO), de Uitkering Gewezen Militairen
(UGM) en de compensatie voor het AOW-gat. De AOW-gat compensatie is een tegemoetkoming
als gevolg van het gat dat ontstond tussen het einde van de UGM-regeling en de verhoogde
AOW-leeftijd. Ook deze tegemoetkoming wordt door de Belastingdienst aangemerkt als
een Regeling Vervroegd Uittreden. Het functioneel leeftijdsontslag is een regeling
die voor burgers gold en heeft hetzelfde karakter als de UGM van militairen en is
derhalve ook belast met een RVU-heffing.
Vraag 3
Hoeveel heeft de bezuiniging op de Marine Luchtvaartdienst in 2008 opgeleverd?
Antwoord 3
Het opgaan van de Marine Luchtvaartdienst in het Defensie Helikopter Commando (DHC)
in 2008 had geen bezuinigingsdoelstellingen. De middelen die het Commando Zeestrijdkrachten
destijds beschikbaar had zijn overgedragen aan het Commando Luchtstrijdkrachten. Met
de vorming van het DHC zijn geen bezuinigingsopdrachten meegegeven. De beleidsdoorlichting,
die ik d.d. 20 december jl. (Kenmerk 31 516 X, nr. 30) aan de Kamer heb verzonden, heeft ook aangetoond dat er geen oordeel kan worden
gegeven over de doelmatigheid van de vorming van het DHC.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, staatssecretaris van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.