Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sienot en Van der Lee over het bericht 'Nederland verontwaardigd: 'onze' Clauscentrale wil stroom gaan leveren aan België'
Vragen van de leden Sienot (D66) en Van der Lee (GroenLinks) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Nederland verontwaardigd: «onze» Clauscentrale wil stroom gaan leveren aan België» (ingezonden 7 november 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 28 november
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Nederland verontwaardigd: «onze» Clauscentrale wil
stroom gaan leveren aan België»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het deel uitmaken van een Europees energiesysteem vele voordelen
biedt, maar de levering van stroom van deze Clauscentrale aan het Belgisch stroomnet
onze leveringszekerheid in gevaar kan brengen en tot ongewenste hogere CO2-uitstoot voor Nederland zal leiden?
Antwoord 2
Ik deel die mening. Het feit dat landen elektriciteit kunnen importeren en exporteren
maakt de elektriciteitsmarkt efficiënter en het brengt kostenvoordelen met zich mee
voor de afnemers van elektriciteit.
In de geïntegreerde Europese elektriciteitsmarkt staat het de exploitant van de Clauscentrale
dan ook vrij om elektriciteit te leveren aan het Belgische elektriciteitsnet. Ik ben
echter van mening dat de levering van stroom aan het Belgische elektriciteitsnet dient
plaats te vinden via de Nederlands-Belgische interconnectiecapaciteit en niet via
een voorgenomen rechtstreekse aansluiting op het Belgische net met inbegrip van ontkoppeling
van het Nederlandse elektriciteitsnet. Conform artikel 16 van EU-verordening 2019/943
(hierna «de elektriciteitsmarktverordening») zijn lidstaten ook gehouden om een toenemend
volume van de interconnectiecapaciteit in de komende jaren voor marktdeelnemers beschikbaar
te stellen.
Met de samenloop van de sluiting van kolencentrales en de ontwikkelingen rondom het
klimaatakkoord, waarin het belang van leveringszekerheid met name na 2025 en ook de
behoefte aan regelbaar vermogen sterk benadrukt wordt zijn gascentrales richting 2030
ook voor Nederland van groot belang.
Het is lastig aan te geven wat het netto-effect op de CO2-uitstoot in Nederland is en of dit effect positief of negatief is. In een situatie
van ontkoppeling van het Nederlandse elektriciteitsnet voedt de Clauscentrale primair
in op de Belgische elektriciteitsmarkt en wordt de CO2-uitstoot aan Nederland toegerekend (zie verdere toelichting in de beantwoording van
vraag 6). Het exacte effect hiervan is op voorhand echter niet te bepalen ten opzichte
van de (reguliere) situatie waarin de Clauscentrale de Belgische markt indirect belevert
via de Belgisch-Nederlandse interconnector en de CO2-uitstoot, net als bij andere centrales die primair invoeden op het Nederlandse net,
voor het producerende land worden meegeteld. Hiernaast is het CO2-effect afhankelijk van de (soort) productie-eenheden die de Clauscentrale binnen
Nederland en/of ook in omringende landen vervangt.
Vraag 3
Deelt u de mening dat meer export van elektriciteit, opgewekt uit fossiele grondstoffen,
ook het risico verhoogt dat Nederland haar klimaatdoelen niet haalt?
Antwoord 3
In de Klimaat en Energieverkenning 2019 spreekt het Planbureau voor de Leefomgeving
de verwachting uit de CO2-emissies in de elektriciteitssector tussen 2020 en 2030 naar verwachting sterk zullen
dalen vanwege de toename aan duurzame energie. Wanneer er sprake is van een toename
van export naar omringende landen die ingevuld wordt door de inzet van fossiel opgewekte
elektriciteit kan dat gevolgen hebben voor de Nederlandse broeikasgasemissies.
Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 2 is de netto CO2-uitstoot afhankelijk van de (soort) productie-eenheden die op een bepaald moment
draaien en of die in Nederland of in omringende landen draaien.
Vraag 4
Heeft u reeds gesprekken gevoerd met de RWE over het leveren van stroom uit de Clauscentrale
aan het Belgische stroomnet? Zo ja, wat was daarbij uw inzet, met het oog op zowel
leveringszekerheid als het realiseren van klimaatdoelen?
