Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Geurts en Van Toorenburg over legionella in afvalwaterzuiveringsinstallaties
Vragen van de leden Geurts en Van Toorenburg (beiden CDA) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht dat op 20 plekken in Noord-Brabant de gevaarlijke legionellabacterie loert (ingezonden 29 november 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
14 januari 2020) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1145.
Vraag 1
Heeft u het bericht gelezen dat op 20 plekken in Brabant de gevaarlijke legionellabacterie
loert?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Sinds wanneer is het u bekend dat uit onderzoek is gebleken dat er 81 afvalwaterzuiveringsinstallaties
zijn met een «verhoogd risico», hetgeen wil zeggen dat legionellaverspreiding hier
«aannemelijk tot zeer aannemelijk» is? Wat heeft u sindsdien met die informatie gedaan?
Antwoord 2
Ik ben hiermee bekend sinds het RIVM hierover een rapport heeft uitgebracht, getiteld
Inventarisatie van legionellarisico’s bij afvalwaterzuiveringsinstallaties (RIVM Briefrapport 2019–0061). Ik heb het rapport – met de Adviesbrief van het Deskundigenberaad
– bij brief van 13 juni 2019 aan u toegezonden (Kamerstuk 27 625, nr. 472). In de brief heb ik vermeld welke acties onder meer door de bevoegde gezagen worden
uitgevoerd naar aanleiding van het rapport. Daarnaast is medio 2019 vanuit mijn ministerie
een brief over de uitoefening van toezicht aan de omgevingsdiensten gestuurd, met
afschrift aan IPO en VNG.
Overigens is sinds het uitbrengen van het rapport één afvalwaterzuiverings-installatie
met verhoogde risicofactoren, die tijdens het onderzoek nog in aanbouw was, in gebruik
genomen. Daarmee is het aantal afvalwaterzuiveringsinstallaties met een verhoogd risico
nu 82.
Vraag 3
Kunt u aangeven welke instanties bij de genoemde 81 locaties verantwoordelijk zijn
voor het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften en de handhaving daarvan?
Antwoord 3
De verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving ligt op grond van de Wet milieubeheer
(en de toekomstige Omgevingswet) bij de gemeente dan wel de provincie, afhankelijk
van de kenmerken van de installatie. Toezicht, handhaving en vergunningverlening worden
in hun opdracht uitgevoerd door de omgevingsdiensten.
Vraag 4
Kunt u tevens aangeven wat deze instanties sinds september 2018 aan handhaving op
de betrokken locaties gedaan hebben?
Antwoord 4
Afhankelijk van de situatie omtrent de afvalwaterzuivering (alleen risicovol, of risicovol
met aanwezigheid van legionella) zijn bedrijven verzocht om maatregelen te nemen om
verspreiding van legionella tegen te gaan. Of daadwerkelijk sprake is van handhaving
indien bedrijven niet vrijwillig overgaan tot het nemen van maatregelen is niet bekend,
omdat Omgevingsdienst NL geen zicht heeft op de acties die elke individuele omgevingsdienst
heeft genomen.
Vraag 5
Kunt u aangeven in welke installaties de gevaarlijke bacterie inmiddels daadwerkelijk
is aangetroffen en of aldaar onmiddellijk maatregelen zijn genomen?
Antwoord 5
Na afronding van de landelijke inventarisatie waren er 20 installaties bekend waar
legionella in is aangetroffen. Dit betrof zowel afvalwaterzuiveringen bij bedrijven
als rioolwaterzuiveringen van de waterkwaliteitsbeheerders. Recent is er nog een zuivering
bijgekomen waar inmiddels ook legionella in is aangetroffen. Kortom, het aantal zuiveringen
met legionella is geen statisch aantal. Voor Noord-Brabant kan gemeld worden dat bij
alle besmette zuiveringen maatregelen zijn genomen om verspreiding via de lucht te
voorkomen, dan wel het verspreidingsrisico te verlagen door het treffen van andere
maatregelen.
