Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord vragen van het lid Van Wijngaarden over het artikel ‘Hogere straffen voor geweld, lagere straffen voor drugs’
Vragen van het lid Van Wijngaarden (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het artikel «Hogere straffen voor geweld, lagere straffen voor drugs» (ingezonden 12 december 2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 3 februari 2020). Zie
            ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1253.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het artikel «Hogere straffen voor geweld, lagere straffen voor drugs»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Deelt u de mening dat het een onwenselijke ontwikkeling is dat bepaalde zware drugsdelicten
               en bedreigingen minder zwaar worden bestraft? Zo ja, bent u bereid u in te zetten
               voor een verhoging van de strafmaxima voor deze delicten?
            
Antwoord 2
            
Ik begrijp dat berichten over een dalende trend voor zware drugsdelicten en bedreigingen
               aanleiding zijn tot zorg, mede gezien de grote maatschappelijke impact van georganiseerde
               ondermijnende criminaliteit. Ik acht het echter niet opportuun om mij uit te spreken
               over de hoogte van door rechters opgelegde straffen. Bovendien blijkt uit het onderzoek
               waar in het artikel naar wordt verwezen dat de ontwikkeling van de strafoplegging
               voor bepaalde typen zaken door de jaren heen varieert, en dat het niet eenvoudig is
               om trends over een bepaalde periode eenduidig uit te leggen. Zo is bijvoorbeeld te
               zien dat, hoewel de hoogte van opgelegde straffen voor Opiumwetzaken de afgelopen
               twintig jaar is gedaald, de trend de afgelopen jaren (sinds 2015) weer een opgaande lijn laat zien.2 Of de trend op dit moment opgaand of neergaand is, is dus op grond van dit onderzoek niet aan te geven.
            
Daarnaast, lijkt het volgens de onderzoeker zo te zijn dat «de rechter reageert op
               de maatschappelijke roep om strengere straffen, die met name klinkt bij geweldsdelicten
               en slachtoffers daarvan. Het is dan ook zeer wel mogelijk dat de maatschappelijke
               afkeuring als het gaat om zware drugscriminaliteit en het daaraan gerelateerde geweld,
               ook zijn weerslag zal krijgen in de straffen die voor dergelijke delicten worden opgelegd,
               en dat de opgaande trend van de laatste jaren dus zal doorzetten. De ruimte om die
               hogere straffen op te leggen is aan de rechter. Een verhoging van de strafmaxima acht
               ik niet aan de orde.
            
Vraag 3
            
Kunt u toelichten hoe de ontwikkeling van de afgelopen jaren eruitziet voor straffen
               voor dergelijke delicten in het buitenland?
            
Antwoord 3
            
Ik beschik niet over gegevens aangaande de ontwikkeling in de afgelopen jaren voor
               straffen voor dergelijke delicten in het buitenland. In zijn algemeenheid kan ik over
               strafmaxima voor drugsdelicten wel zeggen dat Nederland in vergelijking tot andere
               landen in Noordwest-Europa geen bijzonder lage maximumstraffen kent. Een rechtstreekse
               vergelijking met andere landen is echter lastig, gelet op onder andere grote verschillen
               tussen rechtsstelsels en delictsomschrijvingen. De uiteindelijke hoogte van de opgelegde
               gevangenisstraf wordt bepaald door een veelheid aan factoren.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.