Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Ouderdomsregelingen ontleed
29 389 Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid
Nr. 99
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 22 januari 2020
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 13 november 2019 inzake het rapport Ouderdomsregelingen
ontleed (Kamerstuk 29 389, nr. 97).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 21 januari 2020.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Rog
Adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Antwoorden Algemene Rekenkamer bij vragen van de Tweede Kamer over het rapport Ouderdomsregelingen
ontleed
Vraag 1
Kan nader gepreciseerd worden waarom de duale financiering van het AOW-pensioen uit
het Ouderdomsfonds en rijksbijdragen vanuit de begroting SZW als «niet ondoelmatig»
wordt beschouwd? Zou de doelmatigheid beter kunnen, zo ja, hoe?
Uit ons onderzoek komt naar voren dat met het bepalen en storten van de premieafdracht
AOW, de BIKK en de aanvullende rijksbijdrage in het Ouderdomsfonds beperkte uitvoeringskosten
zijn gemoeid. De duale financiering van het Ouderdomsfonds (premie- en begrotingsgefinancierd)
leidt niet tot aantoonbaar hogere uitvoeringskosten. Op grond daarvan concluderen
wij dat we geen ondoelmatigheden hebben gevonden in de wijze van financiering van
het Ouderdomsfonds. In ons onderzoek hebben wij geen indicaties gevonden voor een
doelmatiger financiering. Ter vereenvoudiging van de financiering van het Ouderdomsfonds
en een vergroting van de transparantie, hebben we overigens de Minister van SZW aanbevolen
om de BIKK af te schaffen en het vermogenstekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen
met één begrotingsgefinancierde geldstroom.
Vraag 2
Vindt u dat – gegeven de technische mogelijkheden – voldoende moeite gedaan is, en
wordt om niet-gebruik van de ouderdomsregelingen tegen te gaan?
De SVB zet actief in op het voorkomen van niet-gebruik. Standaard stuurt de SVB mensen
met een onvolledige AOW-uitkering een brief om hen erop te wijzen dat zij mogelijk
in aanmerking komen voor de AIO. De brief stuurt de SVB voordat zij de AOW-gerechtigde
leeftijd bereiken. In de brief staat een verwijzing naar de website waarop mensen
via een rekenmodule kunnen uitrekenen of ze recht hebben op een AIO-uitkering. Ook
kunnen ze op de website een aanvraagformulier aanvragen. De SVB vult dit aanvraagformulier
gedeeltelijk in met de bij hen bekende gegevens. Indien mensen vervolgens vergeten
om het aanvraagformulier in te sturen krijgen zij een herinnering van de SVB.
Daarnaast heeft de SVB het team AIOpeners. Dit tijdelijke team doet onderzoek naar
de redenen waarom mensen niet aanvragen en probeert hier iets aan te doen. De SVB
werkt verder aan het terugdringen van het niet-gebruik door het optimaliseren van
het aanvraagproces, de voorlichting en de communicatie met de doelgroepen.
Om het niet-gebruik AIO terug te dringen heeft de SVB in samenwerking met UWV een
verkenning uitgevoerd om na te gaan hoe bestandskoppeling met de polisadministratie
kan bijdragen aan het terugdringen van niet-gebruik. Hieruit bleek dat de inkomensgegevens
in de polisadministratie redelijk goed voorspellen of iemand recht heeft op de AIO.
Naar aanleiding van de verkenning heeft de SVB een Privacy Impact Assessment uitgevoerd.
Op basis van een privacytoets concludeerde de Minister van SZW dat de koppeling met
de polisadministratie niet mogelijk is binnen de grenzen van de privacywetgeving (AVG).
Deze werkwijze kon de SVB daarmee niet invoeren.
Vraag 3
Hoe kan verklaard worden dat het niet-gebruik van de AIO met 48% tot 56% van de rechthebbenden
zó hoog is? Heeft het ministerie zich hierbij neergelegd, of heeft het ministerie
in het verleden en tot nu toe actie ondernomen om het niet-gebruik terug te dringen?
Zo ja, hoe?
Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de redenen van het niet-gebruik van de AIO.
