Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden lid Van Eijs en van Meenen over het bericht ‘5000 huizen maar geen scholen of sporthal: vrees voor spookwijk Binckhorst’
Vragen van de leden Van Eijs en Van Meenen (beiden D66) aan de Minister voor Milieu en Wonen over het bericht «5.000 huizen maar geen scholen of sporthal: vrees voor spookwijk Binckhorst» (ingezonden 6 januari 2020).
Antwoord van Minister van Veldhoven-van der Meer (Mileu en Wonen) (ontvangen 27 januari
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «5.000 huizen maar geen scholen of sporthal: vrees voor
spookwijk Binckhorst»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Gelet op het feit dat Den Haag de derde gemeente van het land qua inwoneraantal is,
hoe interpreteert u de gang van zaken als u kijkt naar de professionaliteit die van
zo’n grote gemeente verwacht kan worden?
Antwoord 2
Het is aan gemeenten om voor elke locatie een passende regeling vast te stellen, waarbij
functies onderling evenwichtig worden toegedeeld. De gemeente Den Haag heeft met de
vaststelling van het voorzieningenprogramma inzichtelijk gemaakt welke voorzieningen
zij nodig acht voor de Binckhorst. In het gebied Binckhorst, waarin een transformatie
plaatsvindt van een bedrijventerrein naar een meer gemengd woon- en werkgebied, is
gekozen voor een regeling die uitgaat van uitnodigingsplanologie. Die regeling is
geschikt in situaties waarin nog niet precies bekend is wat zich waar zal willen vestigen.
Een dergelijke regeling sluit aan op de mogelijkheden die de Omgevingswet zal bieden.
De gemeente Den Haag wil een aantrekkelijke en leefbare stad realiseren, en stuurt
hierop via zowel publiekrechtelijke instrumenten (onder meer het bestemmingsplan met
verbrede reikwijdte), als privaatrechtelijke instrumenten (onder meer uitgifte van
gemeentelijke grond, gebiedspaspoorten).
Vraag 3
In hoeverre heeft de omissie van voorzieningen zoals scholen in het gebied te maken
met Omgevingswet, aangezien voor de ontwikkeling van de Binckhorst wordt geëxperimenteerd
met deze wet?
Antwoord 3
Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de realisatie van scholen. Gemeenten
kunnen dit op verschillende manieren doen: bijvoorbeeld door zelf over te gaan tot
realisatie of door gronden ter beschikking te stellen of te reserveren en vraag en
aanbieders bij elkaar te brengen. Deze keuze staat los van de huidige wetgeving en
straks de Omgevingswet, maar is afhankelijk van de mate van sturing en keuzes die
de gemeente hierin zelf maakt.
Vraag 4
Ziet u de complexiteit van de integrale benadering en de veelomvattendheid van het
plan als oorzaak van in de verdrukking raken van voorzieningen?
Antwoord 4
Nee, dat zie ik niet zo. De gemeente Den Haag zet zich in voor een aantrekkelijke
en leefbare stadswijk en er is op dit moment geen sprake van het in de verdrukking
raken van voorzieningen. De gemeente heeft gelet hierop een voorzieningenprogramma
vastgesteld. De gemeente gebruikt verschillende instrumenten om de ambitie van een
aantrekkelijke en leefbare wijk te behalen. De gemeente doet dit door een combinatie
van het omgevingsplan Binckhorst (zonder maximum m2 maatschappelijke voorzieningen), de inzet van eigen gronden en middelen en door het
bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Doordat er in de regels van het omgevingsplan
geen maximum is opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen kunnen deze altijd tijdens
de planontwikkeling worden toegevoegd en kan ingespeeld worden op de situatie in het
gebied gedurende de transformatie. In het voorzieningenprogramma is inzichtelijk gemaakt
welke voorzieningen noodzakelijk zijn en welke locaties daarvoor beschikbaar zijn.
Voor de realisatie van voorzieningen zijn verschillende partijen aan zet, waaronder
de gemeente. Sommige voorzieningen, zoals scholen, zijn primair de verantwoordelijkheid
van de gemeente. Voor andere voorzieningen, zoals huisartsenposten, is dit de markt.
In veel nu in ontwikkeling zijnde bouwplannen is ruimte opgenomen voor voorzieningen,
maar de precieze invulling (verhuur) daarvan vindt doorgaans pas in een later stadium
plaats. De gemeente Den Haag monitort de ontwikkeling van het gebied en kan als dat
noodzakelijk is gedurende de transformatie bijsturen.
Vraag 5
Hoe bindend is een voorzieningenprogramma zoals dat voor de Binckhorst is vastgesteld,
onder de huidige wetgeving en na het ingaan van de Omgevingswet?