Vraag 6
Deelt u de visie van de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN), dat privacywetgeving
niet zou toestaan dat alle risicolocaties openbaar gemaakt worden? Zo ja, waar baseert
de ODBN zich juridisch op? Zo nee, bent u bereid die locaties wel openbaar bekend
te maken?
Antwoord 6
In het artikel in De Gelderlander staat dat de ODBN de locaties niet openbaar wilde
maken vanwege de privacywetgeving. Dit is onjuist. De ODBN geeft aan, aan de journalist
te hebben laten weten dat de ODBN de locaties niet openbaar maakt omdat het besluit
tot openbaarmaking bij het bevoegd gezag ligt: de provincies en gemeenten. Ik onderschrijf
dit standpunt.
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat er nauw wordt samengewerkt tussen de bevoegde gezagen, de omgevingsdiensten,
het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Kunt u aangeven
wie deze samenwerking coördineert en wat het resultaat van die samenwerking is?
Antwoord 7
Er is de afgelopen tijd op initiatief van Omgevingsdienst NL overleg geweest, waarbij
onder meer de omgevingsdiensten, IPO, VNG, Infomil en het Ministerie van IenW zijn
uitgenodigd. Dit heeft tot nu toe geresulteerd in concepten voor model-brieven en
model-voorschriften, die door de omgevingsdiensten kunnen worden gebruikt om betreffende
bedrijven aan te schrijven. Daarnaast zijn tijdens het overleg veel ervaringen en
gegevens uitgewisseld, die relevant zijn voor het uitoefenen van toezicht en handhaving.
Vraag 8
Kunt u aangeven of de betrokken bedrijven hun werknemers op de hoogte hebben gesteld
van de risico’s die zij kunnen lopen?
Antwoord 8
Of, en zo ja, welke bedrijven hun werknemers op de hoogte hebben gesteld van de risico’s
die zij kunnen lopen, is een verantwoordelijkheid van de betreffende bedrijven. Op
basis van de Arbowet is de werkgever verplicht om ervoor te zorgen dat de werknemers
doeltreffend worden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden
risico’s, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico’s te voorkomen
of te beperken. De Inspectie SZW is toezichthouder. Dat toezicht is gericht op de
naleving van de wet- en regelgeving over arbeidsomstandigheden.
Vraag 9
Heeft u de overtuiging dat de betrokken bedrijven hun eigen verantwoordelijkheid serieus
nemen om nadelige gevolgen voor de volksgezondheid zoveel mogelijk te voorkomen of
beperken? Waarop baseert u uw antwoord?
Antwoord 9
Op basis van het eerdergenoemde overleg met onder meer de Omgevingsdiensten, is de
inschatting dat de meeste bedrijven hun verantwoordelijkheid serieus nemen. Dit bleek
ook uit het eerdergenoemde RIVM-rapport, waarin vermeld is dat ruim de helft van de
bedrijven ten tijde van het uitbrengen van het rapport al preventieve maatregelen
had genomen of daartoe voorbereidingen had getroffen. Tevens vinden er op initiatief
van diverse brancheverenigingen gesprekken plaats waaruit naar voren komt dat het
bedrijfsleven nader onderzoek wil doen naar passende maatregelen die effectief zijn
om verspreiding van legionella te voorkomen.
Vraag 10
Herinnert u zich dat u eerder heeft aangegeven dat nieuwe problemen voor volksgezondheid
en milieu als gevolg van het zuiveren van afvalwater vanzelfsprekend waar mogelijk
voorkomen moeten worden? Hebben de bedrijven die verantwoordelijk zijn voor de bedoelde
81 locaties zich voldoende vergewist van hun eigen verantwoordelijkheid?
Antwoord 10
Ja, dat heb ik aangegeven in antwoord op eerdere Kamervragen (Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 315). Ik reken erop dat, waar dat nodig is, de omgevingsdiensten – namens de betreffende
bevoegde gezagen – wettelijke bevoegdheden inzetten om de bedrijven te bewegen tot
het nemen van preventieve maatregelen. Naar mijn oordeel pakken ook de bevoegde gezagen
hun verantwoordelijkheid goed op.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.