Daarom hebben wij de Minister aanbevolen om onderzoek te doen naar de redenen van
niet-gebruik AIO. De acties die in het verleden zijn ondernomen om het niet-gebruik
terug te dringen zijn beschreven onder het antwoord van vraag 2.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het feit dat over de OBR momenteel niet méér bekend is, dan een niet-gebruik
van 45% in 2015?
Er zijn sinds het laatste onderzoek naar het niet-gebruik van de OBR maatregelen genomen
om het niet-gebruik terug te dringen. Het is echter niet bekend in hoeverre deze maatregelen
hebben geleid tot een lager niet-gebruik. Wij hebben daarom de Minister van SZW aanbevolen
om nieuw onderzoek uit te voeren naar het niet-gebruik van de OBR. De Minister heeft
deze aanbeveling echter niet overgenomen.
Vraag 5
Deelt u de mening van de Minister van SZW dat bestandsvergelijking met gegevens van
UWV «disproportioneel» is om niet-gebruik van de AIO tegen te gaan? Zo niet, waarom
niet?
We hebben de Minister aanbevolen om te onderzoeken onder welke condities voldaan kan
worden aan de privacywetgeving, zodat gegevensuitwisseling wellicht mogelijk wordt.
Ook hebben we gewezen op de mogelijkheid van een aparte wettelijke basis. In het plenair
debat met de Kamer op 27 november 2019 waarin de pensioenonderwerpen behandeld werden,
heeft de Minister van SZW aangegeven dat hij bezig is met het in kaart brengen van
de mogelijkheden voor bestandsvergelijking (Handelingen II 2019/20, nr. 29, item 3).
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat de Minister en de SVB uw aanbeveling niet overnemen, om opnieuw
onderzoek te doen naar het niet-gebruik van de OBR?
Wij vinden het van belang om onderzoek te doen naar de redenen van niet-gebruik van
de OBR, omdat OBR-gerechtigden die geen gebruik maken van de regeling, evenals AIO-gerechtigden
die geen gebruik maken van de AIO, een inkomen hebben onder het bestaansminimum.
Vraag 7
Kunt u – gegeven het feit dat dit volgens de Minister niet bijdraagt aan een inzichtelijke
begroting – aangeven waarom het inzicht geven in de met de AOW-premie verrekende heffingskortingen
juist wél kan bijdragen aan een inzichtelijke begroting?
Inzicht in de met de AOW-premie verrekende heffingskortingen levert een beeld op van
de bruto premieopbrengsten AOW. Wij constateren dat de Tweede Kamer de afgelopen jaren
op meerdere momenten vragen heeft gesteld over de omvang van de heffingskortingen
en het effect ervan op de premieopbrengsten AOW.
Vraag 8
Hoeveel zou het percentage AOW-pensioenen dat uit belastinginkomsten wordt betaald
(inmiddels een derde) zijn als alle zelfstandigen ook AOW-premie zouden betalen?
Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de premieopbrengsten van de AOW als alle zelfstandigen
premieplichtig zouden zijn.
Vraag 9
Hoe groot was het niet-gebruik van de aanvullende bijstand voor 65-plussers ten tijde
van de overdracht van de aanvullende bijstand van gemeenten aan SVB in 2010? Hoe kan
verklaard worden dat het niet gebruik van de AIO nu circa 50% is? Is bekend of het
niet-gebruik van de AIO is toegenomen, of afgenomen sinds 2010?
Uit onderzoek over 2003, voordat de AIO van de gemeenten naar de SVB was overgedragen,
kwam een niet-gebruik van 70% naar voren (SCP, Geld op de plank; Niet-gebruik van inkomensvoorzieningen, 2007). Uit onderzoeken van de SVB, die zijn uitgevoerd op basis van een steekproef,
kwam een niet-gebruikpercentage van de AIO van 34% in 2005 en 24% in 2011.
Vraag 10
Wat is het voordeel van het laten voortbestaan van de inkomensondersteuning AOW (de
IO-AOW) als een aparte ouderdomsregeling? Is het niet doelmatiger en kosteneffectiever
deze te integreren in de AOW-uitkering, óf heeft de IO-AOW blijvende toegevoegde waarde
om de koopkracht van ouderen – tussentijds – te beïnvloeden zonder een wetswijziging
van de AOW?
