Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Peters over de kritiek van de toezichthouder op de marktwerking voor deurwaarders
Vragen van de leden Van Nispen (SP) en Peters (CDA) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de kritiek van de toezichthouder op de marktwerking voor deurwaarders (ingezonden 16 januari 2020).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 2 maart 2020) Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1646.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het Bureau Financieel Toezicht (BFT) stevige
kritiek uit op de marktwerking bij deurwaarders en wat is uw uitgebreide reactie op
de brief van het BFT waarin zij kritisch is op het rapport van de Commissie herijking
tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (commissie-Oskam)?1
Antwoord 1
Ja, het Bureau Financieel Toezicht (hierna: BFT) heeft als onafhankelijk toezichthouder
mij in de beleidsvorming op het rapport van de Commissie herijking tarieven ambtshandelingen
gerechtsdeurwaarders (hierna: de commissie) een advies doen toekomen. Uiteraard neem
ik dit signaal serieus. Voor mijn appreciatie van het rapport van de commissie verwijs
ik u naar de beleidsreactie die ik uw Kamer op 4 februari jl. heb doen toekomen.2 Ten aanzien van de specifieke keuze voor marktwerking benadruk ik dat de in het begin
van dit millennium gemaakte principiële keuze voor marktwerking een keuze is die nu
niet ter discussie staat, juist omdat marktwerking de algehele kwaliteit en doelmatigheid
van de gerechtsdeurwaarderij bevordert. Die keuze heb ik nogmaals bevestigd in de
recente beleidsreactie. Dit betekent niet dat ik geen oog heb voor de zorgen die het
BFT uit in zijn schrijven over een aantal negatieve effecten van de marktwerking.
Ook de commissie adresseert een aantal negatieve aspecten en adviseert daarom correctie
op de marktwerking om te voorkomen dat de onafhankelijkheid van gerechtsdeurwaarders
onder invloed van concurrentiedruk in het geding komt. Ik onderschrijf dat belang.
Ik wil dat gerechtsdeurwaarders een redelijke vergoeding moeten kunnen ontvangen om
hun ambtelijke werkzaamheden onafhankelijk en onpartijdig te kunnen doen. Daarom zal
ik, zoals valt te lezen in genoemde beleidsreactie, eenmalig de tarieven die zijn
neergelegd in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag) conform
het advies van de commissie aanpassen. Ook wil ik – in navolging van de Verordening
Grenzen tariefmodellen gerechtsdeurwaarders3 – prijsafspraken tussen de gerechtsdeurwaarder en opdrachtgever verbieden die de
onafhankelijke positie van de gerechtsdeurwaarder in gevaar brengen. Uiteraard zal
ik daarbij goed oog hebben voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.
Vraag 2
Wat verklaart volgens u het verschil in inzicht tussen de commissie-Oskam en het BFT?
Acht u dit verschil wenselijk?
Antwoord 2
De commissie kende een brede samenstelling vanuit het veld en opereerde onafhankelijk.
Het BFT heeft geadviseerd vanuit de rol als onafhankelijke toezichthouder. Dat er
verschillende zienswijzen bestaan die samenhangen met de verschillende rollen die
partijen invullen, acht ik niet onwenselijk. Daarover voer ik ook regelmatig het gesprek
met onder andere het BFT. De inzichten die het BFT bij de uitoefening van zijn toezichttaak
in de praktijk aantreft, worden betrokken bij de uitwerking van de maatregelen uit
de beleidsreactie van 4 februari jl.
Vraag 3
Welke bevindingen zijn voor u leidend, die van het BFT of die van de commissie-Oskam,
en kunt u uitgebreid onderbouwen waarom?
Antwoord 3
In de beleidsreactie van 4 februari jl. op de bevindingen van de commissie ga ik uitgebreid
in op de afwegingen die aan mijn keuzes ten grondslag liggen. Daarbij heb ik ook de
uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de maatregelen betrokken. De toezichthouder
speelt daarbij een belangrijke rol. Tegelijkertijd hecht ik er in het bijzonder aan
om het beleidsveld in zijn totaliteit te bezien, zodat ik een brede afweging van alle
belangen kan maken, ook bij de uitwerking van de in de beantwoording op vraag 1 genoemde
maatregelen. Dat vergt een goede samenwerking en dialoog met alle stakeholders.
