Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Van Toorenburg over misstanden bij adopties en de betrokkenheid en wetenschap van de Nederlandse overheid
Vragen van de leden Van Nispen (SP) en Van Toorenburg (CDA) aan de Minister voor Rechtsbescherming over misstanden bij adopties en de betrokkenheid en wetenschap van de Nederlandse overheid (ingezonden 15 november 2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 9 december 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Nieuwsuur waar uit blijkt dat er waarschijnlijk
veel mis is (geweest) met adopties vanuit landen als India en China en dat de Nederlandse
overheid wetenschap had van deze misstanden?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Ziet u ook dat de zaken die inmiddels aanleiding zijn tot het onderzoek door de commissie
Joustra en die in de uitzending van Nieuwsuur worden aangehaald haast niet op zichzelf
kunnen staan en dat het er alle schijn van heeft dat de ministeries van Buitenlandse
Zaken en van Justitie en Veiligheid tekort geschoten hebben in de bescherming van
kinderen tegen illegale adoptie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Bij brief van 6 december 2018 heb ik aangekondigd een commissie te zullen instellen
die onderzoek doet naar mogelijke misstanden bij interlandelijke adopties in het verleden.2 In mijn brief van 25 april jongstleden, heb ik de onderzoeksopdracht toegelicht.3 De Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het verleden (COIA) is op 1 mei
2019 met haar onderzoek begonnen. Ik hecht eraan de bevindingen van de COIA af te
wachten alvorens uitspraken te kunnen doen over hetgeen in de vraagstelling wordt
aangegeven.
Vraag 3
Deelt u de mening dat geadopteerden er recht op hebben om te weten hoe hun adoptie
precies verlopen is, waar ze precies vandaan komen en wie hun echte ouders zijn? Zo
ja, bent u bereid om hen daadwerkelijk bij te staan in de zoektocht naar hun herkomst,
juist ook vanwege de betrokkenheid, verantwoordelijkheid of zelfs het mogelijk tekortschieten
van de Nederlandse overheid?
Antwoord 3
Personen die als kind uit het buitenland zijn geadopteerd moeten hun afstammingsinformatie
kunnen achterhalen. Ik realiseer mij dat zij hierbij problemen kunnen ondervinden.
In mijn brief «voortgang adoptie en ouderschap» die ik gelijktijdig met deze antwoorden
aan uw Kamer heb gestuurd, heb ik toegelicht op welke wijze ik geadopteerden die zoeken
naar hun afkomst wil ondersteunen.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het onderzoek dat al loopt naar de rol en verantwoordelijkheid
van de Nederlandse overheid bij adopties in het verleden (commissie Joustra) moet
worden verbreed zodat voor eens en altijd duidelijk wordt wat wel en niet goed is
gegaan? Bent u bereid zeker ook China en India, maar bijvoorbeeld ook Haïti, mee te
laten nemen in het onderzoek? Zo nee, waarom niet?4
Antwoord 4
Door in het instellingsbesluit de COIA de bevoegdheid te geven haar onderzoek te verbreden
indien zij daartoe aanleiding ziet, heb ik gevolg gegeven aan de oproep die uw Kamer
deed tijdens het Algemeen Overleg personen- en familierecht op 24 januari 2019. De
COIA heeft mij laten weten systeemonderzoek uit te voeren, waarbij het adoptiestelsel
en de verschillende rollen en verantwoordelijkheden worden onderzocht. De landen die
in de onderzoeksopdracht zijn opgenomen dienen als voorbeeld, mede ter onderbouwing
van algemene stellingen of te onderzoeken patronen. Dit betekent dat de COIA in algemene
zin bevindingen kan doen die ook betrekking kunnen hebben op landen die niet als vertrekpunt
zijn aangemerkt. De COIA maakt een eigenstandige afweging over de meerwaarde van het
betrekken van andere landen.
Vraag 5
Wat is uw reactie op de stelling dat de Nederlandse overheid minder zou moeten vertrouwen
op de informatie uit andere landen en juist moet zorgen voor beter eigen toezicht,
en als niet gegarandeerd kan worden dat de juiste en volledige informatie traceerbaar
is, de adoptie gewoon niet doorgaat?
Antwoord 5
De Centrale autoriteit internationale kinderaangelegenheden (Ca) beoordeelt altijd
de informatie die een zendend land aanlevert alvorens zij goedkeuring geeft aan een
voorgenomen adoptie. Indien er onvoldoende vertrouwen bestaat in de door zendende
landen aangeleverde informatie, weigert de Ca haar toestemming. Daarnaast voert de
Ca een actief internationaal beleid, om zo na te gaan of de zendende landen voldoen
aan de normen van het Haags Adoptieverdrag.
