Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Hul over het bericht dat niemand precies weet hoeveel nieuwe leraren de zware opleiding tot juf of meester op de basisschool voor zij-instromers heeft opgeleverd
Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht dat niemand precies weet hoeveel nieuwe leraren de zware opleiding tot juf of meester op de basisschool voor zij-instromers heeft opgeleverd (ingezonden 30 december 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 18 februari
2020).
Vraag 1
Wat klopt er van het bericht dat niemand precies weet hoeveel nieuwe leraren de zware
opleiding tot juf of meester op de basisschool voor zij-instromers heeft opgeleverd?1 Hoe denkt u zo te kunnen waarborgen dat iedereen zeker kan zijn van goede besteding
van het onderwijsgeld, dat daarmee gemoeid is?
Antwoord 1
Het klopt dat er beperkt zicht is op het aantal zij-instromers dat duurzaam in het
onderwijs blijft werken. DUO registreert welke schoolbesturen subsidie voor zij-instroom
hebben aangevraagd en ontvangt ook meldingen als er sprake is van uitval tijdens de
opleidingsperiode. DUO ontvangt echter geen informatie over eventuele uitval na de
opleidingsperiode. Ik ben met u van mening dat er meer inzicht nodig is in de doelmatigheid
en het duurzame effect van het instrument zij-instroom. Zeker nu er zoveel nieuwe
zij-instromers zich melden. Om die reden laat ik een evaluatie-onderzoek uitvoeren
naar zij-instroom in het po, vo en het mbo.
Daarnaast zal de Inspectie van het Onderwijs (hierna: Inspectie) dit jaar onderzoek
uitvoeren naar de kwaliteit van zij-instroom in het primair onderwijs.
Vraag 2
Deelt u de inschatting van het Landelijk Overleg Lerarenopleiding Basisonderwijs (LOBO)
op basis van een rondgang langs de pabo-opleidingen waar zij-instromers worden opgeleid,
dat 20 procent van de zij-instromers uitvalt?
Antwoord 2
Het LOBO baseert haar gegevens op en uitvraag bij de pabo’s waar zij-instromers een
traject volgen. De informatie van het LOBO biedt daarmee een belangrijke indicatie
van het studiesucces van zij-instromers. Daarnaast is het aantal zij-instromers in
de laatste jaren enorm toegenomen en ontvang ik signalen dat opleidingen en scholen
hier (nog) niet altijd voldoende op lijken te zijn toegerust. Ik betrek daarom ook
mogelijke uitval van zij-instromers in het onderzoek.
Vraag 3
Begrijpt u de verbazing van het LOBO dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap (OCW) onvoldoende geïnteresseerd is in de cijfers? Zo nee, hoe rechtvaardigt
u dan het gebrek aan belangstelling? Zo ja, welke consequenties verbindt u daaraan?
Antwoord 3
Het is voor mij erg belangrijk dat alle zij-instromers die met enthousiasme in het
onderwijs beginnen, gemotiveerd blijven en uiteindelijk blijvend het onderwijs versterken.
Het ministerie en LOBO bespreken daarom de ontwikkelingen rond zij-instroom periodiek,
onder meer over de beschikbare gegevens. De Inspectie zal LOBO ook betrekken bij het
onderzoek naar de kwaliteit van zij-instroom in het po.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de mening van het LOBO dat er op het Ministerie van OCW ook meer
oog zou moeten zijn voor de noodzakelijke begeleiding van de nieuwe meesters en juffen
die als zij-instromer voor de klas staan?
Antwoord 4
Goede begeleiding is een cruciaal onderdeel van de zij-instroom route naar het leraarschap.
Het is aan de zij-instromer, de school en de opleiding om goede afspraken te maken
over de begeleiding, de opleiding en de tijd die deze startende leraren voor de klas
staan.
Er zijn signalen dat dit niet altijd goed verloopt en dit beeld komt ook terug in
de analyse van mevrouw Van Vroonhoven -aanjager vanuit het thema lerarentekort- uit
gesprekken met zij-instromers en scholen. Elke zij-instromer die vanwege onvoldoende
begeleiding stopt met het traject, is er een teveel, zeker in deze tijd van tekorten
in het onderwijs. Ik vraag daarom in mijn gesprekken met betrokken partijen, inclusief
ook met bestuurders en opleidingen, aandacht voor het faciliteren en begeleiden van
zij-instromers in het beroep en van startende leraren. De school waar de zij-instromer
werkzaam is, heeft hier in een belangrijke rol. Alleen met een passend scholingstraject
en goede begeleiding kunnen we deze leraren vasthouden.
Vraag 5
Wat is uw reactie op het pleidooi van het LOBO om de 20.000 euro subsidie per zij-instromer
te verdubbelen opdat men meer in de richting komt van wat er nodig is om de zij-instromer
goed opgeleid te krijgen en voor financiële armslag te zorgen voor bijvoorbeeld het
inhuren van extra begeleiding en coaching?
Antwoord 5
In 2017 is er onderzoek2 gedaan naar de kosten die scholen maken voor zij-instromers. In dat onderzoek werd
geconcludeerd dat de kosten van zij-instroomtrajecten binnen en tussen sectoren sterk
van elkaar verschillen. Er zijn ook verschillen tussen de wijze waarop opleidingen
en scholen de begeleiding organiseren. Aangezien zij-instroomtrajecten op basis van
maatwerk tot stand komen (zij-instromers verschillen bijvoorbeeld in de kennis en
ervaring die zij meebrengen), is dit geen verrassende uitkomst.
Ik benadruk daarbij dat de subsidie zij-instroom een aanvulling is op de professionaliseringsmiddelen
die scholen ook via de lumpsum krijgen voor begeleiding en scholing van zij-instromers.
De subsidie is dus niet bedoeld om alle kosten te dekken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.