Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Gerven over het bericht ‘Laboratoriumtest: Mogelijk kankerverwekkende minerale olieresten in babymelk van Neolac, Hero Baby en Nutrilon’
Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Ministers voor Medische Zorg en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Laboratoriumtest: Mogelijk kankerverwekkende minerale olieresten in babymelk van Neolac, Hero Baby en Nutrilon» (ingezonden 5 november 2019).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 27 november 2019).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat uit onafhankelijke laboratoriumtests blijkt dat
er mogelijk kankerverwekkende minerale oliecomponenten in babymelk van Neolac, Hero
Baby en Nutrilon Dieetvoeding zitten?1
Antwoord 1
Het signaal dat er mogelijk schadelijke stoffen in babymelkpoeder aanwezig zijn, neem
ik serieus. In reactie hierop heb ik de NVWA opdracht gegeven om de betreffende producten
zo snel mogelijk te bemonsteren en te onderzoeken. De NVWA is daarnaast in gesprek
met de bedrijven om de bron van de verontreiniging te achterhalen en maatregelen te
nemen om verontreiniging zoveel mogelijk te voorkómen. Ook heeft het Voedingscentrum
hierover na overleg informatie op zijn website gezet.2
Dit punt is ook op Europees niveau opgepakt. De Europese Commissie heeft het signaal
onder de aandacht gebracht van de lidstaten en acties uitgezet om duidelijkheid te
verkrijgen over de situatie, zoals het verzoek aan EFSA om een snelle risicobeoordeling
op te stellen op basis van de data uit de lidstaten. De EFSA heeft deze snelle risicobeoordeling
(https://www.efsa.europa.eu/en/supporting/pub/en-1741) op 18 november jl. aan de lidstaten gepresenteerd tijdens de vergadering van het
Permanent Comité voor Plant- en Diergezondheid, Diervoeder en Voedselveiligheid, sectie
Novel Food en Toxicologie (Scopaff). EFSA concludeert dat de bestaande informatie
niet voldoende is om een solide risicobeoordeling uit te voeren. EFSA beveelt aan
om data te genereren om dit wel mogelijk te maken, door aanvullende analyses uit te
voeren om het gehalte van de schadelijke fractie van de MOAH te bepalen.
Tijdens de brede discussie in dit besliscomité is de noodzaak van een vlotte EU-aanpak
bevestigd. Het meest urgent is, ook rekening houdend met de aanbevelingen van EFSA,
om helderheid te krijgen over de analysemethoden. Hiervoor organiseert de Europese
Commissie op 5 december as. een werkbijeenkomst waarvoor de lidstaten, belanghebbende
organisaties en NGO’s worden uitgenodigd. Er moeten afspraken komen over de analysemethoden
om betrouwbare data te genereren die in heel Europa met elkaar vergelijkbaar zijn.
Dit is de basis voor het opstellen van een solide risicobeoordeling door EFSA. Tijdens
het Scopaff was er ook consensus over het belang van opsporing van de bron van verontreiniging
(door de betrokken bedrijven), ook als een ingrediënt de bron is.
Het ultieme doel is om op een redelijke termijn risicomanagement maatregelen te nemen
op EU-niveau, zoals actie limieten of maximum gehaltes voor minerale oliën in voedsel
vast te stellen.
Vraag 2
Hoe oordeelt u over de resultaten van het betreffende onderzoek, rekening houdend
met de conclusie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in haar
meest recente rapport «Mineral oils in food; a review of occurrence and sources»,
dat «Mineral Oil Aromatic Hydrocarbons (MOAH) uit onvoldoende gezuiverde oliën al
bij een lage blootstelling kankerverwekkend kunnen zijn. Daarom mogen deze oliën in
de voedselketen niet worden gebruikt»?3
Antwoord 2
De resultaten en aanbevelingen van het genoemde RIVM-rapport zijn voor mij leidend.
