Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Weverling over de Europese investeringstoets en Chinees investeringsgedrag op de EU-markt
Vragen van het lid Weverling (VVD) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de Europese investeringstoets en Chinees investeringsgedrag op de EU-markt (ingezonden 30 oktober 2019).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking), mede
namens de ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Justitie en Veiligheid
(ontvangen 20 december 2019).
Vraag 1
Kunt u zich herinneren dat u de Kamer meedeelde dat op dit moment op interdepartementaal
niveau aan een generieke investeringstoets wordt gewerkt, als gevolg van de EU-verordening
inzake het ontwikkelen van een raamwerk voor het screenen van buitenlandse investeringen
in de EU (2019/452/EU)? Wat is hier de stand van zaken van? En wordt in iedere lidstaat
nu een nationaal contactpunt ingericht?1
Antwoord 1
De ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Justitie en Veiligheid hebben
uw kamer op 11 november 2019 geïnformeerd over de voorgenomen investeringstoets op
risico’s voor de nationale veiligheid, en de implementatie van de Europese FDI-screeningsverordening.2 De Europese verordening vereist van iedere lidstaat de inrichting van een nationaal
contactpunt met het oog op het verzamelen, aggregeren en uitwisselen van vertrouwelijke
informatie tussen de lidstaten onderling en met de Europese Commissie.
Vraag 2
Hebt u kennisgenomen van het onderzoeksrapport «Beyond Investment Screening: Expanding
Europe’s toolbox to address economic risks from Chinese state capitalism»?3 Zo ja, hoe beoordeelt u dit rapport?
Antwoord 2
Ik heb kennisgenomen van dit rapport. Zonder op ieder detail uit het rapport in te
gaan, verwelkom ik elke analyse die kan bijdragen aan de discussie over de wijze waarop
economische veiligheid gewaarborgd kan worden.
Vraag 3
Deelt u de in dit rapport geuite kritiek dat de huidige investeringstoets vooral gericht
is op het beoordelen van investeringen die de (Europese of nationale) veiligheid of
openbare orde raken, en niet, zoals in Canada, op investeringen die wellicht grote
impact hebben op de Europese innovatie- en concurrentiekracht?4
Antwoord 3
Het kabinet deelt deze kritiek niet. De Nederlandse keuze voor het inrichten van een
investeringstoets op nationale veiligheid is louter ingegeven door overwegingen van
nationale veiligheid. Andere overwegingen horen niet thuis in een dergelijke investeringstoets,
hiervoor zijn andere instrumenten beschikbaar. Zo wordt in het kader van de toetsing
van overnames en fusies door mededingingsautoriteiten gekeken of de overname leidt
tot een significante beperking van de mededinging.
Vraag 4
Beschikt de Europese Commissie thans over voldoende capaciteit om onderzoek te doen
naar Chinese investeringen, hun herkomst (bijvoorbeeld de aanwezigheid van staatssteun)
en hun reikwijdte?
Antwoord 4
De Europese FDI-screeningsverordening voorziet in een systeem van informatiedeling
en uitwisseling tussen lidstaten onderling en met de Europese Commissie. De verantwoordelijkheid
om maatregelen te treffen ter borging van de nationale veiligheid en het daarmee samenhangende
onderzoek van directe investeringen uit derde landen, berust bij de lidstaten en niet
bij de Europese Commissie. De Europese Commissie kan wel op grond van bij de Commissie
beschikbare informatie adviezen verstrekken aan de lidstaten die dergelijke directe
investeringen toetsen op risico’s voor nationale veiligheid.
Vraag 5
Hoe staat u tegenover het voorstel om het Directoraat-generaal Handel van de Europese
Commissie de bevoegdheid te geven om, bijvoorbeeld ten aanzien van Chinese activiteiten
met staatssteun, zelfstandig onderzoek te doen en de bewijslast te leggen bij Chinese
bedrijven die op de EU-markt actief willen zijn?