Antwoord 4
Ja, ik heb hierover gesprekken gevoerd met RWE. Ik heb in die gesprekken aangegeven
dat de levering van stroom aan het Belgische elektriciteitsnet dient plaats te vinden
via de Nederlands-Belgische interconnectiecapaciteit en niet via de voorgenomen rechtstreekse
aansluiting op het Belgisch net met inbegrip van ontkoppeling van het Nederlandse
elektriciteitsnet. Deze boodschap heb ik tevens overgedragen aan mijn Belgische ambtsgenoot.
Vraag 5 en 6
Welke andere interventies, naast het aangaan van een dialoog, staan u binnen vigerende
wet- en regelgeving ter beschikking om te zorgen dat de leveringszekerheid niet in
gevaar komt of klimaatdoelen nog verder buiten beeld raken?
Kunt u toezeggen, als u in overleg met uw Belgische collega’s er niet in slaagt om
de export te voorkomen of sterk aan banden te leggen, dat de bijbehorende CO2-uitstoot op het conto van België wordt geschreven en niet van Nederland? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 5 en 6
Dit kan ik op dit moment niet toezeggen. De Clauscentrale valt onder het Europees
systeem voor emissiehandel (ETS). De emissies worden berekend volgens de voorschriften
van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), het Kyotoprotocol. De puntbron
is daarbij leidend. Een puntbron is een emissiebron die op locatie wordt gemeten of
berekend. De Clauscentrale is zo’n puntbron. Hieruit volgt dus dat de CO2-uitstoot onlosmakelijk verbonden is met de geografische ligging van de broeikgasgasinstallatie
van het producerende bedrijf.
Vraag 7
Op welke wijze organiseert het kabinet de capaciteitsmechanismen voor Nederland? Kunnen
situaties zoals met de Clauscentrale voorkomen worden?
Antwoord 7
Nederland gaat van het principe van marktwerking uit en dat er daarbij in geval van
elektriciteitsschaarste investeringsprikkels in productiecapaciteit ontstaan om in
de elektriciteitsvraag te voorzien. Het kabinet organiseert voor Nederland op dit
moment geen capaciteitsmechanisme en werkt momenteel aan een bredere visie over de
marktordening van de energietransitie die in 2020 gereed moet zijn.
Conform de Europese elektriciteitsmarktverordening zijn capaciteitsmechanismen overigens
niet de norm. Capaciteitsmechanismen mogen alleen worden ingevoerd indien een lidstaat
aantoont dat de leveringszekerheid niet kan worden gewaarborgd door een beter laten
functioneren van de markt of bijvoorbeeld door de aanleg van een strategische reserve.
Bovendien keurt de Europese Commissie conform de elektriciteitsmarktverordening een
capaciteitsmechanisme voor maximaal 10 jaar goed.
Conform de elektriciteitsmarktverordening dienen lidstaten de grensoverschrijdende
deelname van capaciteit die zich op hun grondgebied bevindt aan buitenlandse capaciteitsmechanismen
niet te beletten.
Nederland is echter van mening dat de door RWE voorgenomen ontkoppeling van het Nederlandse
elektriciteitsnet om gebruik te maken van het Belgische capaciteitsmechanisme niet
past bij de parallelle verplichting in de elektriciteitsmarktverordening om een toenemend
volume van de interconnectiecapaciteit in de komende jaren voor marktdeelnemers beschikbaar
te stellen. Ik ben hierover in gesprek met België met als uitgangspunt om tot een
constructieve oplossing te komen.
Vraag 8
Op welke wijze stimuleert het kabinet CO2-vrij regelbaar vermogen in eigen land? Op welke wijze adresseert Nederland in Europees
verband het belang van voldoende CO2-vrij regelbaar vermogen?
Antwoord 8
Om de leveringszekerheid met een energiemix die grotendeels uit wind en zon bestaat
te kunnen borgen is er behoefte aan flexibiliteit. Die flexibiliteit kan uit verschillende
bronnen komen zoals vraagsturing (zogenaamde «demand-side-response»), grootschalige
opslag van energie, conventioneel (en op den duur CO2-vrij) regelbaar vermogen, en via de interconnectie met buurlanden. Om de leveringszekerheid
te kunnen waarborgen zijn al deze factoren van belang en daarom tevens leidend bij
de Nederlandse inzet in Europees verband.
Mijn beeld is dat de elektriciteitsmarkt er voldoende op is toegerust om deze flexibiliteit
tot stand te laten komen, hoewel het belangrijk is om de ontwikkeling van flexibiliteit,
waaronder regelbaar vermogen, goed te blijven monitoren zowel op nationaal als op
Europees niveau.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.