Schriftelijke vragen : Burgerslachtoffers door Nederlands optreden in de strijd tegen Islamitische Staat
Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de Minister-President en de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over burgerslachtoffers door Nederlands optreden in de strijd tegen Islamitische Staat (ingezonden 12 december 2019).
Vraag 1
Op welk moment is de Minister-President geïnformeerd dat er (mogelijk) burgerslachtoffers
zijn gevallen bij een Nederlands bombardement op Hawija op 3 juni 2015? Door wie en
hoe is toen wat verteld? Indien hem nooit iets is verteld over (mogelijk) burgerslachtoffers
bij deze aanval, of hij zich dat niet actief of passief kan herinneren, wanneer was
dan het eerste moment dat hij kennis nam van de mogelijk zeventig burgerslachtoffers
als gevolg van het Nederlandse bombardement?
Vraag 2
Wanneer is de Minister van Buitenlandse Zaken geïnformeerd dat er (mogelijk) burgerslachtoffers
zijn gevallen bij een Nederlands bombardement op Hawija op 3 juni 2015? Waarom wordt
de Minister van Buitenlandse Zaken op 1 juli 2015 door zijn directeur-generaal geïnformeerd
over «collateral damage» als gevolg van een secundaire explosie? Is hij daar voor
het eerst op de hoogte gesteld van (mogelijke) burgerslachtoffers als gevolg van een
Nederlands bombardement 3 juni 2015 in Hawija?
Vraag 3
Is de Minister-President op of na 26 mei 2015 (na bespreking in de stuurgroep Missies
en Operaties dat eigen onderzoek naar het bombardement in Hawija was afgerond, dat
er nog Openbaar Ministerie (OM)-onderzoek gaande was, als ook dat het Centcom-onderzoek
en Defensie-onderzoek secundaire explosie met waarschijnlijk burgerslachtoffers hadden
geconstateerd) geïnformeerd over besprokene in de stuurgroep Misses en Operaties (SMO)?
Zo ja, door wie? Zo nee, waarom niet?
Vraag 4
Is de Minister van Buitenlandse Zaken op of na 26 mei 2015 (na bespreking in de stuurgroep
Missies en Operaties dat eigen onderzoek naar het bombardement in Hawija was afgerond,
dat er nog OM-onderzoek gaande was, als ook dat het Centcom-onderzoek en Defensie-onderzoek
secundaire explosie met waarschijnlijk burgerslachtoffers hadden geconstateerd) geïnformeerd
over besprokene in de SMO? Zo ja, door wie en zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Gelet op het feit dat de voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de
strijd tegen ISIS van 13 april 2018, waarin de Kamer is geïnformeerd over de uitkomsten
van de onderzoeken van het OM naar gevallen waarbij er mogelijk sprake was van burgerslachtoffers
ten gevolge van Nederlandse wapeninzet, is behandeld in de Raad Veiligheid en Inlichtingen
(RVI) van 10 april 2018 en vervolgens doorgeleid naar de eerstvolgende ministerraad,
is hierbij gesproken over (mogelijke) burgerslachtoffers? Zo nee, waarom niet? Wie
waren allemaal aanwezig bij dit overleg? Is in de eerstvolgende ministerraad gesproken
over burgerslachtoffers? Wie waren allemaal aanwezig bij dit overleg?1
Vraag 6
Was de Minister-President in april 2018 op de hoogte van het incident in Hawija, toen
hij tijdens zijn wekelijkse persconferentie sprak over afronding van van het OM-onderzoek
naar burgerslachtoffers? Zo nee, wat wist de Minister-President toen wel?
Vraag 7
Heeft de Commandant der Strijdkrachten de beelden van het bombardement in Hawaija
op 3 juni 2015 gezien? Zo ja, wanneer heeft hij daar voor het eerst over gesproken
met de Minister van Defensie? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Wie hebben de beelden van het bombardement met secundaire explosie gezien? Is daarover
met de Minister van Defensie gesproken? Met wie is daarover gecommuniceerd? Is daarover
gesproken in de DVI?
Vraag 9
Wat was de exacte aanleiding en achtergrond van de vraag van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken in de dagen na het bombardement over burgerslachtoffers in Irak aan het International
Committee for the Red Cross (ICRC)?
Vraag 10
Bent u ermee bekend dat het ICRC de ambassade in Bagdad in augustus 2015 een vertrouwelijke
lijst van onbevestigde gevallen van burgerslachtoffers in Irak meldt en dat in een
van die gevallen melding wordt gemaakt van een aanval in Hawija op 4 juni 2015 waarbij
naar verluidt 170 burgers waren gedood? Wat heeft u met deze informatie gedaan? Hoe
kan het dat deze informatie niet met de Tweede Kamer is gedeeld?
Vraag 11
Is het OM, zoals eerder toegezegd, gevraagd de onderzoeken naar de aanval op Hawija
openbaar te maken? Zo nee, wanneer wordt dat gedaan?
Vraag 12
Kunnen de afspraken zoals vastgelegd in het protocol over communicatie over burgerslachtoffers,
waar tijdens het debat vorige maand aan is gerefereerd, met de Kamer worden gedeeld?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 13
Wanneer en hoe is de Kamer voor het eerst geïnformeerd over dit protocol over communicatie
over burgerslachtoffers? Gold dit protocol ook tijdens eerdere oorlogen? Zo ja, waaruit
blijkt dat? Zo nee, waarom niet?