Antwoord 5
Het voorzieningenprogramma, zoals dat in november 2019 door het college van burgemeester
en wethouders is vastgesteld, geeft inzicht in welke voorzieningen noodzakelijk zijn
voor een leefbare wijk en welke locaties daarvoor beschikbaar zijn. Hiermee bepaalt
de gemeente haar ambities en doelen voor dit gebied. Zowel onder huidig recht als
de Omgevingswet is dit niet een algemeen juridisch bindend instrument maar het geeft
richting aan de ontwikkeling van het gebied en is daarmee zelfbindend. De gemeente
gebruikt dit als richtsnoer bij de transformatie van het gebied.
Vraag 6
Op welke andere wijze kan de ontwikkeling van voorzieningen, zoals voldoende scholen,
worden afgedwongen of voldoende ruimte daarvoor worden gereserveerd?
Antwoord 6
De gemeente kan op verschillende manieren voldoende ruimte reserveren voor de ontwikkeling
van voorzieningen, bijvoorbeeld door in het bestemmingsplan of omgevingsplan locaties
te benoemen of door gemeentelijke grondposities in te zetten. Dit is een samenspel
tussen verschillende instrumenten (publiekrechtelijk en privaatrechtelijk) en de inzet
daarvan is afhankelijk van de ambities en doelen van de gemeente. Voor de Binckhorst
gebruikt de gemeente Den Haag het Voorzieningenprogramma Binckhorst als richtinggevend
kader bij de planontwikkeling en zet gemeentelijke grondposities in ten behoeve van
het realiseren van het voorzieningenprogramma.
Vraag 7
In hoeverre voorziet u eenzelfde risico voor andere gemeenten en hun plannen of omgevingsplannen?
Antwoord 7
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 8
Welke lessen vallen er volgens u te trekken uit het experiment van de Binckhorst?
Antwoord 8
De gemeente Den Haag evalueert de pilot omgevingsplan Binckhorst in het komend jaar.
Daarbij zal de gemeente zowel het totstandkomingsproces als de inhoud van het omgevingsplan
evalueren. De geleerde lessen worden betrokken bij eventuele aanpassingen van het
omgevingsplan en bij de implementatie van de Omgevingswet binnen de gemeente. In de
Voortgangsrapportages van de Crisis- en herstelwet vindt jaarlijks op rijksniveau
een evaluatie plaats en worden de geleerde lessen gedeeld. Deze voortgangsrapportage
wordt ieder jaar aan uw Kamer aangeboden. Daarnaast organiseert het ministerie drie
keer per jaar kennisbijeenkomsten en een jaarlijks praktijkfestival waarbij actieve
kennisdeling plaatsvindt voor ambtenaren en bestuurders.
Vraag 9
Is er voor de ontwikkeling van de Binkhorst ondersteuning van het expertteam woningbouw
of andere ondersteuning vanuit het rijk gevraagd of geboden?
Antwoord 9
Ja, de gemeente Den Haag heeft op onderdelen gebruik gemaakt van de beleidsmatige
en juridische expertise van het ministerie in het kader van de Crisis- en herstelwet
(Chw). Bij het werken met het instrumentarium van de Chw wordt deze expertise ingezet
om gemeenten te ondersteunen. De ondersteuning is breed, en bestaat uit het delen
van beleidsmatige en juridische kennis en ervaringen van andere gemeenten. Over verdere
ondersteuning die de gemeente Den Haag voor de Binckhorst gevraagd heeft aan het Rijk
zijn afspraken gemaakt in de woondeal zuidelijke Randstad dd. 3 juni 2019 (artikel
II.4).
Vraag 10
Acht u het denkbaar en verantwoord dat een wijk van deze omvang geen scholen en andere
wezenlijke voorzieningen krijgt? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid met het gemeentebestuur
van Den Haag te overleggen over de wijze waarop alsnog voor de wijk essentiële voorzieningen
gerealiseerd kunnen worden?
Antwoord 10
De gemeente Den Haag heeft met de vaststelling van het voorzieningenprogramma inzichtelijk
gemaakt welke voorzieningen zij nodig acht voor de Binckhorst, hieruit blijkt een
urgentie voor een adequaat voorzieningenniveau. De gemeente stuurt hier ook op door
het Voorzieningenprogramma Binckhorst als richtinggevend kader in te zetten bij de
planontwikkeling en door gebruik te maken van gemeentelijke grondposities ten behoeve
van het realiseren van het voorzieningenprogramma. Hierdoor zie ik vooralsnog geen
aanleiding om met het gemeentebestuur van Den Haag hierover in overleg te gaan. Uiteraard
continueer ik de ambtelijke ondersteuning voor pilots in het kader van de Crisis-
en herstelwet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.