Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kerstens en Laan-Geselschap over het bericht ‘Zorgverzekeraars, Per Saldo, V&VN en VWS maken afspraken over indicatieproces kindzorg thuis’
Vragen van de leden Kerstens (PvdA) en Laan-Geselschap (VVD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Zorgverzekeraars, Per Saldo, V&VN en VWS maken afspraken over indicatieproces kindzorg thuis» (ingezonden 20 februari 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 2 maart
2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van bovenbedoeld bericht?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe verklaart u, in afwijking van uw beantwoording op eerdere Kamervragen, het feit
dat volgens bedoeld bericht blijkbaar de ene belangenbehartiger wèl en de andere níet
bij het maken van afspraken over het indicatieproces over kindzorg thuis wordt betrokken?2
Antwoord 2
Er zijn over dit onderwerp verschillende gesprekken met verschillende partijen gevoerd.
Zoals ik ook in eerdere beantwoording heb aangegeven, heb ik met de partijen bij de
bestuurlijke afspraken Zvw-pgb, gesproken over oplossingsrichtingen. Deze partijen
zijn daar voornamelijk aan zet. Met deze partijen zijn dan ook de afspraken gemaakt
om snel tot een oplossing te komen voor deze problematiek. In andere gesprekken heb
ik de verschillende oplossingsrichtingen voorgelegd, met het doel om deze te toetsen.
Ik wil namelijk graag van belangenbehartigers weten of zij in de praktijk uit de voeten
kunnen met de oplossingsrichtingen.
Vraag 3
Vindt u dat er een gerechtvaardigde reden voor een dergelijke verschillende behandeling
is? Zo ja, welke dan? Zo nee, op welke wijze wordt een en ander dan hersteld?
Antwoord 3
Ja. ZN, V&VN, Per Saldo en VWS hebben bestuurlijke afspraken over de uitvoering van
het Zvw-pgb. Op het moment dat daar iets mis gaat, moeten de oplossingen ook van deze
partijen komen.
Vraag 4
Bent u bereid in het vervolg de Belangenvereniging voor Intensieve Kindzorg (BVIKZ)
ook te betrekken bij het maken van afspraken als hiervoor bedoeld en niet, zoals nu
is gebeurd, pas uit te nodigen op uw ministerie nadat daarover Kamervragen zijn gesteld
en op het moment dat bovenbedoeld bericht wordt gepubliceerd?
Antwoord 4
Ik was, ben en blijf bereid om BVIKZ te betrekken bij de oplossingen op dit dossier,
de gestelde Kamervragen staan hier wat mij betreft los van. Er is met BVIKZ gesproken
over de oplossingsrichtingen. En al ruim voordat het artikel in de NRC hierover verscheen,
is er in november 2019 overleg geweest met BVIKZ over deze problematiek. Het is echter
wel zo dat er verschillende gesprekken worden gevoerd met verschillende doelen. Alle
partijen hebben een eigen rol en verantwoordelijkheid in dit traject. Dat betekent
dat BVIKZ niet bij alle overleggen aan tafel zal zitten, maar dat neemt niet weg dat
zij betrokken worden bij het hele traject.
Vraag 5
Wat bedoelt u met het in de onder 2. bedoelde antwoord van eerdere Kamervragen dat
u wilt weten of (bijvoorbeeld) de BVIKZ «in de praktijk uit de voeten kan met de oplossingsrichtingen»?
Wat gebeurt er als de BVIKZ gemotiveerd aangeeft dat en waarom zij dat niet kan? Worden
bedoelde oplossingen dan aangepast op een wijze dat zij er wel mee uit de voeten kan?
Antwoord 5
Ik wil weten of belangenbehartigers in de praktijk uit de voeten kunnen met de voorgestelde
oplossingsrichtingen, omdat zij een van de partijen zijn die met deze afspraken te
maken hebben. Overigens geldt dat niet alleen voor BVIKZ. Ook bij andere belangenbehartigers
heb ik de gemaakte afspraken getoetst. En zoals altijd geldt dat wanneer er blijkt
dat afspraken toch niet werken zoals we hadden bedacht, we hier weer opnieuw over
om de tafel gaan zitten.
