Schriftelijke vragen : De daadwerkelijke inkomensongelijkheid in Nederland
Vragen van het lid Snels (GroenLinks) aan de Minister en Staatssecretaris van Financiën over de daadwerkelijke inkomensongelijkheid in Nederland (ingezonden 20 februari 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Statistische keuzes vegen helft inkomensongelijkheid
onder het tapijt»?1 Onderschrijft u alle resultaten uit dit artikel? Zo nee, kunt u uitgebreid onderbouwen
welk resultaat u niet onderschrijft?
Vraag 2
Hoe verhouden de resultaten uit dit artikel zich tot uw antwoorden op eerdere schriftelijke
vragen2 dat de huidige inkomensongelijkheid evenwichtig is en er sprake is van een sterk
herverdelend belastingstelsel?
Vraag 3
Deelt u de opvatting dat de huidige inkomensstatistieken een onvolledig beeld geven?
Deelt u de opvatting dat het «Inclusieve inkomen» de werkelijkheid beter weergeeft
dan de gebruikelijke inkomenscijfers?
Vraag 4
Kunt u de koopkrachtcijfers voor 2017–2021 weergeven voor de Basisklasse (nauwelijks
bezit), Middenklasse (voornamelijk eigenhuisbezit) en Topklasse (voornamelijk financieel
bezit)?
Vraag 5
Bent u op de hoogte van het feit dat bezitloze huurders in de Basisklasse nauwelijks
meer op eigen kracht naar de Middenklasse kunnen opklimmen vanwege het gebrek aan
inkomen uit bezit? Vindt u het acceptabel dat een huishouden uit de Topklasse gemiddeld
385 keer meer bezit dan een huishouden uit de Basisklasse?
Vraag 6
Vindt u het ook onwenselijk om een regressief belastingstelsel te hebben in Nederland?
Hoe kunt u uitleggen dat de Topklasse in Nederland slechts 31,8% belasting betaalt
en de Basisklasse 40,4%?
Vraag 7
Waarom worden regressieve indirecte belastingen en lokale lasten doorgaans buiten
beschouwing gelaten bij ongelijkheidsstatistieken? Kunt u hier verandering in brengen?
Vraag 8
Bent u bereid om in overleg met het Centraal Planbureau (CPB) en het Centraal Bureau
voor de Statistiek (CBS) te kijken of inkomensongelijkheid op een andere manier gemeten
kan worden, waarbij op een realistische manier rekening wordt gehouden met vermogenswinst
en rentebetalingen?
Vraag 9
Wat zijn de meest actuele cijfers over de vermogensongelijkheid in Nederland inclusief
pensioenen? Wanneer komt u zelf met nieuwe cijfers, al dan niet in samenwerking met
het CPB of het CBS?
Vraag 10
Deelt u de mening dat vermogensongelijkheid bijdraagt aan kansenongelijkheid en maatschappelijke
tegenstellingen?
Vraag 11
Wat is de reden dat het kabinet «geen doelstelling heeft op het gebied van vermogensongelijkheid»
(zoals blijkt uit de antwoorden op onze eerdere schriftelijke vragen van 18 februari
2020)? Wanneer vindt dit kabinet de vermogensongelijkheid groot genoeg om doelstellingen
te gaan formuleren?
Vraag 12
Kunt u figuur 1 uit de antwoorden op onze vorige vragen aanvullen met de ontwikkeling
van lasten op arbeid én met de ontwikkeling van de opbrengst van de vennootschapsbelasting
(Vpb) als percentage van de totale winsten?
Vraag 13
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën -
Gericht aan
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Indiener
B.A.W. Snels, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.