Er zijn schadelijke en onschadelijke minerale oliën, maar het is, op dit moment en
met de huidige analysemethodes, nog niet mogelijk om onderscheid te maken tussen de
individuele minerale oliën. Het is daarom van het uiterste belang om de bron van de
verontreiniging met minerale oliën te kennen. Als de bron smeerolie van apparatuur
blijkt te zijn, is de kans op aanwezigheid van kankerverwekkende stoffen beperkt.
In de bedrijven wordt namelijk doorgaans gewerkt met gezuiverde «food-grade»smeeroliën, die bewezen veilig zijn. Dit ligt anders als er een andere bron van verontreiniging
is of als de bron niet duidelijk is.
Vraag 3
Bent u van mening dat, juist als het gaat om voeding voor pasgeborenen en jonge kinderen,
ouders er absoluut op moeten kunnen vertrouwen dat deze producten onschadelijk zijn
voor de gezondheid?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Bent u van mening dat de producenten de besmette producten terug moeten roepen? Zo
ja, gaat u de producenten daartoe oproepen?
Antwoord 4
De eerste reactie vanuit de overheid op het Foodwatch-onderzoek is dat NVWA de bedrijven
heeft bezocht en de bedrijven heeft opgedragen de bron op te sporen en zo nodig maatregelen
te nemen. Bij een signaal over mogelijke onveiligheid van voedingsmiddelen moet de
producent immers primair zelf actie ondernemen. Vervolgens kan de NVWA de bedrijven
opdragen producten terug te roepen, als zij voldoende aanwijzingen heeft dat er een
risico voor de volksgezondheid is. In dit geval zijn er zoveel onzekerheden over de
betrouwbaarheid van de methode en de conclusies daaruit, dat een aanwijzing om producten
terug te roepen niet aan de orde is. Daarnaast heeft de NVWA monsters genomen van
de producten, die nader zullen worden onderzocht. In dit bijzondere geval moet de
bron van de verontreiniging achterhaald worden om een risicoschatting te kunnen maken.
Deze aanpak is in Brussel ook met de andere Europese lidstaten en de Europese Commissie
overeengekomen.
Vraag 5
Bent u bereid om de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op te roepen om
de verontreinigde producten uit de rekken te verwijderen?
Antwoord 5
In dit geval ben ik daartoe niet bereid. Bedrijven zijn verplicht producten uit de
handel te nemen als er redenen zijn om aan te nemen de producten niet aan de voedselveiligheidseisen
voldoen. Dit is een overweging van de bedrijven zelf, op basis van de informatie waarover
zij beschikken. De NVWA kan pas optreden als zij weet of vermoedt dat de bedrijven
hun verantwoordelijkheid hierin niet nemen. Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven,
is de eerste stap dat de NVWA nagaat welke acties bedrijven zelf hebben genomen en
dat de NVWA zelf de producten onderzoekt.
Overigens haalt de NVWA nooit zelf producten uit de rekken. Deze actie voeren de bedrijven
uit, al dan niet in opdracht van de NVWA.
Vraag 6
Bent u van plan producenten te vragen om te bewijzen dat hun producten geen schadelijke
stoffen bevatten voordat ze in de winkel komen te liggen?
Antwoord 6
Bedrijven zijn op grond van de wetgeving al verplicht de mogelijke gevaren voor de
veiligheid van de producten in beeld te brengen en deze gevaren adequaat te beheersen.
Vraag 7
Vindt u dat maximumgehaltes voor minerale oliën in voedsel en andere schadelijke stoffen
in voeding wettelijk vastgesteld dienen te worden? Zo ja, bent u bereid om in Europees
verband hiervoor te pleiten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Voor zover minerale oliën schadelijk zijn, zijn maximumgehalten daaraan in voedingsmiddelen
zeker van belang. Nederland heeft daarvoor in Europees verband gepleit en de Europese
Commissie geeft aan de ontwikkeling hiervan prioriteit. Zo heeft de Europese Commissie
mij laten weten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.