Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Hijink over de hogere instroom van cliënten in de Wmo als gevolg van de invoering van het abonnementstarief
Vragen van het lid Hijink (SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de hogere instroom van cliënten in de Wmo als gevolg van de invoering van het abonnementstarief (ingezonden 13 januari 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 3 februari
2020).
Vraag 1
Wat vindt u ervan dat 96% van de gemeenten aangeeft een stijging te zien in de aanvragen
voor huishoudelijke verzorging sinds de invoering van het abonnementstarief?1
Antwoord 1
De stijging van het aantal Wmo-voorzieningen, waaronder ook huishoudelijke verzorging,
is een verwachte ontwikkeling. De invoering van het abonnementstarief is één van de
gerichte maatregelen om de stapeling van zorgkosten voor mensen met een chronische
ziekte of beperking tegen te gaan. Dit effect is ook geraamd door het CPB. Hier is
dan ook rekening mee gehouden in zowel de ramingen die voorafgaand aan de invoering
zijn gemaakt als de compensatie aan gemeenten.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat gemeenten aangeven dat de tekorten voor de Wet maatschappelijke
ondersteunig (Wmo) opgelost worden door budget weg te halen bij andere voorzieningen?
Vindt u dit een acceptabel gevolg van de invoering van het abonnementstarief? Kunt
u uw antwoord toelichten?
Antwoord 2
De invoering van het abonnementstarief kan en mag er niet toe leiden dat mensen die
daarop zijn aangewezen niet of onvoldoende de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben.
De uitgangspunten van de Wmo 2015 blijven ongewijzigd en bieden ingezetenen de nodige
waarborgen en gemeenten de opdracht om beleid en uitvoering hierop in te richten.
Ik vind het belangrijk dat de effecten van het abonnementstarief goed worden gevolgd.
Samen met de VNG en cliëntenorganisaties is daarom een monitor ontworpen die de komende
jaren de (brede) effecten van de maatregel in beeld brengt. Zo ook de eventuele verschraling
van het ondersteuningsaanbod. Op basis van de uitkomsten uit het monitoronderzoek
voer ik jaarlijks met de VNG het gesprek hierover. In dit gesprek wordt – mede in
het licht van de motie Hijink c.s.2 – besproken of het wenselijk is maatregelen te treffen als blijkt dat er sprake is
van ongewenste effecten die niet of onvoldoende door gemeenten kunnen worden beïnvloed
binnen de hen toekomende beleidsruimte. Zoals ook gemeld in mijn brief van 4 december
jl. kunnen op basis van de eerste resultaten van de monitor – vanwege het nog niet
beschikbaar zijn van landelijke kwantitatieve data – echter nog geen conclusies worden
getrokken en zijn eventuele maatregelen op dit moment dan ook niet aan de orde.3 Ik heb op dit moment geen aanleiding om te veronderstellen dat de afgesproken compensatie
aan gemeenten ontoereikend is. In de volgende editie van de monitor (najaar 2020)
kunnen conclusies worden getrokken over 2019 en kunnen verbanden worden gelegd tussen
het kwantitatieve en kwalitatieve deel van de monitor. Tot die tijd vind ik het van
belang om met de VNG en gemeenten signalen te blijven uitwisselen en gezamenlijk te
duiden.
Vraag 3
82% van de gemeenten geeft aan dat mensen met hogere inkomens een beroep doen op de
huishoudelijke verzorging; neemt u in de monitor mee of gemeenten een indicatiestelling
doen voor deze zorg of dat mensen met een hoger inkomen via een algemene voorziening
deze zorg automatisch krijgen zonder indicatiestelling?
Antwoord 3
De Wmo 2015 schrijft voor dat gemeenten na een melding van een ondersteuningsvraag
zorgvuldig onderzoek moeten doen naar de beperkingen van betrokkene en overige kenmerken
van de persoon en diens situatie, waaronder de mogelijkheden van eigen kracht en het
sociaal netwerk. De gemeente baseert zich bij haar besluitvorming op de aanvraag om
ondersteuning op de resultaten van dit onderzoek. Daar waar blijkt dat betrokkene
zelf of met behulp van anderen of via een algemene voorziening niet kan voorzien in
de noodzakelijke ondersteuning, is het aan de gemeente om een passende bijdrage (maatwerkvoorziening)
aan die ondersteuning te leveren. Dit uitgangspunt geldt voor alle mensen die zich
om ondersteuning melden, ongeacht hun inkomen of vermogen.
In de monitor Abonnementstarief wordt overigens de vraag betrokken of gemeenten als
gevolg van de invoering van het abonnementstarief hun beleid wijzigen (bijvoorbeeld
door algemene voorzieningen om te vormen tot maatwerkvoorzieningen). Daarnaast wordt
in de monitor de volumeontwikkeling per inkomensgroep in beeld gebracht.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoe u de aangenomen motie Hijink c.s. over knelpunten bij een deugdelijke
uitvoering van het abonnementstarief gaat uitvoeren, nu gemeenten aangeven dat zij
in financiële problemen komen als gevolg de invoering van het abonnementstarief?4
Antwoord 4
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.