Antwoord 5
De Europese Commissie is in het kader van het handelspolitieke instrumentarium reeds
bevoegd om een onderzoek in te stellen naar staatssteun van derde landen die de invoer
van goederen uit deze landen bevordert en waardoor er negatieve gevolgen voor de mededinging
op de interne markt optreden (zie in dit verband Verordening (EU) 2016/1037 van het
Europees parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer
met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie). Tegelijkertijd
kan het bestaande instrumentarium mogelijk verbeterd of aangevuld worden of kunnen
mogelijk nieuwe instrumenten tot stand komen, zoals de kamerbrief «Kabinetspositie
Europese Concurrentiekracht»5 ook aangeeft.
Vraag 6
Welke mogelijkheden ziet u om, als vervolgstap na de investeringstoets, meer coördinatie
op EU-niveau tegen (riskante of marktverstorende) Chinese investeringen te bewerkstelligen?
Antwoord 6
Voor zover investeringen uit derde landen een risico met zich mee kunnen brengen voor
de openbare veiligheid of openbare orde in de EU-lidstaten voorziet de Europese FDI-screeningsverordening
al in een systeem van informatiedeling en uitwisseling tussen lidstaten onderling
en met de Europese Commissie, waardoor de coördinatie op Europees niveau wordt bewerkstelligd.
De verordening is pas in oktober 2020 volledig van toepassing en zal zich in de praktijk
nog moeten bewijzen. De verordening wordt geëvalueerd uiterlijk drie jaar na het volledig
van toepassing worden. Deze evaluatie kan gebruikt worden om te beoordelen of verdergaande
stappen nodig zijn.
Voor zover het gaat om marktverstorende investeringen uit derde landen verwijs ik
naar de inzet van het kabinet zoals verwoord in de kamerbrief «Kabinetspositie Europese
Concurrentiekracht», waarin is aangegeven dat de Europese Unie niet naïef moet zijn
als het gaat om oneerlijke concurrentie vanuit derde landen. Het is daarom belangrijk
dat de EU haar marktmacht beter inzet om met nieuwe en bestaande instrumenten een
gelijk speelveld in de handel met derde landen af te dwingen en om zo de voordelen
van een open markt volledig te kunnen benutten. In deze Kamerbrief heeft het kabinet
ook aangegeven te willen verkennen in hoeverre aanpassingen van onderdelen van het
EU-mededingings- en staatssteunkader kunnen leiden tot een gelijker speelveld, zowel
binnen als buiten de EU. U bent over deze verkenning bij brief van 2 december 2019
geïnformeerd.6
Vraag 7
Wanneer vindt de evaluatie van de richtlijn betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten
plaats, zoals aangekondigd in artikel 92 van de richtlijn (2014/24/EU)? Ziet u aanleiding
om de Europese Commissie op te roepen bij het evalueren van de economische gevolgen
voor de interne markt ook zaken als staatssteun mee te nemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Ik verwijs naar het antwoord op de gelijkluidende vraag die is gesteld in het kader
van het schriftelijk overleg over de Raad voor Concurrentievermogen (Kamerstuk 21 501-30, nr. 469). Het is op dit moment nog niet bekend wanneer deze evaluatie plaats zal vinden en
wat de reikwijdte hiervan zal zijn. De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
zal uw Kamer hier te zijner tijd over informeren.
Vraag 8
Deelt u tot slot de mening dat marktverstoringen door Chinese investeringen niet alleen
in de EU, maar ook op derde markten aangepakt dienen te worden, bijvoorbeeld in OESO(/DAC)-verband?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zoals aangegeven in de Beleidsnota Nederland-China, is het kabinet van mening dat
oneerlijke handelspraktijken in eerste instantie dienen te worden aangepakt door internationale
druk op China uit te oefenen. Dit kan via de WTO, de EU en in samenwerking met gelijkgezinde
landen. Het kabinet staat verder achter striktere handhaving en sterker uitdragen
van bestaande standaarden en normen, zoals OESO-standaarden met betrekking tot anti-corruptie,
staatsbedrijven, maatschappelijk verantwoord ondernemen, en Europese regelgeving op
het gebied van data, privacy en productveiligheid. Wat Nederland betreft, dient China
zich als verantwoordelijke speler eveneens aan deze afspraken te conformeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.