Vraag 4
Acht u de huidige prikkel in het systeem wenselijk, namelijk dat het voor de deurwaarder
gunstig is om veel kosten te maken die de schuldenaar moet betalen, terwijl die schuldenaar
daar niets over te zeggen heeft? Zo ja, waarom? Kunt u dit nader onderbouwen?
Antwoord 4
Het staat buiten kijf dat het maken van onnodige kosten vermeden moet worden. Dat
is in het belang van de schuldenaar en de maatschappij. Overigens is het in het maatschappelijk
verkeer evenzo van belang dat schuldeisers hun onbetaald gebleven rekeningen snel
en tegen zo laag mogelijke kosten betaald krijgen.4 Juist daarom hecht ik aan de onafhankelijke en onpartijdige positie van de gerechtsdeurwaarder.
Vanuit deze onafhankelijke en onpartijdige rol is het zaak om schulden te innen waarbij
de kosten die worden gemaakt redelijk én niet onnodig mogen zijn.
Zoals in de beleidsreactie van 4 februari jl. aangegeven, wil ik in lijn met de motie-Van
Weyenberg c.s. en in navolging van de in antwoord op vraag 1 genoemde Verordening
Grenzen tariefmodellen gerechtsdeurwaarders met betrokkenheid van de partijen in het
veld regulering inzetten om de negatieve effecten van de prikkels in het systeem tegen
te gaan. Uiteraard kijk ik daarbij altijd naar een goede balans tussen het gewenste
effect en de uitvoerbaarheid.
Vraag 5
Functioneert het BFT volgens u naar behoren? Zo ja, neemt u de signalen vanuit de
toezichthouder serieus, waaruit blijkt dat?
Antwoord 5
Ja, het BFT functioneert als onafhankelijke toezichthouder naar behoren. Het BFT is
tevens bezig met verdere ontwikkeling. Op 13 juli 2018 heb ik uw Kamer het rapport
van SEO Economisch Onderzoek inzake de evaluatie van het BFT doen toekomen.5 Op 3 oktober in datzelfde jaar heb ik u een reactie daarop gestuurd.6 Het BFT is in de periode 2012–2016 aantoonbaar meer risicogericht gaan werken, wat
zowel de doeltreffendheid als doelmatigheid ten goede komt. Naar aanleiding van de
evaluatie heeft het BFT een plan van aanpak opgesteld om door te ontwikkelen en de
aanbevelingen uit het SEO-rapport om te zetten in acties. Deze acties worden door
het BFT thans uitgevoerd.
Ik neem uiteraard de signalen van de toezichthouder serieus. Dat doe ik eveneens met
andere signalen die ik vanuit het veld en de beroepsgroep ontvang. Zoals eerder aangegeven
heb ik al deze signalen, adviezen en inzichten bij de beoordeling van beleidsmatige
keuzes ten aanzien van de opvolging van bijvoorbeeld de adviezen van de commissie
betrokken. Dat is in lijn met de rol die van mij verwacht mag worden om al deze signalen
vanuit het veld in mijn beleidsverantwoordelijkheid voor een onafhankelijk stelsel
van gerechtsdeurwaarders te wegen.
Vraag 6
Bent u bereid opnieuw onderzoek te laten doen naar de effecten van marktwerking in
de deurwaarderssector nu is gebleken dat het onderzoek waar de commissie-Oskam zich
op heeft gebaseerd simpelweg niet bruikbaar was om conclusies uit te trekken? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 6
Nee. De commissie concludeert dat het onderzoeksrapport, noch haar eigen onderzoek
aanknopingspunten biedt om de marktwerking af te schaffen. Wel signaleerde de commissie
knelpunten in de marktwerking, hetgeen mij aanleiding geeft om de nodige maatregelen
te treffen om de onafhankelijke rol van de gerechtsdeurwaarder te blijven borgen.
Daarom tref ik de maatregelen zoals die zijn opgenomen in de beleidsreactie op het
rapport van de commissie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.