Amendement : Amendement van het lid Kerstens over verplichte weigering en intrekking toelatingsvergunning bij Bibob-feiten
34 767 Regels in verband met de uitbreiding van het toezicht op nieuwe zorgaanbieders (Wet toetreding zorgaanbieders)
Nr. 27
AMENDEMENT VAN HET LID KERSTENS
Ontvangen 27 januari 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «kan de toelatingsvergunning weigeren» vervangen door «weigert
de toelatingsvergunning voorts».
2. In het vijfde lid wordt «kan de toelatingsvergunning voorts weigeren» vervangen door
«weigert de toelatingsvergunning voorts op een daartoe strekkend, door Onze Minister
te vragen, advies van het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar
bestuur als bedoeld in artikel 8 van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur» en wordt «artikel 3 van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur» vervangen door «artikel 3 van die wet».
3. Het zesde lid vervalt.
II
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «kan de toelatingsvergunning intrekken» vervangen door «trekt
de toelatingsvergunning in».
2. In het derde lid wordt «kan voorts door Onze Minister worden ingetrokken» vervangen
door «trekt de toelatingsvergunning voorts in op een daartoe strekkend, door Onze
Minister te vragen, advies van het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door
het openbaar bestuur als bedoeld in artikel 8 van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur», wordt «artikel 3 van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur» vervangen door «artikel 3 van die wet», en vervalt de laatste
volzin.
Toelichting
In bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen kan bij het
aanvragen van een toelatingsvergunning om een verklaring omtrent het gedrag worden
gevraagd, aldus artikel 5 lid 4 van onderhavig wetsvoorstel. Dat zal dus niet standaard
gebeuren, doch alleen wanneer daartoe aanleiding bestaat. Als in een dergelijk geval
een dergelijke verklaring niet wordt verstrekt terwijl dat klaarblijkelijk wel van
belang wordt geacht, ligt het in de rede geen toelatingsvergunning te verlenen. Voorgesteld
wordt dan ook de «kan-bepaling» in genoemd lid te vervangen door een «zal-bepaling».
Eenzelfde voorstel wordt gedaan in relatie tot het bepaalde in artikel 5 lid 5 van
onderhavig wetsvoorstel, waarin wordt verwezen naar feiten en omstandigheden als bedoeld
in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Ook dan
is in principe sprake van een klaarblijkelijk dusdanig relevant feit dat een toelatingsvergunning
moet worden geweigerd. Wel dient in een dergelijk geval steeds het advies te worden
gevraagd (èn gevolgd) van het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het
openbaar bestuur. Voorgaande geldt ook voor de intrekking van een verleende toelatingsvergunning
op grond van artikel 7.
Kerstens
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.W.M. Kerstens, Tweede Kamerlid