Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Gerven over nieuw onderzoek naar fysiotherapie voor COPD-patiënten
Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Minister voor Medische Zorg over nieuw onderzoek naar fysiotherapie voor COPD-patiënten (ingezonden 19 februari 2020).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 2 maart 2020).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het onderzoek «Effecten van de frequentiereductie van langdurige
fysiotherapeutische revalidatie bij ernstig COPD: een niet-gerandomiseerde multicenter
effectstudie»?1
Antwoord 1
Het is belangrijk dat dit type onderzoek wordt verricht. Bij het uitbrengen van het
advies over fysio- en oefentherapie bij COPD in 2018 is dit ook door het Zorginstituut
geadviseerd. Helaas is van genoemd onderzoek alleen een kort abstract ter beschikking
gesteld en niet het gehele onderzoeksrapport. Dat maakt het – ook voor het Zorginstituut
– voorbarig om op de conclusies van dit onderzoek te reageren. Daarvoor is meer gedetailleerde
informatie nodig over onder meer de onderzoeksgroepen en -methoden. Ik roep de onderzoekers
daarom op de volledige onderzoekresultaten ter beoordeling aan het Zorginstituut te
sturen.
Vraag 2, 3, 4
Wat is uw reactie op de conclusie van het onderzoek dat de ziektesymptomen ernstiger
zijn bij patiënten die minder fysiotherapie ontvangen?
Wat is uw reactie op de conclusie van het onderzoek dat het ontvangen van minder fysiotherapie
leidt tot meer medicijngebruik en ziekenhuisopnames?
Wat is uw reactie op de conclusie van het onderzoek dat de maximering van het aantal
behandelingen waar Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD)-patiënten recht op
hebben, tot hogere zorgkosten leidt?
Antwoord 2, 3, 4
Het Zorginstituut constateerde in 2018 dat fysio- en oefentherapie effectief is voor
het verbeteren van de gezondheidstoestand van COPD-patiënten, maar dat de doelmatigheid
van de inzet van fysiotherapie niet optimaal was. Er was geen wetenschappelijke onderbouwing
voor het hoge aantal behandelsessies bij een aanzienlijk deel van de patiënten, in
tegenstelling tot het geadviseerde lagere aantal behandelsessies waarvoor wel onderbouwing
beschikbaar was.
Het Zorginstituut gaf in haar advies aan dat meer onderzoek naar de meest doelmatige
inzet van fysio- of oefentherapie, zowel in de eerste behandelfase als in de continueringsfase
gewenst is. Het is dus goed dat hier onderzoek naar wordt gedaan.
Zoals bij vraag 1 aangegeven, adviseer ik de onderzoekers om hun volledige onderzoek
aan het Zorginstituut voor te leggen. Het Zorginstituut kan vervolgens beoordelen
of dit aanleiding geeft opnieuw te adviseren over de aanspraak.
Vraag 5, 6
Staat u ondanks de conclusies van dit onderzoek nog steeds achter uw uitspraak dat
er geen directe relatie bekend is tussen het ontvangen van fysio- of oefentherapie
en de frequentie van longaanvallen? Zo ja, waarom?2
Deelt u de mening dat bovengenoemde uitspraak over het uitblijven van verbeterde behandeluitkomsten
bij het ontvangen van fysiotherapie voor ernstig COPD, in strijd is met de actuele
stand van de wetenschap en het recente Verbetersignalement «Zorgtraject van mensen
met COPD» van het Zorginstituut Nederland?3
Antwoord 5, 6
De vragen van het lid Ploumen gingen over patiënten die vanwege een verbetering van
de gezondheidssituatie geen of een lagere aanspraak krijgen op fysiotherapie. Vanuit
dit perspectief – patiënten met een verbeterde gezondheidssituatie – heb ik aangegeven
dat bij COPD veel fluctuaties in de ernst van de symptomen kunnen optreden en dat
er geen directe relatie daarvan bekend is met het ontvangen van fysio- of oefentherapie.
Er is geen wetenschappelijke onderbouwing voor de relatie tussen het opnieuw krijgen
van longaanvallen en het ontvangen van fysio- of oefentherapie en de frequentie daarvan
bij patiënten waarvan de gezondheidssituatie is verbeterd.
Het onderzoek van de Vereniging Fysiotherapie en Wetenschap gaat niet over de relatie
tussen het wel/niet ontvangen van fysio- of oefentherapie en de frequentie van longaanvallen.
Op basis van het abstract lijkt het onderzoek te gaan over de vraag of bij patiënten
die meerdere behandelingen per week hebben ontvangen minder longaanvallen zijn voorgekomen
dan bij patiënten die (gemiddeld) één behandeling per week hebben ontvangen. Alle
patiënten in het onderzoek hebben dus fysiotherapie gehad. In hoeverre dit onderzoek
gedegen wetenschappelijke onderbouwing levert met betrekking tot de noodzakelijke
behandelfrequentie laat ik ter beoordeling aan het Zorginstituut.
Vraag 7
Bent u bereid de maximering op het aantal behandelingen oefen- en fysiotherapie voor
COPD-patiënten los te laten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Zoals hierboven aangegeven is het de rol van het Zorginstituut om te beoordelen of
het onderzoek aanleiding geeft om het advies over de aanspraak te herzien.
Ik kan hier niet op vooruitlopen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.