Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ploumen over het niet toelaten van een geneesmiddel dat vooral effectief is voor vrouwen met hartklachten
Vragen van het lid Ploumen (PvdA) aan de Minister voor Medische Zorg over het niet toelaten van een geneesmiddel dat vooral effectief is voor vrouwen met hartklachten (ingezonden 9 december 2019).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 20 januari 2020) Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1193.
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het bestaan van het geneesmiddel Ranolazine en het pleidooi
van cardioloog Angela Maas en Hartpatiënten Nederland om dit middel te vergoeden?
Zo ja, wat is uw reactie op dit pleidooi?
Antwoord 1
Ja, ik ben hiervan op de hoogte. Zorginstituut Nederland heeft mij in 2010 geadviseerd
om ranolazine (Ranexa) niet op te nemen in het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
Sindsdien is het middel niet opnieuw beoordeeld door het Zorginstituut. Indien er
nieuwe gegevens beschikbaar zijn die de effectiviteit van ranolazine bij een bepaalde
groep patiënten onderbouwen, dan kan de registratiehouder een verzoek tot herbeoordeling
voor opname in het GVS indienen bij het Zorginstituut. Het Zorginstituut zal mij dan
over opname van ranolazine in het basispakket adviseren.
Van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) begrijp ik dat ranolazine
op dit moment niet op de markt is in Nederland.
Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat dit geneesmiddel specifiek voordelen biedt voor vrouwen
met angina pectoris klachten?1
Antwoord 2
Het is niet aan mij om de effectiviteit van een geneesmiddel te beoordelen. Dat is
in dit geval aan het Zorginstituut. Over de betekenis van het onderzoek achter verwijzing2 doe ik dan ook geen uitspraken.
Vraag 3
Kunt u aangeven in hoeverre in Nederland verschil in symptomen tussen mannen en vrouwen,
bij een opkomende hartaanval, in de praktijk leidt tot een verschillende aanpak?
Antwoord 3
Van de Nederlandse Vereniging Voor Cardiologie (NVVC) begrijp ik dat een hartinfarct
zich op diverse manieren kan uiten, en dat dit per patiënt kan verschillen. Artsen
houden hierbij rekening met een mogelijk verschuil tussen mannen en vrouwen. Ook de
aanpak van het hartinfarct verschilt per patiënt. Artsen bepalen op basis van de diagnose
het beleid. De aanpak verschilt per onderliggende oorzaak, die voor mannen en vrouwen
verschillend kan zijn, maar artsen bepalen de aanpak altijd per individuele patiënt.
Bij een «opkomend hartinfarct» verschilt de aanpak feitelijk niet tussen mannen en
vrouwen. In het algemeen beoordelen artsen eerst met hartkatheterisatie of er een
vernauwing is van de kransslagaders. Meestal is hiervan sprake – bij mannen én bij
vrouwen – en volgt er een dotterbehandeling met stentplaatsing, gevolgd door nabehandeling
met geneesmiddelen volgens de richtlijnen. Als er géén sprake is van een vernauwing,
dan overwegen artsen andere, minder vaak voorkomende oorzaken van schade aan de hartspier.
Dit zijn bijvoorbeeld een scheur in de binnenste laag van de kransslagader, verkramping
van de kransslagaders of Takotsubo-cardiomyopathie (een ziekte van de hartspier waarbij
de linker hartkamer plots niet meer goed pompt). Deze drie voorbeelden komen vaker
voor bij vrouwen dan bij mannen en kennen een verschillende nabehandeling.
Vraag 4
Klopt het dat Ranolazine in 2013 voor het laatst is onderzocht door het Zorginstituut
en dat toen werd geconcludeerd dat Ranolazine een therapeutische minderwaarde heeft
ten opzichte van andere middelen die gebruikt worden bij patiënten met stabiele angina
pectoris?