De voorganger van de inkomensondersteuning AOW, de AOW-tegemoetkoming, werd ingevoerd na introductie van de ouderenkorting per 1 januari 2005. De
ouderenkorting wordt in mindering gebracht op de te betalen belastingen. Ouderen met
een laag inkomen betalen minder belasting en profiteerden daarom minder van de ouderenkorting.
In 2011 werd de AOW-tegemoetkoming vervangen door de Mogelijkheid voor Koopkrachttegemoetkoming
Oudere Belastingplichtigen (MKOB). In 2015 besloot de wetgever de MKOB om te zetten
in de IO-AOW. De hoogte van het maximale bedrag van de IO-AOW stelt de Minister van
SZW jaarlijks vast per algemene maatregel van bestuur (AMvB). Hiermee kan de Minister
de koopkracht van ouderen beïnvloeden zonder een wijziging van de wet op de AOW. De
uitvoering van de IO-AOW is geïntegreerd in de uitvoering van de AOW.
Vraag 11
Hoe vaak is de hoogte van de inkomensondersteuning AOW (de IO-AOW) sinds de invoering
van deze regeling in 2015 gewijzigd?
De wijzigingen in de hoogte van de inkomensondersteuning AOW maakte geen deel uit
van ons onderzoek.
Vraag 12
Kan nader geduid waarom (afwijkende?) kwalificaties gehanteerd worden over de duale
financiering van de AOW: «geen ondoelmatigheden» in de conclusie bij hoofdstuk 3 en
«niet ondoelmatig» in de samenvatting op bladzijde 7?
In ons onderzoek hebben wij de kosten die de duale financiering met zich meebrengt,
uitgedrukt in capaciteit, onderzocht. De conclusie is dat de duale financiering «niet
ondoelmatig» is, omdat is gebleken dat met het financieren van het Ouderdomsfonds
vanuit premie- en begrotingsgeld slechts een beperkte capaciteit is gemoeid. «Geen
ondoelmatigheden» en «niet ondoelmatig» kunnen derhalve als eensluidend worden gelezen.
Vraag 13
Is onderzocht of het bestaan van de kostendelersnorm in de AIO leidt tot niet-gebruik
van de regeling? Zo nee, acht u nader onderzoek op dit punt mogelijk zinvol?
De redenen van niet-gebruik hebben wij niet onderzocht. Wij hebben daarom de Minister
van SZW aanbevolen om onderzoek uit te voeren naar de redenen van het niet-gebruik
van de AIO.
Vraag 14
Heeft u beoordeeld of de uitvoerings- en uitkeringslasten van met name de aanvullende
inkomensvoorziening ouderen (AIO) en de overbruggingsuitkering (OBR) (respectievelijk
€ 602 en € 489 per ontvanger (per jaar?)) reëel en te onderbouwen zijn? Zo niet, waarom
niet? Zo ja, hoe?
De uitvoeringskosten van de AIO en OBR zijn relatief hoog ten opzichte van de uitkeringslasten,
doordat deze regelingen veel toetredingseisen kennen. De toekenning gebeurt handmatig
en de SVB moet veel controles uitvoeren. Wij hebben niet onderzocht of de kosten die
hiermee zijn gemoeid reëel zijn. Wij hebben de kosten en de geleverde kwaliteit van
de uitvoering van de AIO en de OBR onderzocht en daarin hebben wij geen ondoelmatigheden
geconstateerd.
Vraag 15
Als mensen een brief krijgen van de SVB om AOW aan te vragen, worden zij in die brief
dan ook standaard gewezen op het bestaan van de AIO? Zo nee, waarom niet?
Mensen die een gekorte AOW-uitkering toegekend hebben gekregen, krijgen van de SVB
een brief over de AIO. Mensen met een volledige AOW-uitkering die een jongere partner
hebben zonder of met een laag inkomen kunnen – onder voorwaarden – ook in aanmerking
komen voor een AIO-uitkering. De SVB kan deze mensen niet gericht benaderen omdat
de SVB hiervoor geen gebruik kan maken van de polisadministratie. De SVB zou de gegevens
uit de polisadministratie dan voor iets anders aanwenden dan waarvoor deze zijn verzameld.
Dat is volgens de Minister niet toegestaan vanwege privacywetgeving. Alle potentiële
AIO-gerechtigden moeten zelf het initiatief nemen om een AIO-uitkering aan te vragen.
