Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ploumen en Van den Hul over de besnijdenis van Nederlandse meisjes in het buitenland
Vragen van de leden Ploumen en Van den Hul (beiden PvdA) aan de Ministers voor Medische Zorg en van Onderwijs Cultuur en Wetenschap over de besnijdenis van Nederlandse meisjes in het buitenland (ingezonden 8 november 2019).
Antwoord van MinisterDe Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor Rechtsbescherming en voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 3 februari 2020). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1824.
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht in de Groene Amsterdammer ««Vakantie» in Kenia»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt u het ook afschuwelijk dat Nederlandse kinderen in het buitenland genitaal worden
verminkt?
Antwoord 2
Vrouwelijke genitale verminking (hierna: VGV) is een onterende praktijk en vormt een
inbreuk op de zelfbeschikking van meisjes en vrouwen. Ook brengt het grote gezondheidsrisico’s
met zich mee. Door immigratie uit landen waar VGV gepraktiseerd wordt, wordt ook Nederland
met VGV geconfronteerd. Vanwege de grote gezondheidsrisico’s en de psychische schade
die VGV kan veroorzaken, is VGV strafbaar in Nederland.
Vraag 3
Bent u van deze praktijk op de hoogte? Zo ja, zijn er cijfers bekend van het aantal
meisjes dat (vermoedelijk) in het buitenland genitaal is verminkt?
Antwoord 3
Ja, ik ben bekend met deze praktijken. Pharos onderzocht in opdracht van het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hoe vaak VGV in Nederland voorkomt. Uit onderzoek
van Pharos blijkt dat in Nederland 38.000 meisjes wonen in de leeftijd van 0 tot 19 jaar
met tenminste 1 ouder uit één van de 29 landen waar VGV voorkomt en waar prevalentiecijfers
beschikbaar zijn. Van deze 38.000 meisjes lopen ongeveer 4200 meisjes het risico besneden
te worden in de komende 20 jaar.2
Het risico op VGV wordt reëel wanneer meisjes of vrouwen afreizen naar een land waar
VGV voorkomt, wanneer de ouders de traditie van dit land of het land van herkomst
volgen en preventieve en beschermende maatregelen hen niet van het afreizen hebben
kunnen weerhouden.
Er zijn geen cijfers bekend over het aantal meisjes of vrouwen dat vanuit Nederland
afreist naar het buitenland en daar genitaal verminkt wordt.
Vraag 4 en 5
Deelt u de mening dat alles moet worden gedaan om jonge meisjes te beschermen tegen
genitale verminking?
Welke maatregelen heeft u in de afgelopen jaren genomen om dit aan te pakken? Wat
zijn hiervan de uitkomsten?
Antwoord 4 en 5
VGV is een afschuwelijke praktijk. Daarom geldt in Nederland al jaren een zero tolerance
beleid ten aanzien van VGV. De aanpak van VGV richt zich op de gehele keten, van preventie
en wetshandhaving tot goede zorg. Er is in de afgelopen jaren geïnvesteerd in het
versterken van de aanpak van VGV in Nederland.
Er geldt de wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Vermoedens van (dreigende)
VGV vallen onder deze wet. Professionals zijn gehouden om te werken volgens de stappen
van de meldcode. In het geval van acute en/of structurele onveiligheid zijn zij op
basis van hun professionele standaard gehouden om te melden bij Veilig Thuis.
In Nederland worden daarnaast alle kinderen van 0 t/m 19 jaar gezien door de Jeugdgezondheidszorg
(hierna: JGZ). Het hoort bij de basistaken van de JGZ om bij meisjes (met ouders)
uit een prevalentieland voor VGV een risico-inschatting te maken en zo nodig vervolgstappen
te nemen.
De afgelopen jaren hebben Pharos en GGD GHOR met ondersteuning van VWS een jaarlijkse
campagne in het onderwijs in de periode voor de zomervakantie georganiseerd. Docenten
kregen in deze campagne voorlichting over signalen van een dreigende VGV en bijbehorende
handelingsperspectieven. Daarnaast ondersteun ik de Federatie van Somalische Associaties
Nederland bij de inrichting van een landelijk netwerk van sleutelpersonen. Deze sleutelpersonen
treden op als voorlichter, adviseur en bemiddelaar. Zij hebben dezelfde culturele
achtergrond als de gemeenschappen waar VGV voorkomt en kunnen hierdoor een verbindende
factor zijn tussen vrouwen, meisjes en de professionals.
De uitkomsten van deze maatregelen zijn niet bekend. Vanuit het veld krijg ik signalen
dat onze preventieve aanpak werkt. Het blijkt ingewikkeld om de aanpak te onderzoeken,
aangezien de doelgroep van het onderzoek vanwege de geslotenheid van de gemeenschappen
beperkt te bereiken is en het monitoren van de effectiviteit moeilijk is.
Vraag 6
Bent u bereid om extra maatregelen te nemen om genitale verminking van jonge meisjes
te voorkomen? Zo ja, welke?
Antwoord 6
Ik blijf de komende jaren samen met mijn collega voor Rechtsbescherming investeren
in de aanpak van VGV. Deze aanpak krijgt vorm in de actieagenda Schadelijke Praktijken.
Deze actieagenda bevat maatregelen die bijdragen aan het voorkomen van VGV en het
bieden van passende zorg aan slachtoffers. De actieagenda zal begin 2020 naar uw Kamer
gezonden worden.