Antwoord 4
Het advies van het Zorginstituut dateert uit 2010. Daarin concludeerde het Zorginstituut
dat ranolazine een therapeutische minderwaarde had ten opzichte van de standaardbehandeling,
als extra therapie bij patiënten met stabiele angina pectoris die onvoldoende baat
hebben bij de eerstelijnsbehandeling of deze niet verdragen. Op basis van de toen
beschikbare studies heeft het Zorginstituut vastgesteld dat het niet mogelijk was
om te bepalen of de gevonden beperkte verbetering van de inspanningstolerantie klinisch
relevant is, vanwege methodologische beperkingen in de klinische onderzoeken. Daarnaast
concludeerde het Zorginstituut dat de toepasbaarheid van ranolazine beperkt wordt
door de nauwe veilige therapeutische grenzen en het optreden van veel interacties
met middelen die vaak bij deze groep patiënten worden voorgeschreven.
Vraag 5
Klopt het dat toen niet specifiek is gekeken naar de geregistreerde patiëntenpopulatie
die niet uitkomen met eerstelijnstherapieën? Klopt het dat vrouwen vaker dan mannen
in deze categorie vallen?
Antwoord 5
In 2010 heeft het Zorginstituut de toentertijd gepubliceerde onderzoeken met ranolazine
bestudeerd. Het klopt dat deze studies niet specifiek keken naar de populatie die
niet uitkomt met eerstelijnstherapieën. Het middel werd in deze studies dus niet conform
de geregistreerde indicatie onderzocht. Dat is ook een van de methodologische beperkingen
die het Zorginstituut in zijn advies noemt.
De NVVC heeft mij laten weten dat er aanwijzingen zijn dat vrouwen vaker dan mannen
niet uitkomen met eerstelijnstherapie. Bij vrouwen berust angina pectoris vaker op
een verminderde functie van de kransslagaders (coronaire vaatdysfunctie) in plaats
van op vernauwing van de kransslagaders (obstructief coronairlijden). Coronaire vaatdysfunctie
– bij vrouwen vaker de oorzaak van angina pectoris – reageert in ongeveer 30% niet
op uitgebreide medicamenteuze therapie voor angina pectoris. Voor angina pectoris
op basis van obstructief coronairlijden ligt dit percentage waarschijnlijk een stuk
lager.
Vraag 6 en 7
Is tijdens deze beoordeling van Ranolazine door het Zorginstituut ook specifiek gekeken
naar het verschil in effect van dit geneesmiddel bij mannen ten opzichte van vrouwen?
Zo nee waarom niet? Wat is uw mening over de actuele waarde van het destijds door
het Zorginstituut uitgevoerde onderzoek naar Ranolazine?
Bent u ervan op de hoogte dat Ranolazine vooral bij vrouwen met angina pectoris een
positief effect laat zien op de kwaliteit van leven en soms zelfs levensreddend kan
zijn voor vrouwen?
Antwoord 6 en 7
Het Zorginstituut heeft bij de beoordeling van ranolazine niet specifiek gekeken naar
een verschil in effect tussen mannen en vrouwen. De aanvraag van de fabrikant van
ranolazine was ook niet specifiek gericht op toepassing bij vrouwen of mannen. Ook
de registratietekst van ranolazine vermeldt geen specifiek voordeel voor vrouwen.
De EMA concludeerde bij de Europese markttoelating in 2008 dat werkzaamheid en veiligheid
van ranolazine vergelijkbaar zijn tussen mannen en vrouwen. Bij de beoordeling in
2010 heeft het Zorginstituut de belanghebbende partijen gehoord, waaronder de NVVC.
Uit deze consultatie zijn geen signalen naar voren gekomen die een voordeel specifiek
bij vrouwen met angina pectoris bepleiten.
Indien er nieuwe gegevens beschikbaar zijn die het specifieke voordeel voor toepassing
van ranolazine bij vrouwen met angina pectoris onderbouwen, dan kan de registratiehouder
een verzoek tot herbeoordeling voor opname in het GVS indienen bij het Zorginstituut.
Het Zorginstituut zal mij daar dan over adviseren.
Vraag 8
Staat Ranolazine sinds 2013 in de angina pectoris richtlijnen? Zo ja, hoe rijmt u,
dat gespecialiseerde artsen dit middel adviseren en voorschrijven, maar patiënten
het niet vergoed krijgen?
