Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Kuiken over de structurele problemen in de jeugdzorg
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de structurele problemen in de jeugdzorg (ingezonden 26 november 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 18 december
2019).
Vraag 1
Deelt u de mening dat de problemen in de jeugdzorg inmiddels zo acuut en structureel
zijn dat men niet meer kan spreken van incidentele problemen, maar een falend systeem?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1
Iedere dag werken professionals, gemeenten en aanbieders samen om de jeugdhulp steeds
beter te maken. Er gaan veel dingen goed maar helaas gaan er ook dingen minder goed.
Er zijn meer kinderen in beeld, minder uithuisplaatsingen, minder kinderen die zijn
aangewezen op zware residentiële zorg, en meer kinderen die in een gezinssetting worden
opgevangen. Maar we zien ook dat de regionale samenwerking in sommige regio’s te wensen
overlaat en dat sommige kinderen met complexe problemen te lang moeten wachten op
een passende behandeling. Op 7 november jl. hebben de Minister voor Rechtsbescherming
en ik uw Kamer geïnformeerd over onze voornemens om te komen tot een betere organisatie
van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering1. Een niet vrijblijvende manier van (boven-) regionaal samenwerken van gemeenten is
nodig om de continuïteit van specifieke vormen van jeugdhulp, jeugdbescherming en
jeugdreclassering te borgen.
Vraag 2
Kunt u zich inbeelden dat ouders van kinderen die als laatste redmiddel voor ontbrekende
zorg voor hun kind bij een verantwoordelijke wethouder aankloppen en worden afgescheept
met de redenering dat hun situatie een uitzondering is ten einde raad zijn?2 Welke boodschap wilt u deze ouders en kinderen geven? Is er iets dat zij hadden moeten
doen om deze ernstige situatie te voorkomen volgens u?
Antwoord 2
Kinderen die hulp nodig hebben, moeten deze ook krijgen. Dat staat voorop. Het kan
voorkomen dat een situatie complex is en dat een passende oplossing niet tijdig voorhanden
is. Dat is moeilijk, vooral voor het kind en de ouders. Het is goed dat de ouders
bij de wethouder hebben aangeklopt, de gemeente is als eerste verantwoordelijk. Als
het niet lukt om passende hulp te organiseren, kunnen de wethouder en het lokale team
contact opnemen met het regionale expertteam. Het Ondersteuningsteam Zorg voor de
Jeugd (OZJ) kan dit regionale expertteam ondersteunen. Als het het regionale expertteam
zelf niet lukt om een complexe zorgvraag op te lossen, kan er ook naar het OZJ worden
opgeschaald. Wanneer de ouders geen passende hulp hebben gevonden bij de hiervoor
genoemde instanties kunnen zij zelf contact opnemen met het team complexe casuïstiek
van het Ministerie van VWS.
Vraag 3 en 4
Bent nu nog steeds van mening dat jeugdzorgaanbieders over voldoende middelen en manieren
beschikken om te lage tarieven aan te vechten en te veranderen? Zo ja, waarom is er
wekelijks een instelling die dreigt om te vallen of daadwerkelijk failliet gaat vanwege
tarieven die niet kostendekkend zijn?3
Bent u bereid direct actie te ondernemen om reële tarieven voor zorg te garanderen
zodat instellingen niet failliet gaan en kinderen die zeer specialistische hulp nodig
hebben deze hulp blijven krijgen?
Antwoord 3 en 4
Het kabinet heeft bij Voorjaarsnota extra geld uitgetrokken voor de uitvoering van
de Jeugdwet: € 420 miljoen in 2019, € 300 miljoen in 2020 en € 300 miljoen in 2021.4 We onderzoeken volgend jaar of gemeenten structureel (na 2021) extra middelen nodig
hebben voor de uitvoering van de Jeugdwet. Rijk en VNG hebben dit voorjaar ook geconcludeerd
dat -naast het extra geld- ook een betere organisatie van het jeugdstelsel nodig is
om de beloften van de Jeugdwet te kunnen inlossen. Op 7 november jl. hebben de Minister
voor Rechtsbescherming en ik uw Kamer geïnformeerd over onze voornemens om te komen
tot een betere organisatie van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering5. Een niet vrijblijvende manier van (boven-) regionaal samenwerken van gemeenten is
nodig om de continuïteit van specifieke vormen van jeugdhulp, jeugdbescherming en
jeugdreclassering te borgen. Daarnaast werk ik de komende tijd aan een wetswijziging
die het mogelijk maakt een AMvB reële prijs te treffen.
Het is mij bekend dat de financiële situatie van bepaalde (boven)regionale specialistische
jeugdhulpaanbieders zorgelijk is. Tarieven zijn één van de factoren die hierbij een
rol spelen. Ik heb uw Kamer op 7 november jl. laten weten dat ik in de Jeugdwet, net
zoals dat voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 al geldt, een artikel
opneem op grond waarvan bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels kunnen worden
gesteld ten aanzien van de «reële prijzen» die gemeenten ingevolge artikel 2.12 van
de Jeugdwet met aanbieders moeten afspreken. Tegelijkertijd werken we aan de AMvB
zelf, waarbij we ook de ervaringen met de AMvB voor de Wmo 2015 zullen meenemen. De
AMvB zal in ieder geval een verplichting tot indexatie bevatten.
Vraag 5 en 6
Kunt u een tijdspad aangeven voor wanneer gemeenten duidelijkheid krijgen over hoe
de zorg in de toekomst georganiseerd dient te worden?
Deelt u de mening dat het uiterst onwenselijk is dat gemeenten nu plannen ter verbetering
van de jeugdzorg in de koelkast zetten omdat zij niet weten waar zij aan toe zijn?6
Antwoord 5 en 6
Gemeenten moeten passende en tijdige jeugdhulp voor hun jeugdigen organiseren, zo
thuis mogelijk. Wanneer het schaalniveau van een gemeente hiervoor te klein is, moeten
we afspreken hoe we dat dan wel (boven)regionaal gaan organiseren en de taak in gezamenlijkheid
uitvoeren. Belangrijk is om niet te wachten tot de wet is gewijzigd, maar ook vooral
aan de slag te gaan met het verbeteren van de jeugdhulp. Zoals toegezegd tijdens het
WGO van 18 november jl., kom ik begin maart 2020 met een plan hoe we de organisatie
van de jeugdhulp willen verbeteren op korte en langere termijn.
Vraag 7
Bent u het eens met de stelling dat deze situatie voorkomen had kunnen worden als
u eerst duidelijke plannen had geformuleerd en deze met de Vereniging Nederlandse
Gemeenten (VNG) en Tweede Kamer had besproken, voordat u NRC Handelsblad vroeg een
stuk te schrijven over uw plannen?
Antwoord 7
Zoals aangegeven bij mijn antwoorden op vragen 3 en 4 is er in het voorjaar extra
geld beschikbaar gesteld, waarbij ook is geconstateerd dat alleen geld niet de oplossing
is, maar dat ook inhoudelijke afspraken gemaakt moeten worden over hoe we het jeugdhulpstelsel
effectiever en beter kunnen maken: een nadere ordening van het jeugdhulplandschap.
De inhoud van de brief van 7 november is een vervolgstap op eerder aangekondigde plannen.
Daarover is overigens ook steeds overleg gevoerd met een vertegenwoordiging van de
VNG en dat blijf ik ook de komende tijd doen. Ook heb ik veelvuldig contact met (groepen)
wethouders van individuele gemeenten om oplossingsrichtingen te bespreken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.