Vraag 7 en 10
Herkent u het beeld dat professionals in de zorg huiverig zijn om verdenkingen van
genitale verminking te melden en aangifte te doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u bereid om zorgprofessionals aan te sporen om actiever melding te maken wanneer
zij gevallen van genitale verminking bij meisjes tegenkomen?
Antwoord 7 en 10
Ik heb signalen ontvangen dat bij sommige zorgprofessionals sprake is van een lage
meldings- of aangiftebereidheid. Uit analyse van de beleidsinformatie van Veilig Thuis
van de afgelopen jaren blijkt dat het aantal meldingen van VGV gering is. Dit verschilt
met de prevalentiecijfers afkomstig uit het onderzoek van Pharos. Wat de belangrijkste
oorzaken zijn van het verschil tussen het aantal meldingen bij Veilig Thuis en de
prevalentiecijfers is niet bekend. Daarom zal in het kader van de actieagenda Schadelijke
Praktijken worden onderzocht waarom het aantal meldingen achterblijft en hoe dit kan
worden veranderd.
Vermoedens van een (dreigende) VGV moeten door professionals altijd gemeld worden
bij Veilig Thuis. In de actieagenda Schadelijke Praktijken zijn daarom verschillende
maatregelen opgenomen die bijdragen aan het vergroten van de meldingsbereidheid van
professionals.
Vraag 8, 11 en 12
Herkent u het beeld dat na verdenkingen van besnijdenis te weinig wordt overgegaan
tot onderzoek en vervolging? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u bereid om na te gaan of er na een verdenking van genitale verminking inderdaad
niet wordt overgegaan tot onderzoek en vervolging?
Welke stappen zijn het afgelopen jaar naar aanleiding van een melding van verdenking
van genitale verminking ondernomen?
Antwoord 8, 11 en 12
Mij hebben geen signalen bereikt dat bij een melding van VGV niet wordt overgegaan
tot onderzoek of vervolging. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 7 en 10
zal wel worden onderzocht waarom het aantal meldingen achterblijft en hoe dit kan
worden veranderd.
Bij elke melding heeft Veilig Thuis de wettelijke taak om een veiligheidsbeoordeling
uit te voeren. Hierin wordt beoordeeld of sprake is van acute en/of structurele onveiligheid.
Veilig Thuis neemt vervolgens een besluit over de te nemen vervolgstappen. Wanneer
dit noodzakelijk wordt geacht, kan besloten worden om een aanvullend onderzoek in
te stellen. Daarin wordt onderzocht wat nodig is om te komen tot directe en stabiele
veiligheid en welke zorg passend is. Veilig Thuis monitort waar nodig of de veiligheid
van het meisje of de vrouw gewaarborgd is en blijft. Indien er een vermoeden is van
een strafbaar feit, meldt Veilig Thuis dit bij de politie.
Wanneer ingrijpen in het gezag van de ouders nodig is om VGV te voorkomen, verzoekt
de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) bij de kinderrechter om een kinderbeschermingsmaatregel.
De kinderrechter kan dan een ondertoezichtstelling of een voogdijmaatregel uitspreken.
In acute zaken kan de melding, het verzoek door de RvdK en de toetsing hiervan door
de kinderrechter op dezelfde dag plaatsvinden. In het geval van een ondertoezichtstelling
in combinatie met een machtiging tot uithuisplaatsing of een schriftelijke aanwijzing
om Nederland niet te verlaten, moet de jeugdbeschermer toestemming geven tot uitreizen.
Dit geldt ook als een voogdijmaategel is uitgesproken. Bij de afweging of de minderjarige
mag uitreizen betrekt de jeugdbeschermer of voogd ook het potentiële risico op VGV.
Vraag 9 en 13
Bent u bereid om maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat zorgprofessionals beter
toegerust zijn om besnijdenis bij jonge meisjes te herkennen?
Bent u bereid om meisjes die zijn besneden actiever op te sporen zodat zij tijdig
de juiste zorg ontvangen die zij nodig hebben?
Antwoord 9 en 13
Meisjes die besneden zijn moeten zo snel mogelijk de juiste zorg ontvangen. Het is
belangrijk dat professionals in de zorg, het onderwijs en bij de politie alert zijn
op de signalen van een reeds uitgevoerde VGV. Alleen zo kan aan slachtoffers zo snel
mogelijk de juiste hulp geboden worden. Professionals moeten daarom voldoende toegerust
zijn om de signalen van besnijdenis bij jonge meisjes te herkennen.
In de actieagenda Schadelijke Praktijken worden daarom verschillende maatregelen opgenomen
die bijdragen aan een verbetering van de signalering en hulpverlening door professionals.
Vraag 14 en 15
Is er over de vermoedens van de besnijdenis van meisjes contact geweest met de Keniaanse
overheid? Zo ja, wat is hierover besproken? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om het probleem in een gesprek met uw Keniaanse ambtsgenoot aan de orde
te stellen?
Antwoord 14 en 15
Het onderwerp staat in Kenia hoog op de politieke agenda. VGV is verboden in Kenia
sinds 2011. De Keniaanse president, Uhuru Kenyatta, heeft onlangs tijdens de International
Conference on Population Development in Nairobi op 12 tot en met 14 november 2019,
waar ook mijn collega Sigrid Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
bij aanwezig was, aangekondigd dat voor het einde van zijn ambtstermijn een einde
aan deze praktijk dient te worden gemaakt. Verschillende organisaties die Nederlandse
financiering ontvangen zetten zich in voor de bestrijding van VGV, ook in Kenia. In
gesprekken met de lokale en nationale autoriteiten komt het onderwerp daarnaast regelmatig
aan de orde.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.