Antwoord 8
Het klopt dat de richtlijn «Stabiele kransslagaderziekte» van de European Society
of Cardiology (2013), melding maakt van ranolazine als optie voor aanvullende, tweedelijns
therapie. De NVVC onderschrijft deze richtlijn. Om voor opname in het GVS in aanmerking
te komen dient, zoals vermeld in mijn antwoord op vraag 7, de gebruikelijke procedure
zoals die voor elk geneesmiddel geldt, gevolgd te worden.
De Nederlandse huisartsenrichtlijn (NHG-Standaard) «Stabiele angina pectoris» (2019)
laat ranolazine buiten beschouwing, omdat het middel niet in Nederland op de markt
is.
Vraag 9
Wat zijn de kosten van Ranolazine voor een patiënt? Vindt u dit kosten die redelijkerwijs
voor eigen rekening van deze patiënten behoren te komen?
Antwoord 9
De prijs van ranolazine is mij niet bekend omdat het middel in Nederland niet op de
markt is.
Vraag 10
In welke landen wordt Ranolazine wel vergoed?
Antwoord 10
Ik heb voor het antwoord op deze vraag het PPRI-netwerk geraadpleegd, een netwerk
van nationale prijs- en vergoedingsautoriteiten (voornamelijk in Europa). Negentien
landen hebben gereageerd (tabel). In 7 van deze 19 landen is ranolazine niet op de
markt. In 4 van de 12 landen waar ranolazine wel beschikbaar is, wordt het middel
niet (meer) vergoed.
Tabel Vergoeding ranolazine in andere landen
Land
Status
Albanië
Op de markt, vergoed bij therapieresistente angina pectoris
België
Niet op de markt
Canada
Niet op de markt
Denemarken
Niet op de markt
Duitsland
Op de markt, vergoed met een bijbetaling van 10%
Hongarije
Niet op de markt
Israël
Niet op de markt
Kroatië
Op de markt, deels vergoed (bijbetaling) bij therapieresistente kransslagaderziekte
Letland
Op de markt, in 2020 alleen nog vergoed voor patiënten die in 2019 startten
Litouwen
Op de markt, per 2020 niet meer vergoed voor nieuwe patiënten
Malta
Op de markt, niet vergoed (aanvraag loopt)
Noorwegen
Niet op de markt, geïmporteerd product individueel vergoed na goedkeuring
Oostenrijk
Op de markt, vergoed bij therapieresistente angina pectoris
Slovenië
Op de markt, vergoed bij therapieresistente angina pectoris
Slowakije
Op de markt, niet vergoed
Spanje
Op de markt, vergoed
Turkije
Op de markt, vergoed bij therapieresistente angina pectoris
Verenigd Koninkrijk
Op de markt, vergoed
Zweden
Niet op de markt
Vraag 11 en 12
Welke wetenschappelijke studies zijn, sinds de beoordeling door het Zorginstituut
in 2013, verschenen over de effectiviteit van dit middel bij vrouwen? Zijn de conclusies
uit deze studies voor u aanleiding om Ranolazine wél te vergoeden? Zo nee, waarom
niet, kunt u dit uitgebereid beargumenteren?
Vindt u bovenstaande overwegingen, en met name het feit dat bij eerdere beoordeling
niet specifiek is gekeken naar man-vrouw verschillen in de effectiviteit van Ranolazine,
net als ik, aanleiding om tot toelating en vergoeding van dit geneesmiddel over te
gaan? Zo nee, kunt u uitleggen op grond van welke wetenschappelijke studies u toch
besluit dit middel niet te vergoeden?
Antwoord 11 en 12
Ik heb geen zicht op nieuwe studies naar het effect van ranolazine bij vrouwen. Mochten
er nieuwe gepubliceerde wetenschappelijke inzichten zijn, dan is het aan de fabrikant
van ranolazine om bij het Zorginstituut een herbeoordeling aan te vragen. Pas na een
positief advies van het Zorginstituut kan ik overgaan tot opname van ranolazine in
het verzekerde pakket. Op dit moment kan ik enkel uitgaan van het Zorginstituut advies
uit 2010. Op basis daarvan heb ik geen aanleiding om ranolazine in het GVS op te nemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.