Als de SVB gebruik zou kunnen maken van inkomensgegevens uit de polisadministratie,
zou de SVB deze groep gericht kunnen benaderen en het niet-gebruik terugdringen.
Vraag 16
In hoeverre kunnen mensen ook via de analoge weg een AIO-aanvulling aanvragen? In
hoeverre kunnen zij hierbij gebruik maken van één-op-één ondersteuning?
Zie het antwoord bij vraag 15. Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de ondersteuning
die de SVB biedt bij de aanvraag van een AIO-uitkering.
Vraag 17
Hoe is te verklaren, dat mensen bijvoorbeeld met een onvolledig AOW-pensioen, die
geïnformeerd worden door de SVB over de mogelijkheid van een AIO-uitkering, hier tóch
geen gebruik van maken?
Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de redenen van niet-gebruik. Wij hebben de Minister
van SZW aanbevolen om hier, naar aanleiding van het hoge percentage niet-gebruik,
onderzoek naar te doen.
Vraag 18
Waarom hebben de Minister van SZW, noch de SVB zicht op het huidige niet-gebruik van
de OBR? Waarom is dit na 2015 – toen het niet gebruik 45% bleek – niet meer onderzocht?
Het niet-gebruik is na 2015 niet meer onderzocht. Naar aanleiding van het onderzoek
naar (niet-)gebruik van de OBR zijn er in 2016 maatregelen getroffen om het niet-gebruik
van de OBR terug te dringen. De OBR eindigt per 1 januari 2023 en de omvang van potentiële
OBR-gerechtigden wordt volgens de Minister van SZW steeds kleiner. Gegeven de genomen
maatregelen om het niet-gebruik terug te dringen en gelet op de effecten van die maatregelen
acht de Minister een nieuw onderzoek naar het niet-gebruik van de OBR niet opportuun.
Ook de SVB acht een nieuw onderzoek niet opportuun.
Vraag 19
Hoe is het niet-gebruik gemeten en wat zijn daarin de onzekerheidsmarges?
We hebben voor het bepalen van het niet-gebruik van de AIO microdata van het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS) gebruikt. Op basis van de kenmerken leeftijd, verblijfplaats,
aanwezigheid van een partner en/of kostendeler, inkomen en vermogen hebben we de groep
huishoudens die recht heeft op AIO op 1 januari 2017 bepaald. Van de rechthebbende
huishoudens is nagegaan of ze AIO ontvingen op 1 januari 2017. Vervolgens hebben we
met deze uitkomsten het niet-gebruik berekend. Het percentage niet-gebruik is het
aantal niet-gebruikers gedeeld door het aantal rechthebbenden AIO.
We hebben een marge gehanteerd waarbinnen het niet-gebruik van de AIO kan liggen.
Hiervoor hebben we de inkomens- en vermogensnorm met 1% en 5% verhoogd en verlaagd.
In de 5 (-5, -1, 0, 1, 5) scenario’s hebben we vervolgens het aantal rechthebbenden
en het niet-gebruik berekend. Daarna hebben we bij alle huishoudens waarvan het vermogen
onbekend was, gekeken naar de hoogte van hun inkomen. De huishoudens die op basis van inkomen mogelijk recht zouden kunnen hebben op AIO, hebben we
meegenomen in de groep rechthebbenden. Hiermee zijn de 5 scenario’s opnieuw berekend.
Uit deze analyse kwam een marge van minimaal 48% en maximaal 56% van het niet-gebruik
van de AIO.
Vraag 20
Welke huishoudelijke profielen zijn, bij het vaststellen van het aantal niet-gebruikers,
gebruikt door het Nibud?
We hebben de huishoudelijke profielen die door het Nibud zijn gebruikt niet onderzocht.
We hebben voor onze analyse gebruik gemaakt van de microdata van het CBS:
– Kenmerken van AOW-uitkeringen;
– Kenmerken van bijstandsuitkeringen;
– Maandbedragen inkomsten uit eigen onderneming van personen;
– Huishoudenskenmerken van in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA)
ingeschreven personen;
– Persoonskenmerken van alle in de Gemeentelijke Basis-administratie (GBA) ingeschreven
personen, gecoördineerd;
– Inkomen van personen;
– Personen sociaaleconomische categorie;
– Banen en lonen op basis van de Polisadministratie;
– Vermogens van huishoudens (revisie 2017).