Vraag 14
Welke stappen zijn ondernomen om nabestaanden van burgerslachtoffers te bereiken?
Indien nog steeds geen stappen zijn ondernomen, wanneer gebeurt dat dan?
Vraag 15
Hoe kunnen slachtoffers in aanmerking komen voor gerechtigheid en/of schadevergoeding?
Als dit niet kan, waarom niet?
Vraag 16
Klopt het dat (een deel van) het Centcom-rapport over de aanval op Mosul waarbij vier
doden zijn gevallen openbaar is gemaakt? Zo ja, waarom blijkt dat in dit geval wel
mogelijk?
Vraag 17
Wilt u pleiten voor en informeren naar de mogelijkheden voor het vrijgeven van voor
Nederland relevante Centcom-rapporten?
Vraag 18
Als er nu kennelijk geen gevaar meer is om locatie en datum van de aanvallen in Hawija
en Mosul vrij te geven, waarom kan dat dan niet voor de andere aanvallen worden gedaan?
Waarom zou het bezwaarlijk zijn informatie over andere aanvallen openbaar te maken?
Vraag 19
Kan, aangezien de inlichtingen niet deugden, aangegeven worden op basis van wat voor
soort informatie in Mosul is overgegaan op bombarderen in september 2015? Is er enkel
gebombardeerd omdat er een patroon zichtbaar was dat ook elders bij IS-activiteit
is waargenomen? Was er ook enig positief bewijs van IS-activiteit bij dit doel?
Vraag 20
Bent u ermee bekend dat door Lex Runderkamp (NOS) die Hawaja bezocht, een anonieme
bron wordt opgevoerd die aangeeft melding te hebben gemaakt van het gegeven dat vluchtelingenfamilies
aanwezig waren rondom de munitiefabriek en dat extra vrachtwagens met munitie naar
binnen waren gereden? Kan de Minister van Defensie aangeven of er al onderzoek is
gedaan naar het feit dat deze informatie gedeeld zou zijn met de Iraakse autoriteiten?
Is gepoogd contact te krijgen met deze anonieme bron? Zo nee, waarom niet? Heeft het
ministerie contact gezocht met Centcom en de Iraakse autoriteiten of het klopt wat
de bron aangeeft? In welke mate kunt u aangeven, als dat niet is gebeurd, waarom niet?
Vraag 21
Als Nederland op basis van onvolledige informatie en dus op de niet verkregen informatie
gehandeld heeft, kunt u dit dan delen met de Kamer? Zo nee waarom niet? En indien
sprake is van vertrouwelijke informatie, kan deze dan vertrouwelijk gedeeld worden?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 22
Heeft de Minister van Defensie inzage gehad in het rapport van het OM en in welke
mate staat in het rapport iets vermeld over de inlichtingen op basis waarvan het besluit
is genomen dat een aanval mogelijk is?
Vraag 23
Aangezien het kabinet aangeeft niet over het besluit van het OM te gaan om nader onderzoek
te doen en of rapporten vrijgegeven kunnen worden, kan de Minister van Defensie aangeven
of het Ministerie van Defensie het OM-rapport wel heeft ontvangen en of er bezwaren
zijn aangegeven door het OM voor het openbaar maken van het rapport wat gedeeld is
het met ministerie? Zo nee, waarom zou de Kamer deze informatie, die aan het ministerie
wel is toegekomen, niet (eventueel vertrouwelijk) kunnen inzien?
Vraag 24
Kunt u aangeven (uitgebreid) wat de werkwijze is van het OM die onderzoek doet naar
wapeninzet van Defensie en wat de grondslag is van het OM voor het doen van vervolgonderzoek
of onderzoek naar de toedracht van burgerslachtoffers?
Vraag 25
Herinnert u zich de volgende passage in de brief van het kabinet van 25 november 2018:
«Het AAR werd op 3 juni 2015 gedeeld met de hulpofficier van Justitie (KMar-medewerker)
ter plaatse. Dit AAR is op 29 juni 2015 door het OM in Nederland ontvangen. In dit
rapport werd enkel melding gemaakt van aanzienlijke schade aan diverse gebouwen, waardoor
het destijds voor het OM geen aanleiding gaf tot het instellen van nader onderzoek»?
Kunt u aangeven in welke mate, aangezien gedeeltelijk wordt geciteerd uit het rapport,
het OM opmerkt dat ze vermoedens hebben van burgerslachtoffers, maar dit niet op dat
moment verder kunnen onderzoeken?2
Vraag 26
Kan de Minister van Defensie uiteenzetten wat de kabinetsprocedures zijn bij mogelijke
burgerslachtoffers en op welke wijze informatieoverdracht en -procedures werken tussen
andere bewindspersonen en de Minister?
Vraag 27
Kunt u specifiek aangeven wat het verschil is met de werkwijze en procedure van 2015
en de wijzigingen zoals doorgevoerd en de huidige werkwijze van het kabinet?
Indieners
-
Gericht aan
M. (Mark) Rutte, minister-president -
Gericht aan
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie -
Gericht aan
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Indiener
S. Karabulut, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.