Vraag 6
Wat betekent in bovenbedoeld bericht de zin «De tekst in het Zvw-pgb reglement...
is geen nieuwe inhoudelijke wijzigingsgrond, maar een andere omschrijving van gebruikelijke
zorg...»? Betekent dat terwijl in de handelingen die ouders verrichten in het kader
van zorg en ondersteuning geen wijziging optreedt toch sprake kan zijn van een andere
beoordeling c.q. indicatie? Als dat zo is, hoe verhoudt zich dat dan met de eerste
zin uit bedoeld bericht: «Uitgangspunt is dat het beleid ongewijzigd is?»
Antwoord 6
In 2019 is het Begrippenkader Indicatieproces vastgesteld door V&VN. Het Zorginstituut
Nederland heeft in 2019 «Verpleegkundige indicatiestelling – een nadere duiding uitgebracht.
Uit deze documenten blijkt dat de term gebruikelijke zorg niet past binnen de Zvw,
en daarom ook niet meer gebruikt zou moeten worden. Dit betekent ook dat er bij de
indicatiestelling niet meer teruggegrepen kan worden naar de oude lijsten die het
CIZ vroeger hanteerde, maar dat de verpleegkundige in elke situatie gegeven de hele
context van cliënt kijkt wat het netwerk kan bijdragen, hierbij de draagkracht/draaglast
etc in ogenschouw nemend. Zorgverzekeraars hebben daarom hun reglementen in lijn met
twee bovengenoemde documenten aangepast. Het beleid is niet gewijzigd, het is nog
steeds mogelijk om informele zorgverleners in te kopen met een Zvw-pgb. Het kan wel
voorkomen dat er, gegeven het hierboven beschrevene, in de praktijk een andere indicatie
gesteld wordt. Ondanks dat er in de handelingen die ouders verrichten geen wijziging
heeft plaats gevonden. Juist ook in deze situaties is het goed als ouders contact
opnemen met hun zorgverzekeraar, zodat de zorgverzekeraar ondersteuning kan bieden
bij een soepele overgang.
Vraag 7
Vindt u het terecht om, zoals in bovenbedoeld bericht gebeurt, te spreken van «maatwerk»
in die situaties dat ouders het oneens zijn met de indicatie en/of toekenning van
het Zvw-pgb? Bent u ook niet van mening dat de term maatwerk juist veronderstelt dat
vóórdat van een verschil van mening sprake is in onderling overleg wordt gezocht naar
wat passend is?
Antwoord 7
Ja dat vind ik terecht. In deze gevallen gaat het om de situatie waar de ouders zich
niet kunnen vinden in de indicatiestelling van de indicerend verpleegkundige. Zorgverzekeraars
gaan in die situatie in gesprek met de ouders en de verpleegkundige. Als de indicatie
wel klopt maar de verandering een grote impact heeft op de organisatie van zorg, kan
de zorgverzekeraar ondersteuning bieden bij een soepele overgang. Uiteraard is het
zo dat het maatwerk normaal gesproken bij de indicatiestelling door de verpleegkundige
plaats vindt, en niet bij de vaststelling door de zorgverzekeraar. Maar kennelijk
is de situatie op dit moment zo dat deze extra optie tot maatwerk nodig is voor een
soepele overgang.
Vraag 8
Bent u ook van mening dat zorgverzekeraars de gegevens van de bij hen voor de besluitvorming
omtrent intensieve kindzorg verantwoordelijke contactpersonen behoren te delen met
BVIKZ, zodat BVIKZ in haar rol als belangenbehartiger namens ouders met betrokkenen
in contact kan treden over het hierboven onder 7. bedoelde maatwerk? Zo ja, wilt u
dan daarover met zorgverzekeraars in contact treden? Zo nee, waarom ontvangt een andere
belangenbehartiger die gegevens dan wel?
Antwoord 8
Nee, dat ben ik niet van mening. Ik heb in het gesprek dat ik voerde met V&VN, ZN
en Per Saldo (allen betrokken bij de bestuurlijke afspraken Zvw-pgb) afspraken met
hen gemaakt. Onder andere dat ouders voor maatwerk snel terecht konden bij hun zorgverzekeraar.
Belangenbehartigers zouden een lijst met zo direct mogelijke contactgegevens van zorgverzekeraars
krijgen. Dus niet nummers van front offices, maar direct bij een pgb-team of afdeling.