Vraag 21
Hoe kan verklaard worden dat het niet-gebruik AIO van de «nieuwe doelgroep» (mensen
met een volledig AOW-pensioen en met een jongere partner die geen of weinig inkomen
heeft en de AOW-leeftijd nog niet bereikt heeft) zó hoog is, namelijk 73%. Hoe kan
dit niet-gebruik snel teruggedrongen worden?
Tot 2015 hadden AOW-gerechtigden met een jongere partner met geen of een laag inkomen
recht op partnertoeslag. De SVB was gerechtigd het inkomen van de partners van AOW-gerechtigden
op te vragen bij instanties. Een deel van deze groep heeft nu recht op een AIO-uitkering
(de «nieuwe doelgroep»). Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de redenen van niet-gebruik,
ook niet onder deze doelgroep. Als de SVB bij de aanvraagbevordering gebruik zou kunnen
maken van inkomensgegevens uit de polisadministratie, zou de SVB deze groep gericht
kunnen benaderen en het niet-gebruik terugdringen.
Vraag 22
Hoe kan verklaard worden dat rechthebbenden zonder migratieachtergrond een significant
hoger niet-gebruik van de AIO-regeling hebben dan rechthebbenden met een migratieachtergrond?
We hebben geen onderzoek gedaan naar de redenen van het niet-gebruik van de AIO. In
ons rapport beschrijven we dat de SVB de hechtere onderlinge netwerken van niet-westerse
migranten als mogelijke verklaring benoemt voor het lagere niet-gebruik van AIO onder
huishoudens met een niet-westerse migratieachtergrond (SVB, Niet-gebruik WWB65+ in 2005, 2008; SVB, SVB realiseert lager niet-gebruik. Niet-gebruik in de AIO in 2011 vergeleken met 2005, 2014). Ook uit onderzoek in gemeente Amsterdam blijkt dat ouderen van niet-westerse
migratieachtergrond vaker kennis hebben van de AIO dan ouderen met een westerse migratieachtergrond
(OIS, Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam, 2016). Verder maken niet-westerse migranten vaker gebruik van de reguliere bijstand
dan mensen zonder migratie achtergrond (CBS, Personen met bijstand; persoonskenmerken,
geraadpleegd 15 augustus 2019). Gemeenten voeren de bijstand uit. Het is volgens ons
mogelijk dat bij het bereiken van de AOW-leeftijd huishoudens die voorheen bijstand
ontvingen, vaker door de gemeente geattendeerd worden op de mogelijkheid van de AIO.
Echter om inzicht te krijgen in de redenen van het niet-gebruik van de AIO is nader
onderzoek nodig.
Vraag 23
Vindt u, dat bij het zoeken naar mogelijkheden om het niet-gebruik van de AIO-regeling
terug te dringen, ook gekeken moet worden naar de (administratieve) verplichtingen
en benodigde taalvaardigheid en administratieve vaardigheid van rechthebbenden? Welke
mogelijkheden ziet u tot verbetering?
Om het niet-gebruik van de AIO terug te dringen is eerst inzicht nodig in de redenen
van het niet-gebruik van de AIO. De Minister van SZW heeft toegezegd onderzoek uit
te voeren naar de redenen van het niet-gebruik van de AIO.
Vraag 24
Hoe kan verklaard worden, dat ouderen met een niet-westerse achtergrond vaker kennis
hebben van de AIO dan ouderen met een niet westerse achtergrond?
De redenen voor het niet-gebruik van de AIO zijn onbekend. Zie het antwoord bij vraag
22 voor een nadere toelichting.
Vraag 25
Vindt u dat de SVB tot op heden al het redelijkerwijs mogelijke heeft ondernomen,
om het niet-gebruik van de AIO te voorkomen? Kunt u uw antwoord motiveren?
In ons onderzoek constateerden we dat de SVB actief inzet op het voorkomen van niet-gebruik.
Zie het antwoord bij vraag 2 voor de maatregelen die de SVB heeft genomen.