Daarnaast heb ik bij brief van 18 januari jl. een aantal maatregelen aangekondigd
waarmee wordt beoogd dat de Ca beter zicht krijgt op de handelwijze van de zendende
landen. Middels wijzigingen in de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka)
breid ik de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Ca uit. De Ca krijgt onder
andere de mogelijkheid om de samenwerking met landen te beëindigen. Ten behoeve hiervan
stel ik een normenkader op. Met het normenkader krijgt de Ca een belangrijk instrument
in handen om systematisch te controleren of een land voldoet aan de uitgangspunten
van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind, het Haags Adoptieverdrag
en de Nederlandse wet- en regelgeving. Daarnaast krijgt de Ca een wettelijke aanwijzingsbevoegdheid
en de mogelijkheid om de vergunning van een vergunninghouder voor een periode op te
schorten als daartoe aanleiding bestaat. Hiermee kan steviger worden ingegrepen als
sprake is van onwenselijke situaties. De wijzigingen van de Wobka en het normenkader
zullen naar verwachting in het voorjaar van 2020 in consultatie worden gebracht.
Vraag 6
Welke mogelijkheden zijn er volgens u om toezicht te houden op adopties uit China
en te garanderen dat dergelijke adopties zuiver en correct zijn op basis van de juiste
informatie? Vindt u adopties uit China nog steeds verantwoord? Kunt u bij de beantwoording
van deze vraag ook meer specifiek aandacht besteden aan de kwetsbare groep «special
need»-kinderen?
Antwoord 6
De Ca heeft de afgelopen jaren regelmatig werkbezoeken afgelegd aan China, waarbij
niet alleen gesproken wordt met de Chinese autoriteiten maar ook met andere relevante
partijen die kijk hebben op het Chinese kinderbeschermingssysteem. In deze gesprekken
wordt stilgestaan bij de wijze waarop China invulling geeft aan de uitgangspunten
van het Haags Adoptieverdrag. Door regelmatig in gesprek te gaan met relevante partijen
betrokken bij de adoptieprocedures in China, ontstaat er een goed beeld van het Chinese
kinderbeschermingsstelsel, inclusief het adoptiesysteem. Er is op basis van de werkbezoeken
geen aanleiding te veronderstellen dat China niet voldoet aan de uitgangspunten van
het Haags adoptieverdrag.
De Ca bekijkt daarnaast kritisch of de aspirant-adoptiefouders niet overvraagd zullen
worden gelet op de bijzondere zorgbehoeften van het kind. Als er geen goede match
bestaat tussen adoptiefouder en kind, zal de Ca geen toestemming verlenen. Het stemt
mij bovendien hoopvol dat kinderen met bijzondere zorgbehoeften steeds meer ondersteuning
krijgen in China, en ook in eigen land kunnen worden opgevangen. Gelet op voorgaande
vind ik adopties uit China nog steeds verantwoord. In 2014 werden nog 137 kinderen
geadopteerd uit China, in 2018 waren 28 kinderen afkomstig uit China.
Vraag 7
Bent u ook van mening dat de perverse prikkel van financieel gewin uit het stelsel
van adopties gehaald moet worden? Hoe denkt u dit te kunnen bewerkstelligen?
Antwoord 7
Er zijn kosten verbonden aan interlandelijke adoptie. De hoogte van het bedrag dat
adoptiefouders moeten betalen is gebaseerd op de gemaakte kosten die gemoeid zijn
met interlandelijke adoptie. Het gaat dan om de kosten van de werkzaamheden van de
vergunninghouder en de kosten om de procedure in het land van herkomst te doorlopen.
Deze kosten verschillen per land. Betaling verloopt via de vergunninghouders. Vergunninghouders
zijn organisaties zonder winstoogmerk. Voor de vergunninghouders geldt dat er toetsing
plaatsvindt op de (financiële) informatie en administratieve organisatie door een
accountant.
Vergunninghouders zijn verplicht een financieel jaarverslag en jaarrekening in te
dienen bij mijn ministerie, voorzien van een accountantsverklaring waarin deze controleert
of de informatie van de vergunninghouder juist is en volledig.
Vraag 8
Wanneer kan de Kamer de tussenrapportage van de commissie Joustra verwachten waar
zij naar aanleiding van de procedurevergadering van de commissie Justitie en Veiligheid
d.d.19 juni jl. al om heeft verzocht? Kan deze tussenrapportage nog voor het algemeen
overleg over personen- en familierecht op 11 december 2019 aan de Kamer worden gezonden?
Zo nee, waarom niet?5
Antwoord vraag 8
De COIA is met ingang van 1 mei jl. met haar onderzoek begonnen. De COIA doet momenteel
dossieronderzoek en spreekt met betrokkenen. Het onderzoek bevindt zich aldus in een
eerste inventariserende fase, zodat er op dit moment geen tussenrapportage met inhoudelijke
conclusies kan worden opgesteld.
Vraag 9
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk, doch zeker voor het algemeen overleg over personen-
en familierecht beantwoorden?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.