De lijst die ZN namens de zorgverzekeraars met Per Saldo en V&VN gedeeld heeft, was
iets uitgebreider dan de lijst die door ZN met andere belangenbehartigers gedeeld
is. Er werden namelijk voor- en/of achternamen van medewerkers genoemd. Per Saldo
en ZN zijn bekenden voor elkaar, ze hebben namelijk Bestuurlijke Afspraken Zvw-pgb
gemaakt. Op de lijst voor de andere belangenbehartigers hebben zorgverzekeraars om
privacy-redenen de namen van medewerkers weggelaten. Dat begrijp ik volledig, privacy
voor medewerkers is een groot goed. Het doel is uiteindelijk dat ouders met vragen
en zorgen snel terecht komen bij de juiste afdeling, op het juiste bureau van hun
zorgverzekeraar. En die afspraak is door ZN en zorgverzekeraars nagekomen.
Vraag 9
Wat betekent het feit dat in bovenbedoeld bericht niet wordt gesproken over het zowel
bij ouders als anderen veel onbegrip en onrust opgeleverd hebbende door Kinderthuiszorg
opgestelde normenkader voor de status daarvan? Kan ervan worden uitgegaan dat dat
normenkader niet meer van toepassing is c.q. niet meer ten grondslag kan worden gelegd
aan indicaties in dezen?
Antwoord 9
KinderThuisZorg heeft mij laten weten dat de indicerende kinderverpleegkundigen van
KinderThuisZorg geen ander normenkader hebben gehanteerd, nu hanteren of zullen hanteren
dan die van de beroepsgroep, opgesteld door V&VN. Zij geven tevens aan dat zij geen
tweede normenkader hebben gemaakt, noch bekend zijn met het bestaan van een tweede
normenkader.
Zoals aangegeven in eerdere brieven bestaat de beroepsnorm van V&VN voor het indiceren
en organiseren van verpleging en verzorging in de thuissituatie uit twee documenten:
het Normenkader4 uit 2014 en het Begrippenkader Indicatieproces uit 2019. Het Normenkader formuleert
de eisen bij het indiceren. Het Begrippenkader Indicatieproces behelst in feite een
toelichting op een aantal begrippen uit het Normenkader en is bedoeld als ondersteuning
bij het proces van indiceren.
Zowel V&VN, Zorgverzekeraars Nederland als de Branchevereniging Integrale Kindzorg
(aanbieders) geven aan dat hun leden/achterban deze V&VN-documenten hanteren. V&VN
heeft tevens voor het Normenkader en het Verpleegkundig Proces in januari 2020 handreikingen5 gemaakt, waarin elke norm stat voor stap wordt uitgelegd.
Aangezien de beroepsnorm op dit moment ruimte laat voor interpretatieverschillen o.a.
bij de indicatiestelling voor de kindzorg thuis heb ik met V&VN afgesproken dat de
beroepsnorm waar nodig verhelderd zal worden voor de kindzorg thuis. (Zie mijn antwoord
op Commissiebrief d.d. 18 februari6)
Vraag 10
Bent u bereid zelf op korte termijn met BVIKZ in gesprek te gaan, nu de onrust onder
de betrokken ouders erg groot is (zeker nu velen van hen zich in weerwil van de mededeling
dat het beleid ongewijzigd zou zijn geconfronteerd zien met forse beperkingen in indicaties)?
Antwoord 10
Zoals ik al eerder heb gezegd, ben ik altijd bereid om met partijen in gesprek te
gaan. Dat heb ik dan ook gedaan. Daarbij zijn veel zaken die u in deze vragen aanroert
aan de orde geweest evenals de hierbij gegeven antwoorden. Niet alleen met BVIKZ,
maar met alle belangenbehartigers, beroepsverenigingen en brancheorganisaties. Op
dit moment zie ik geen directe aanleiding om extra gesprekken in te plannen met de
betrokken partijen. Er zijn harde afspraken gemaakt over de vervolgaanpak, ik verwacht
dat de partijen deze afspraken nakomen. Uiteraard volg ik alle te zetten stappen nauwgezet,
en zal ik niet aarzelen om de partijen weer om de tafel te roepen als dat nodig is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.