Vraag 26
Kunt u nadere toelichting geven op welke punten u nieuw onderzoek aanraadt maar de
rechthebbende huishoudens die geen AIO aanvragen? Welke nieuwe inzichten zou dit onderzoek
moeten / kunnen opleveren?
De redenen voor het niet-gebruik van de AIO zijn onbekend. Wij hebben daarom de Minister
van SZW aanbevolen om onderzoek uit te voeren naar de rechthebbende huishoudens die
geen AIO aanvragen. Op basis van deze uitkomsten kan de Minister in samenwerking met
de SVB bepalen welke maatregelen ingezet kunnen worden om deze groep wel te bereiken.
Vraag 27
Ook een aparte wettelijke basis wordt hierbij door u genoemd als mogelijkheid. Kunt
u toelichten dat gegevensuitwisseling met UWV wellicht mogelijk kan worden om rechthebbenden
op een AIO-uitkering beter op te sporen? Kunt u ook een toelichting geven op de door
u genoemde mogelijkheid voor een aparte wettelijke basis?
De SVB heeft in samenwerking met UWV een verkenning uitgevoerd om na te gaan hoe bestandskoppeling
met de polisadministratie kan bijdragen aan het terugdringen van niet-gebruik. Daaruit
kwam naar voren dat de inkomensgegevens in de polisadministratie redelijk goed voorspellen
of iemand recht heeft op AIO. Als de SVB een persoon attendeert die volgens de polisadministratie
5 maanden na de AOW-leeftijd 90% van het sociaal minimum ontvangt, is de kans 1 op
7 dat hij recht heeft op AIO. Met de huidige werkwijze is de kans dat iemand die de
SVB attendeert op de AIO daar ook daadwerkelijk recht op heeft 1 op 35. Denkbaar is
bijvoorbeeld dat de SVB een wettelijke taak zou krijgen om te voorkomen dat ouderen
een inkomen onder het bestaansminimum hebben. Dan ontstaat een wettelijke basis waardoor
de gegevensuitwisseling mogelijk kan worden. Dit kan bijdragen aan het terugdringen
van het niet-gebruik van de AIO.
Vraag 28
Is het in het verleden vaker voorgekomen dat leeftijdsgrenzen eerder zijn opgeschoven
(bijvoorbeeld bij de VUT) en hoe is daar toen mee omgegaan?
Wij hebben geen onderzoek gedaan naar het verschuiven van leeftijdsgrenzen en de effecten
die daarvan uitgaan.
Vraag 29
Vindt u dat het parlement een goed en integraal beeld heeft van de financiële houdbaarheid
van het stelsel van ouderdomsregelingen, waaronder de AOW? Vindt u dat het parlement
hier regelmatig, systematisch en grondig genoeg over wordt geïnformeerd?
Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de financiële houdbaarheid van het ouderdomsstelsel.
Vraag 30
Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die tot nu toe zijn genomen om het niet-gebruik
terug te dringen?
Zie het antwoord bij vraag 2 voor de maatregelen die de SVB heeft genomen.
Vraag 31
Vindt u in tegenstelling tot de Minister van SZW de bestandsvergelijking met gegevens
van UWV om niet-gebruik van de AIO tegen te gaan wél proportioneel? Zo ja, waarom
precies? Kan nader ingegaan worden op het vraagstuk van de proportionaliteit van gegevensuitwisseling
van SVB met UWV en Belastingdienst?
We hebben de Minister aanbevolen om te onderzoeken onder welke condities wel kan worden
voldaan aan de privacywetgeving, zodat gegevensuitwisseling wellicht mogelijk kan
worden. Ook hebben we gewezen op de mogelijkheid van een aparte wettelijke basis.
In het plenair debat met de Kamer op 27 november 2019 waarin de pensioenonderwerpen
behandeld werden, heeft de Minister van SZW aangegeven dat hij bezig is met het in
kaart brengen van de mogelijkheden voor bestandsvergelijking.
In ons onderzoek constateerden we dat als de SVB een persoon attendeert die volgens
de gegevens in de polisadministratie van UWV 5 maanden na de AOW-leeftijd 90% van
het sociaal minimum ontvangt, de kans 1 op 7 is dat hij recht heeft op AIO. Met de
huidige werkwijze is de kans dat iemand die de SVB attendeert op de AIO daar ook daadwerkelijk
recht op heeft 1 op 35.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier